Job 16:21

Och, mocht men rechten voor een man met God, gelijk een kind des mensen voor zijn vriend.

Job 31:35

Och, of ik een hadde, die mij hoorde! Zie, mijn oogmerk is, dat de Almachtige mij antwoorde, en dat mijn tegenpartij een boek schrijve.

Job 9:34-35

Dat Hij van op mij Zijn roede wegdoe, en dat Zijn verschrikking mij niet verbaasd make;

Job 13:3

Maar ik zal tot den Almachtige spreken, en ben belust mij te verdedigen voor God.

Job 13:22

Roep dan, en ik zal antwoorden; of ik zal spreken, en geef mij antwoord.

Job 23:3-7

Och, of ik wist, dat ik Hem vinden zou, ik zou tot Zijn stoel komen;

Job 40:1-5

En de HEERE antwoordde Job uit een onweder, en zeide:

Prediker 6:10

Wat ook iemand zij, alrede is zijn naam genoemd, en het is bekend, dat hij een mens is; en dat hij niet kan rechten met dien, die sterker is dan hij.

Jesaja 45:9

Wee dien, die met zijn Formeerder twist, gelijk een potscherf met aarden potscherven! Zal ook het leem tot zijn formeerder zeggen: Wat maakt gij? of zal uw werk zeggen: Hij heeft geen handen?

Romeinen 9:20

Maar toch, o mens, wie zijt gij, die tegen God antwoordt? Zal ook het maaksel tot dengene, die het gemaakt heeft, zeggen: Waarom hebt gij mij alzo gemaakt?

Schriftkennis schatkamer niet toegevoegd

Public domain