Hierom word ik voor Zijn aangezicht beroerd; aanmerk het, en vrees voor Hem;

Zo ik goddeloos ben, wee mij! En ben ik rechtvaardig, ik zal mijn hoofd niet opheffen; ik ben zat van schande, maar aanzie mijn ellende.

Och, of ik wist, dat ik Hem vinden zou, ik zou tot Zijn stoel komen;

Want het verderf Gods was bij mij een schrik, en ik vermocht niet vanwege Zijn hoogheid.

Dacht ik aan God, zo maakte ik misbaar; peinsde ik, zo werd mijn ziel overstelpt. Sela.

Het haar mijns vleses is te berge gerezen van verschrikking voor U, en ik heb gevreesd voor Uw oordelen.

Als ik het hoorde, zo werd mijn buik beroerd; voor de stem hebben mijn lippen gebeefd; verrotting kwam in mijn gebeente, en ik werd beroerd in mijn plaats. Zekerlijk, ik zal rusten ten dage der benauwdheid, als hij optrekken zal tegen het volk, dat hij het met benden aanvalle.

Schriftkennis schatkamer niet toegevoegd

Public domain

Alle Vertalingen
Dutch Staten Vertaling