3 Aaron zal die voor het aangezicht des HEEREN gedurig toerichten, van den avond tot den morgen, buiten den voorhang van de getuigenis, in de tent der samenkomst; het is een eeuwige inzetting voor uw geslachten.
3 Outside the veil of testimony in the tent of meeting, Aaron shall keep it in order from evening to morning before the Lord continually; it shall be a perpetual statute throughout your generations.
9 En het zal voor Aaron en zijn zonen zijn, die dat in de heilige plaats zullen eten; want het is voor hem een heiligheid der heiligheden uit de vuurofferen des HEEREN, een eeuwige inzetting.
9 It shall be for Aaron and his sons, and they shall eat it in a holy place; for it is most holy to him from the Lord’s offerings by fire, his portion forever.”
10 En er ging de zoon ener Israelietische vrouw uit, die, in het midden der kinderen Israels, de zoon van een Egyptische man was; en de zoon van deze Israelietische en een Israelietisch man twistten in het leger.
10 Now the son of an Israelite woman, whose father was an Egyptian, went out among the sons of Israel; and the Israelite woman’s son and a man of Israel struggled with each other in the camp.
11 Toen lasterde de zoon der Israelietische vrouw uitdrukkelijk den NAAM, en vloekte; daarom brachten zij hem tot Mozes; de naam nu zijner moeder was Selomith, de dochter van Dibri, van den stam Dan.
11 The son of the Israelite woman blasphemed the Name and cursed. So they brought him to Moses. (Now his mother’s name was Shelomith, the daughter of Dibri, of the tribe of Dan.)
14 Breng den vloeker uit tot buiten het leger, en allen, die het gehoord hebben, zullen hun handen op zijn hoofd leggen; daarna zal hem de gehele vergadering stenigen.
14 “Bring the one who has cursed outside the camp, and let all who heard him lay their hands on his head; then let all the congregation stone him.
16 En wie den Naam des HEEREN gelasterd zal hebben, zal zekerlijk gedood worden; de ganse vergadering zal hem zekerlijk stenigen; alzo zal de vreemdeling zijn, gelijk de inboorling, als hij den NAAM zal gelasterd hebben, hij zal gedood worden.
16 Moreover, the one who blasphemes the name of the Lord shall surely be put to death; all the congregation shall certainly stone him. The alien as well as the native, when he blasphemes the Name, shall be put to death.
23 En Mozes zeide tot de kinderen Israels, dat zij den vloeker tot buiten het leger uitbrengen, en hem met stenen stenigen zouden. En de kinderen Israels deden, gelijk als de HEERE Mozes geboden had.
23 Then Moses spoke to the sons of Israel, and they brought the one who had cursed outside the camp and stoned him with stones. Thus the sons of Israel did, just as the Lord had commanded Moses.
Public domain
New American Standard Bible Copyright ©1960, 1962, 1963, 1968, 1971, 1972, 1973, 1975, 1977, 1995 by The Lockman Foundation, La Habra, Calif. All rights reserved. For Permission to Quote Information visit http://www.lockman.org