Leviticus 11:5
En het konijntje, want het herkauwt wel, maar verdeelt den klauw niet; dat zal u onrein zijn;
Psalmen 104:18
De hoge bergen zijn voor de steenbokken; de steenrotsen zijn een vertrek voor de konijnen.
Spreuken 30:26
De konijnen zijn een machteloos volk; nochtans stellen zij hun huis in den rotssteen.
Job 36:14
Hun ziel zal in de jonkheid sterven, en hun leven onder de schandjongens.
Mattheüs 7:26
En een iegelijk, die deze Mijn woorden hoort en dezelve niet doet, die zal bij een dwazen man vergeleken worden, die zijn huis op het zand gebouwd heeft;
Romeinen 2:18-24
En gij weet Zijn wil, en beproeft de dingen, die daarvan verschillen, zijnde onderwezen uit de wet;
Filippenzen 3:18-19
Want velen wandelen anders; van dewelken ik u dikmaals gezegd heb, en nu ook wenende zeg, dat zij vijanden des kruises van Christus zijn;
2 Timotheüs 3:5
Hebbende een gedaante van godzaligheid, maar die de kracht derzelve verloochend hebben. Heb ook een afkeer van dezen.
Titus 1:16
Zij belijden, dat zij God kennen, maar zij verloochenen Hem met de werken, alzo zij gruwelijk zijn en ongehoorzaam, en tot alle goed werk ongeschikt.
Schriftkennis schatkamer niet toegevoegd