Handelingen 13:36

Want David, als hij in zijn tijd den raad Gods gediend had, is ontslapen, en is bij zijn vaderen gelegd; en heeft wel verderving gezien;

1 Koningen 2:10

En David ontsliep met zijn vaderen, en werd begraven in de stad Davids.

Handelingen 2:29

Gij mannen broeders, het is mij geoorloofd vrij uit tot u te spreken van den patriarch David, dat hij beide gestorven en begraven is, en zijn graf is onder ons tot op dezen dag.

Handelingen 13:22

En dezen afgezet hebbende, verwekte Hij hun David tot een koning; denwelken Hij ook getuigenis gaf, en zeide: Ik heb gevonden David, den zoon van Jesse; een man naar Mijn hart, die al Mijn wil zal doen.

2 Samuël 7:12

Wanneer uw dagen zullen vervuld zijn, en gij met uw vaderen zult ontslapen zijn, zo zal Ik uw zaad na u doen opstaan, dat uit uw lijf voortkomen zal, en Ik zal zijn koninkrijk bevestigen.

Genesis 3:19

In het zweet uws aanschijns zult gij brood eten, totdat gij tot de aarde wederkeert, dewijl gij daaruit genomen zijt; want gij zijt stof, en gij zult tot stof wederkeren.

1 Kronieken 11:2

Zelfs ook te voren, toen Saul nog koning was, hebt gij Israel uitgeleid en ingeleid; ook heeft de HEERE, uw God, tot u gezegd: Gij zult Mijn volk Israel weiden, en gij zult voorganger zijn van Mijn volk Israel.

1 Kronieken 13:2-4

En David zeide tot de ganse gemeente van Israel: Indien het ulieden goeddunkt, en van den HEERE, onzen God, te zijn, laat ons ons uitbreiden, laat ons zenden aan onze overige broeders, in alle landen van Israel, en de priesters en Levieten, die met hen zijn in de steden, met haar voorsteden, opdat zij tot ons vergaderd worden.

1 Kronieken 15:12-16

En hij zeide tot hen: Gijlieden zijt hoofden der vaderen onder de Levieten; heiligt u, gij en uw broeders, dat gij de ark des HEEREN, des Gods van Israel, opbrengt, ter plaatse, die ik voor haar bereid heb.

1 Kronieken 15:25-29

Het geschiedde nu, dat David en de oudsten van Israel, en de oversten der duizenden, henengingen, om de ark des verbonds des HEEREN op te halen, uit het huis van Obed-Edom, met vreugde;

1 Kronieken 17:11

En het zal geschieden, als uw dagen zullen vervuld zijn, dat gij heengaat tot uw vaderen, zo zal Ik uw zaad na u doen opstaan, hetwelk uit uw zonen zijn zal, en Ik zal zijn koninkrijk bevestigen.

1 Kronieken 18:14

Alzo regeerde David over gans Israel, en hij deed zijn gansen volke recht en gerechtigheid.

1 Kronieken 22:1-19

En David zeide: Hier zal het huis Gods des HEEREN zijn, en hier zal het altaar des brandoffers voor Israel zijn.

2 Kronieken 9:31

En Salomo ontsliep met zijn vaderen, en zij begroeven hem in de stad zijns vaders Davids; en zijn zoon Rehabeam werd koning in zijn plaats.

2 Kronieken 12:16

En Rehabeam ontsliep met zijn vaderen, en werd begraven in de stad Davids; en zijn zoon Abia werd koning in zijn plaats.

2 Kronieken 21:1

Daarna ontsliep Josafat met zijn vaderen, en werd begraven bij zijn vaderen in de stad Davids; en zijn zoon Joram werd koning in zijn plaats.

2 Kronieken 26:23

En Uzzia ontsliep met zijn vaderen, en zij begroeven hem bij zijn vaderen, in het veld van de begrafenis, die van de koningen was; want zij zeiden: hij is melaats; en zijn zoon Jotham werd koning in zijn plaats.

Job 17:14

Tot de groeve roep ik: Gij zijt mijn vader! Tot het gewormte: Mijn moeder, en mijn zuster!

Job 19:26-27

En als zij na mijn huid dit doorknaagd zullen hebben, zal ik uit mijn vlees God aanschouwen;

Job 21:26

Zij liggen te zamen neder in het stof, en het gewormte overdekt ze.

Psalmen 49:9

Dat hij ook voortaan geduriglijk zou leven, en de verderving niet zien.

Psalmen 49:14

Men zet hen als schapen in het graf, de dood zal hen afweiden; en de oprechten zullen over hen heersen in dien morgenstond; en het graf zal hun gedaante verslijten, elk uit zijn woning.

Psalmen 78:71-72

Van achter de zogende schapen deed Hij hem komen, om te weiden Jakob, Zijn volk, en Israel, Zijn erfenis.

Johannes 11:39

Jezus zeide: Neemt den steen weg. Martha, de zuster des gestorvenen, zeide tot Hem: Heere, hij riekt nu al, want hij heeft vier dagen aldaar gelegen.

Handelingen 7:60

En vallende op de knieen, riep hij met grote stem: Heere, reken hun deze zonde niet toe! En als hij dat gezegd had, ontsliep hij.

Handelingen 20:27

Want ik heb niet achtergehouden, dat ik u niet zou verkondigd hebben al den raad Gods.

1 Corinthiërs 15:6

Daarna is Hij gezien van meer dan vijfhonderd broeders op eenmaal, van welken het meren deel nog over is, en sommigen ook zijn ontslapen.

1 Corinthiërs 15:18

Zo zijn dan ook verloren, die in Christus ontslapen zijn.

1 Corinthiërs 15:42-44

Alzo zal ook de opstanding der doden zijn. Het lichaam wordt gezaaid in verderfelijkheid, het wordt opgewekt in onverderfelijkheid;

1 Corinthiërs 15:53-54

Want dit verderfelijke moet onverderfelijkheid aandoen, en dit sterfelijke moet onsterfelijkheid aandoen.

1 Thessalonicenzen 4:13

Doch, broeders, ik wil niet, dat gij onwetende zijt van degenen, die ontslapen zijn, opdat gij niet bedroefd zijt, gelijk als de anderen, die geen hoop hebben.

Schriftkennis schatkamer niet toegevoegd

Public domain