Job 34:6
Ik moet liegen in mijn recht; mijn pijl is smartelijk zonder overtreding.
Job 6:4
Want de pijlen des Almachtigen zijn in mij, welker vurig venijn mijn geest uitdrinkt; de verschrikkingen Gods rusten zich tegen mij.
Job 16:13
Zijn schutters hebben mij omringd; Hij heeft mijn nieren doorspleten, en niet gespaard; Hij heeft mijn gal op de aarde uitgegoten.
Job 27:4-6
Indien mijn lippen onrecht zullen spreken, en indien mijn tong bedrog zal uitspreken!
Schriftkennis schatkamer niet toegevoegd