Job 17:3

Zet toch bij, stel mij een borg bij U; wie zal hij zijn? Dat in mijn hand geklapt worde.

Spreuken 11:15

Als iemand voor een vreemde borg geworden is, hij zal zekerlijk verbroken worden; maar wie degenen haat, die in de hand klappen, is zeker.

Psalmen 119:122

Wees borg voor Uw knecht ten goede; laat de hovaardigen mij niet onderdrukken.

Jesaja 38:14

Gelijk een kraan of zwaluw, alzo piepte ik; ik kirde als een duif; mijn ogen verhieven zich omhoog; o HEERE! ik word onderdrukt, wees Gij mijn Borg.

Hebreeën 7:22

Van een zoveel beter verbond is Jezus Borg geworden.

Genesis 43:9

Ik zal borg voor hem zijn; van mijn hand zult gij hem eisen; indien ik hem tot u niet breng en hem voor uw aangezicht stel, zo zal ik alle dagen tegen u gezondigd hebben!

Genesis 44:32

Want uw knecht is voor dezen jongeling borg bij mijn vader, zeggende: Zo ik hem tot u niet wederbreng, zo zal ik tegen mijn vader alle dagen gezondigd hebben!

Job 9:33

Er is geen scheidsman tussen ons, die zijn hand op ons beiden leggen mocht.

Spreuken 6:11

Zo zal uw armoede u overkomen als een wandelaar, en uw gebrek als een gewapend man.

Spreuken 17:18

Een verstandeloos mens klapt in de hand, zich borg stellende bij zijn naaste.

Spreuken 20:16

Als iemand voor een vreemde borg geworden is, neem zijn kleed; en pand hem voor de onbekenden.

Spreuken 22:26

Wees niet onder degenen, die in de hand klappen, onder degenen, die voor schulden borg zijn.

Schriftkennis schatkamer niet toegevoegd

Public domain