Job 41:11
Uit zijn neusgaten komt rook voort, als uit een ziedende pot en ruimen ketel.
Psalmen 24:1
Een psalm van David. De aarde is des HEEREN, mitsgaders haar volheid, de wereld, en die daarin wonen.
Romeinen 11:35
Of wie heeft Hem eerst gegeven, en het zal hem wedervergolden worden?
Exodus 19:5
Nu dan, indien gij naarstiglijk Mijner stem zult gehoorzamen, en Mijn verbond houden, zo zult gij Mijn eigendom zijn uit alle volken, want de ganse aarde is Mijn;
Deuteronomium 10:14
Ziet, des HEEREN, uws Gods, is de hemel, en de hemel der hemelen, de aarde, en al wat daarin is.
Psalmen 50:12
Zo Mij hongerde, Ik zou het u niet zeggen; want Mijn is de wereld en haar volheid.
1 Corinthiërs 10:26
Want de aarde is des Heeren, en de volheid derzelve.
Job 35:7
Indien gij rechtvaardig zijt, wat geeft gij Hem, of wat ontvangt Hij uit uw hand?
1 Kronieken 29:11-14
Uw, o HEERE, is de grootheid, en de macht, en de heerlijkheid, en de overwinning, en de majesteit; want alles, wat in den hemel en op aarde is, is Uw: Uw, o HEERE, is het Koninkrijk, en Gij hebt U verhoogd tot een Hoofd boven alles.
Job 22:2-3
Zal ook een man Gode voordelig zijn? Maar voor zichzelven zal de verstandige voordelig zijn.
Psalmen 21:3
Want Gij komt hem voor met zegeningen van het goede; op zijn hoofd zet Gij een kroon van fijn goud.
Psalmen 115:16
Aangaande den hemel, de hemel is des HEEREN; maar de aarde heeft Hij de mensenkinderen gegeven.
1 Corinthiërs 10:28
Maar zo iemand tot ulieden zegt: Dat is afgodenoffer; eet het niet, om desgenen wil, die u dat te kennen gegeven heeft, en om des gewetens wil. Want de aarde is des Heeren, en de volheid derzelve.
Schriftkennis schatkamer niet toegevoegd