Job 9:34

Dat Hij van op mij Zijn roede wegdoe, en dat Zijn verschrikking mij niet verbaasd make;

Psalmen 39:10

Neem Uw plage van op mij weg, ik ben bezweken van de bestrijding Uwer hand.

Job 33:7

Zie, mijn verschrikking zal u niet beroeren, en mijn hand zal over u niet zwaar zijn.

Job 13:11

Zal u niet Zijn hoogheid verschrikken, en Zijn vreze over u vallen?

Job 13:20-22

Alleenlijk doe twee dingen niet met mij; dan zal ik mij van Uw aangezicht niet verbergen.

Job 23:15

Hierom word ik voor Zijn aangezicht beroerd; aanmerk het, en vrees voor Hem;

Job 29:2-25

Och, of ik ware, gelijk in de vorige maanden, gelijk in de dagen, toen God mij bewaarde!

Job 31:23

Want het verderf Gods was bij mij een schrik, en ik vermocht niet vanwege Zijn hoogheid.

Job 37:1

Ook beeft hierover mijn hart, en springt op uit zijn plaats.

Psalmen 90:11

Wie kent de sterkte Uws toorns, en Uw verbolgenheid, naardat Gij te vrezen zijt?

Schriftkennis schatkamer niet toegevoegd

Public domain