Job 21:8

Hun zaad is bestendig met hen voor hun aangezicht, en hun spruiten zijn voor hun ogen.

Job 5:3-4

Ik heb gezien een dwaas wortelende; doch terstond vervloekte ik zijn woning.

Job 18:19

Hij zal geen zoon, noch neef hebben onder zijn volk; en niemand zal in zijn woningen overig zijn.

Job 20:10

Zijn kinderen zullen zoeken den armen te behagen; en zijn handen zullen zijn vermogen moeten weder uitkeren.

Job 20:28

De inkomste van zijn huis zal weggevoerd worden; het zal al henenvloeien in den dag Zijns toorns.

Psalmen 17:14

Met Uw hand van de lieden, o HEERE! van de lieden, die van de wereld zijn, welker deel in dit leven is, welker buik Gij vervult met Uw verborgen schat; de kinderen worden verzadigd, en zij laten hun overschot hun kinderkens achter.

Spreuken 17:6

De kroon de ouden zijn de kindskinderen, en der kinderen sieraad zijn hun vaderen.

Schriftkennis schatkamer niet toegevoegd

Public domain