Job 41:10
Uit zijn mond gaan fakkelen, vurige vonken raken er uit.
Genesis 49:9
Juda is een leeuwenwelp! gij zijt van de roof opgeklommen, mijn zoon! Hij kromt zich, hij legt zich neder als een leeuw, en als een oude leeuw; wie zal hem doen opstaan?
Numberi 24:9
Hij heeft zich gekromd, hij heeft zich nedergelegd, gelijk een leeuw, en als een oude leeuw; wie zal hem doen opstaan? Zo wie u zegent, die zij gezegend, en vervloekt zij, wie u vervloekt!
Job 3:8
Dat hem vervloeken de vervloekers des dags, die bereid zijn hun rouw te verwekken;
Job 9:4
Hij is wijs van hart, en sterk van kracht; wie heeft zich tegen Hem verhard, en vrede gehad?
Job 40:9
Dan zal Ik ook u loven, omdat uw rechterhand u zal verlost hebben.
Psalmen 2:11-12
Dient den HEERE met vreze, en verheugt u met beving.
Jeremia 12:5
Als gij loopt met de voetgangers, zo maken zij u moede; hoe zult gij u dan mengen met de paarden? Zo gij alleenlijk vertrouwt in een land van vrede, hoe zult gij het dan maken in de verheffing van de Jordaan?
Ezechiël 8:17-18
Toen zeide Hij tot mij: Hebt gij, mensenkind, dat gezien? Is er iets lichter geacht bij het huis van Juda, dan deze gruwelen te doen, die zij hier doen? Als zij het land met geweld vervuld hebben, zo keren zij zich, om Mij te vertoornen; want zie, zij steken de wijnranken aan hun neus.
1 Corinthiërs 10:22
Of tergen wij den Heere? Zijn wij sterker dan Hij?
Schriftkennis schatkamer niet toegevoegd