Job 20:2
Daarom doen mijn gedachten mij antwoorden, en over zulks is mijn verhaasten in mij.
Job 4:2
Zo wij een woord opnemen tegen u, zult gij verdrietig zijn? Nochtans wie zal zich van woorden kunnen onthouden?
Job 13:19
Wie is hij, die met mij twist? Wanneer ik nu zweeg, zo zou ik den geest geven.
Job 20:3
Ik heb aangehoord een bestraffing, die mij schande aandoet; maar de geest zal uit mijn verstand voor mij antwoorden.
Job 32:13-20
Opdat gij niet zegt: Wij hebben de wijsheid gevonden; God heeft hem nedergestoten, geen mens.
Psalmen 31:22
Ik zeide wel in mijn haasten: Ik ben afgesneden van voor Uw ogen; dan nog hoordet Gij de stem mijner smekingen, als ik tot U riep.
Psalmen 39:2-3
Ik was verstomd door stilzwijgen, ik zweeg van het goede; maar mijn smart werd verzwaard.
Psalmen 116:11
Ik zeide in mijn haasten: Alle mensen zijn leugenaars.
Spreuken 14:29
De lankmoedige is groot van verstand; maar die haastig is van gemoed, verheft de dwaasheid.
Spreuken 29:20
Hebt gij een man gezien, die haastig in zijn woorden is? Van een zot is meer verwachting dan van hem.
Prediker 7:9
Zijt niet haastig in uw geest om te toornen; want de toorn rust in den boezem der dwazen.
Jeremia 20:9
Dies zeide ik: Ik zal Zijner niet gedenken, en niet meer in Zijn Naam spreken; maar het werd in mijn hart als een brandend vuur, besloten in mijn beenderen; en ik bemoeide mij om te verdragen, maar konde niet.
Markus 6:25
En zij, terstond met haast ingaande tot den koning, heeft het geeist, zeggende: Ik wil, dat gij mij nu terstond, in een schotel, geeft het hoofd van Johannes den Doper.
Romeinen 10:2
Want ik geef hun getuigenis, dat zij een ijver tot God hebben, maar niet met verstand.
Jakobus 1:19
Zo dan, mijn geliefde broeders, een iegelijk mens zij ras om te horen, traag om te spreken, traag tot toorn;
Schriftkennis schatkamer niet toegevoegd