Markus 4:10
En als Hij nu alleen was, vraagden Hem degenen, die omtrent Hem waren, met de twaalven, naar de gelijkenis.
Mattheüs 13:10-17
En de discipelen tot Hem komende, zeiden tot Hem: Waarom spreekt Gij tot hen door gelijkenissen?
Markus 4:34
En zonder gelijkenis sprak Hij tot hen niet; maar Hij verklaarde alles Zijn discipelen in het bijzonder.
Spreuken 13:20
Die met de wijzen omgaat, zal wijs worden; maar die der zotten metgezel is, zal verbroken worden.
Mattheüs 13:36
Toen nu Jezus de scharen van Zich gelaten had, ging Hij naar huis. En Zijn discipelen kwamen tot Hem, zeggende: Verklaar ons de gelijkenis van het onkruid des akkers.
Markus 7:17
En toen Hij van de schare in huis gekomen was, vraagden Hem Zijn discipelen van de gelijkenis.
Lukas 8:9-15
En Zijn discipelen vraagden Hem, zeggende: Wat mag deze gelijkenis wezen?
Schriftkennis schatkamer niet toegevoegd