Psalmen 127:4

Gelijk de pijlen zijn in de hand eens helds, zodanig zijn de zonen der jeugd.

Psalmen 120:4

Scherpe pijlen eens machtigen, mitsgaders gloeiende jeneverkolen.

Spreuken 17:6

De kroon de ouden zijn de kindskinderen, en der kinderen sieraad zijn hun vaderen.

Spreuken 31:28

Koph. Haar kinderen staan op, en roemen haar welgelukzalig; ook haar man, en hij prijst haar, zeggende:

Jeremia 50:9

Want ziet, Ik zal een verzameling van grote volken uit het land van het noorden verwekken, en tegen Babel opbrengen; die zullen zich tegen haar rusten; van daar zal zij ingenomen worden; hun pijlen zullen zijn als eens kloeken helds, geen zal ledig wederkeren.

Schriftkennis schatkamer niet toegevoegd

Public domain