Job 16:5
Ik zou u versterken met mijn mond, en de beweging mijner lippen zou zich inhouden.
Job 4:3-4
Zie, gij hebt velen onderwezen, en gij hebt slappe handen gesterkt;
Job 6:14
Aan hem, die versmolten is, zou van zijn vriend weldadigheid geschieden; of hij zou de vreze des Almachtigen verlaten.
Job 29:25
Verkoos ik hun weg, zo zat ik bovenaan, en woonde als een koning onder de benden, als een, die treurigen vertroost.
Psalmen 27:14
Wacht op den HEERE, zijt sterk, en Hij zal uw hart versterken, ja, wacht op den HEERE.
Spreuken 27:9
Olie en reukwerk verblijdt het hart; alzo is de zoetigheid van iemands vriend, vanwege den raad der ziel.
Spreuken 27:17
Ijzer scherpt men met ijzer; alzo scherpt een man het aangezicht zijns naasten.
Jesaja 35:3-4
Versterkt de slappe handen, en stelt de struikelende knieen vast.
Galaten 6:1
Broeders, indien ook een mens vervallen ware door enige misdaad, gij, die geestelijk zijt, brengt den zodanige te recht met den geest der zachtmoedigheid; ziende op uzelven, opdat ook gij niet verzocht wordt.
Schriftkennis schatkamer niet toegevoegd