Parallel Verses
Dutch Staten Vertaling
Maar opdat wij hun geen aanstoot geven, ga heen naar de zee, werp de angel uit, en de eerste vis, die opkomt, neem, en zijn mond geopend hebbende, zult gij een stater vinden; neem die, en geef hem aan hen voor Mij en u.
New American Standard Bible
"However, so that we do not offend them, go to the sea and throw in a hook, and take the first fish that comes up; and when you open its mouth, you will find a shekel. Take that and give it to them for you and Me."
Onderwerpen
Kruisreferenties
1 Corinthiërs 8:13
Daarom, indien de spijs mijn broeder ergert, zo zal ik in eeuwigheid geen vlees eten, opdat ik mijn broeder niet ergere.
Genesis 1:28
En God zegende hen, en God zeide tot hen: Weest vruchtbaar, en vermenigvuldigt, en vervult de aarde, en onderwerpt haar, en hebt heerschappij over de vissen der zee, en over het gevogelte des hemels, en over al het gedierte, dat op de aarde kruipt!
1 Koningen 17:4
En het zal geschieden, dat gij uit de beek drinken zult; en Ik heb de raven geboden, dat zij u daar onderhouden zullen.
Psalmen 8:8
Het gevogelte des hemels, en de vissen der zee; hetgeen de paden der zeeen doorwandelt.
Jona 1:17
De HEERE nu beschikte een groten vis, om Jona in te slokken; en Jona was in het ingewand van den vis, drie dagen en drie nachten.
Jona 2:10
De HEERE nu sprak tot den vis; en hij spuwde Jona uit op het droge.
Mattheüs 15:12-14
Toen kwamen Zijn discipelen tot Hem, en zeiden tot Hem: Weet Gij wel, dat de Farizeen deze rede horende, geergerd zijn geweest?
Johannes 6:61
Jezus nu, wetende bij Zichzelven, dat Zijn discipelen daarover murmureerden, zeide tot hen: Ergert ulieden dit?
Romeinen 14:21
Het is goed geen vlees te eten, noch wijn te drinken, noch iets, waaraan uw broeder zich stoot, of geergerd wordt, of waarin hij zwak is.
Romeinen 15:1-3
Maar wij, die sterk zijn, zijn schuldig de zwakheden der onsterken te dragen, en niet onszelven te behagen.
1 Corinthiërs 8:9
Maar ziet toe, dat deze uw macht niet enigerwijze een aanstoot worde dengenen, die zwak zijn.
1 Corinthiërs 9:19-22
Want daar ik van allen vrij was, heb ik mijzelven allen dienstbaar gemaakt, opdat ik er meer zou winnen.
1 Corinthiërs 10:32-33
Weest zonder aanstoot te geven, en den Joden, en den Grieken, en der Gemeente Gods.
2 Corinthiër 6:3
Wij geven geen aanstoot in enig ding, opdat de bediening niet gelasterd worde.
2 Corinthiër 8:9
Want gij weet de genade van onzen Heere Jezus Christus, dat Hij om uwentwil is arm geworden, daar Hij rijk was, opdat gij door Zijn armoede zoudt rijk worden.
1 Thessalonicenzen 5:22
Onthoudt u van allen schijn des kwaads.
Titus 2:7-8
Betoon uzelven in alles een voorbeeld van goede werken, betoon in de leer onvervalstheid, deftigheid, oprechtheid;
Hebreeën 2:7-8
Gij hebt hem een weinig minder gemaakt dan de engelen; met heerlijkheid en eer hebt Gij hem gekroond, en Gij hebt hem gesteld over de werken Uwer handen;
Jakobus 2:5
Hoort, mijn geliefde broeders, heeft God niet uitverkoren de armen dezer wereld, om rijk te zijn in het geloof, en erfgenamen des Koninkrijks, hetwelk Hij belooft dengenen, die Hem liefhebben?