Psalmen 31:9

Wees mij genadig, HEERE! want mij is bange; van verdriet is doorknaagd mijn oog, mijn ziel en mijn buik.

Psalmen 6:7

Mijn oog is doorknaagd van verdriet, is veroud, vanwege al mijn tegenpartijders.

Job 17:7

Daarom is mijn oog door verdriet verdonkerd, en al mijn ledematen zijn gelijk een schaduw.

Job 33:19-22

Ook wordt hij gestraft met smart op zijn leger, en de sterke menigte zijner beenderen;

Psalmen 6:1-2

Een psalm van David, voor den opperzangmeester, op de Neginoth, op de Scheminith. (1a) O HEERE, straf mij niet in Uw toorn, en kastijd mij niet in Uw grimmigheid!

Psalmen 22:14-15

Ik ben uitgestort als water, en al mijn beenderen hebben zich vaneen gescheiden; mijn hart is als was, het is gesmolten in het midden mijns ingewands.

Psalmen 38:1-10

Een psalm van David, om te doen gedenken. (1a) O HEERE! straf mij niet in Uw groten toorn, en kastijd mij niet in Uw grimmigheid.

Psalmen 44:25

Want onze ziel is in het stof nedergebogen; onze buik kleeft aan de aarde.

Psalmen 66:14

Die mijn lippen hebben geuit, en mijn mond heeft uitgesproken, als mij bange was.

Psalmen 73:14

Dewijl ik den gansen dag geplaagd ben, en mijn straffing is er alle morgens.

Psalmen 73:26

Bezwijkt mijn vlees en mijn hart, zo is God de Rotssteen mijns harten, en mijn Deel in eeuwigheid.

Psalmen 88:3-5

Want mijn ziel is der tegenheden zat, en mijn leven raakt tot aan het graf.

Psalmen 88:9

Mijn oog treurt vanwege verdrukking; HEERE! ik roep tot U den gansen dag; ik strek mijn handen uit tot U.

Psalmen 102:3-5

Want mijn dagen zijn vergaan als rook, en mijn gebeenten zijn uitgebrand als een haard.

Psalmen 107:10

Die in duisternis en de schaduw des doods zaten, gebonden met verdrukking en ijzer;

Klaagliederen 4:17

Ain. Nog bezweken ons onze ogen, ziende naar onze ijdele hulp; wij gaapten met ons gapen op een volk, dat niet kon verlossen.

Klaagliederen 5:17

Daarom is ons hart mat, om deze dingen zijn onze ogen duister geworden.

Schriftkennis schatkamer niet toegevoegd

Public domain