Job 6:11
Wat is mijn kracht, dat ik hopen zou? Of welk is mijn einde, dat ik mijn leven verlengen zou?
Job 7:5-7
Mijn vlees is met het gewormte en met het gruis des stofs bekleed; mijn huid is gekliefd en verachtelijk geworden.
Job 10:20
Zijn mijn dagen niet weinig? Houd op, zet van mij af, dat ik mij een weinig verkwikke;
Job 13:25
Zult Gij een gedreven blad verbrijzelen, en zult Gij een drogen stoppel vervolgen?
Job 13:28
En hij veroudert als een verrotting, als een kleed, dat de mot opeet.
Job 17:1
Mijn geest is verdorven, mijn dagen worden uitgeblust, de graven zijn voor mij.
Job 17:14-16
Tot de groeve roep ik: Gij zijt mijn vader! Tot het gewormte: Mijn moeder, en mijn zuster!
Job 21:4
Is (mij aangaande) mijn klacht tot den mens? Doch of het zo ware, waarom zou mijn geest niet verdrietig zijn?
Psalmen 39:5
Zie, Gij hebt mijn dagen een handbreed gesteld, en mijn leeftijd is als niets voor U; immers is een ieder mens, hoe vast hij staat, enkel ijdelheid. Sela.
Psalmen 90:5-10
Gij overstroomt hen; zij zijn gelijk een slaap; in den morgenstond zijn zij gelijk het gras, dat verandert;
Psalmen 102:23
Hij heeft mijn kracht op den weg ter nedergedrukt; mijn dagen heeft Hij verkort.
Psalmen 103:14-16
Want Hij weet, wat maaksel wij zijn, gedachtig zijnde, dat wij stof zijn.
Schriftkennis schatkamer niet toegevoegd