Job 27:3

Zo lang als mijn adem in mij zal zijn, en het geblaas Gods in mijn neus;

Genesis 2:7

En de HEERE God had den mens geformeerd uit het stof der aarde, en in zijn neusgaten geblazen de adem des levens; alzo werd de mens tot een levende ziel.

Job 33:4

De Geest Gods heeft mij gemaakt, en de adem des Almachtigen heeft mij levend gemaakt.

Jesaja 2:22

Laat gijlieden dan af van den mens, wiens adem in zijn neus is, want waarin is hij te achten?

Job 32:8

Zekerlijk de geest, die in den mens is, en de inblazing des Almachtigen, maakt henlieden verstandig.

Handelingen 17:25

En wordt ook van mensenhanden niet gediend, als iets behoevende, alzo Hij Zelf allen het leven en den adem, en alle dingen geeft;

Schriftkennis schatkamer niet toegevoegd

Public domain