Nehemia 8:12
En de Levieten stilden al het volk, zeggende: Zwijgt, want deze dag is heilig, daarom bedroeft u niet.
Nehemia 8:7-8
En Ezra loofde den HEERE, den groten God; en al het volk antwoordde: Amen, amen! met opheffing hunner handen, en neigden zich, en aanbaden den HEERE, met de aangezichten ter aarde.
Job 23:12
Het gebod Zijner lippen heb ik ook niet weggedaan; de redenen Zijns monds heb ik meer dan mijn bescheiden deel weggelegd.
Psalmen 19:8-11
De bevelen des HEEREN zijn recht, verblijdende het hart; het gebod des HEEREN is zuiver, verlichtende de ogen.
Psalmen 119:14
Ik ben vrolijker in den weg Uwer getuigenissen, dan over allen rijkdom.
Psalmen 119:16
Ik zal mijzelven vermaken in Uw inzettingen; Uw woord zal ik niet vergeten.
Psalmen 119:72
De wet Uws monds is mij beter, dan duizenden van goud of zilver.
Psalmen 119:97
Mem. Hoe lief heb ik Uw wet! Zij is mijn betrachting den gansen dag.
Psalmen 119:103-104
Hoe zoet zijn Uw redenen mijn gehemelte geweest, meer dan honig mijn mond!
Psalmen 119:111
Ik heb Uw getuigenissen genomen tot een eeuwige erve, want zij zijn mijns harten vrolijkheid.
Psalmen 119:127
Daarom heb ik Uw geboden lief, meer dan goud, ja, meer dan het fijnste goud.
Psalmen 119:130
De opening Uwer woorden geeft licht, de slechten verstandig makende.
Psalmen 119:171
Mijn lippen zullen Uw lof overvloediglijk uitstorten, als Gij mij Uw inzettingen zult geleerd hebben.
Psalmen 119:174
O HEERE! ik verlang naar Uw heil, en Uw wet is al mijn vermaking.
Psalmen 126:1-3
Een lied Hammaaloth. Als de HEERE de gevangenen Sions wederbracht, waren wij gelijk degenen, die dromen.
Spreuken 2:10-11
Als de wijsheid in uw hart zal gekomen zijn, en de wetenschap voor uw ziel zal liefelijk zijn;
Spreuken 24:13-14
Eet honig, mijn zoon! want hij is goed, en honigzeem is zoet voor uw gehemelte.
Jeremia 15:16
Als Uw woorden gevonden zijn, zo heb ik ze opgegeten, en Uw woord is mij geweest tot vreugde en tot blijdschap mijns harten; want ik ben naar Uw Naam genoemd, o HEERE, God der heirscharen!
Lukas 24:32
En zij zeiden tot elkander: Was ons hart niet brandende in ons, als Hij tot ons sprak op den weg, en als Hij ons de Schriften opende?
Romeinen 7:18
Want ik weet, dat in mij, dat is, in mijn vlees, geen goed woont; want het willen is wel bij mij, maar het goede te doen, dat vind ik niet.
Schriftkennis schatkamer niet toegevoegd