Psalmen 109:15

Dat zij gedurig voor den HEERE zijn; en Hij roeie hun gedachtenis uit van de aarde.

Psalmen 34:16

Pe. Het aangezicht des HEEREN is tegen degenen, die kwaad doen, om hun gedachtenis van de aarde uit te roeien.

Job 18:17

Zijn gedachtenis zal vergaan van de aarde, en hij zal geen naam hebben op de straten.

Psalmen 90:8

Gij stelt onze ongerechtigheden voor U, onze heimelijke zonden in het licht Uws aanschijns.

Deuteronomium 32:34

Is dat niet bij Mij opgesloten, verzegeld in Mijn schatten?

Psalmen 51:9

Verberg Uw aangezicht van mijn zonden, en delg uit al mijn ongerechtigheden.

Psalmen 109:13

Dat zijn nakomelingen uitgeroeid worden; hun naam worde uitgedelgd in het andere geslacht.

Jesaja 65:15

En gijlieden zult uw naam Mijn uitverkorenen tot een vervloeking laten; en de Heere HEERE zal ulieden doden, maar Zijn knechten zal Hij met een anderen naam noemen;

Jeremia 2:22

Want, al wiest gij u met salpeter, en naamt u veel zeep, zo is toch uw ongerechtigheid voor Mijn aangezicht getekend, spreekt de Heere HEERE.

Hosea 7:2

En zij zeggen niet in hun hart, dat Ik al hunner boosheid gedachtig ben; nu omsingelen hen hun handelingen, zij zijn voor Mijn aangezicht.

Amos 8:7

De HEERE heeft gezworen bij Jakobs heerlijkheid: Zo Ik al hun werken in eeuwigheid zal vergeten!

Schriftkennis schatkamer niet toegevoegd