Psalmen 39:8

Verlos mij van al mijn overtredingen; en stel mij niet tot een smaad des dwazen.

Psalmen 44:13

Gij stelt ons onze naburen tot smaad, tot spot en schimp dengenen, die rondom ons zijn.

Psalmen 51:14

Verlos mij van bloedschulden, o God, Gij, God mijns heils! zo zal mijn tong Uw gerechtigheid vrolijk roemen.

Psalmen 79:4

Wij zijn onzen naburen een smaadheid geworden; een spot en schimp dien, die rondom ons zijn.

2 Samuël 16:7-8

Aldus nu zeide Simei in zijn vloeken: Ga uit, ga uit, gij, man des bloeds, en gij, Belials man!

Psalmen 25:11

Lamed. Om Uws Naams wil, HEERE! zo vergeef mijn ongerechtigheid, want die is groot.

Psalmen 25:18

Resch. Aanzie mijn ellende, en mijn moeite, en neem weg al mijn zonden.

Psalmen 35:21

En zij sperren hun mond wijd op tegen mij; zij zeggen: Ha, ha, ons oog heeft het gezien!

Psalmen 51:7-10

Ontzondig mij met hysop, en ik zal rein zijn; was mij, en ik zal witter zijn dan sneeuw.

Psalmen 57:3

Hij zal van den hemel zenden, en mij verlossen, te schande makende dengene, die mij zoekt op te slokken. Sela. God zal Zijn goedertierenheid en Zijn waarheid zenden.

Psalmen 65:3

Ongerechtige dingen hadden de overhand over mij; maar onze overtredingen, die verzoent Gij.

Psalmen 119:39

Wend mijn smaadheid af, die ik vreze, want Uw rechten zijn goed.

Psalmen 130:8

En Hij zal Israel verlossen van al zijn ongerechtigheden.

Joël 2:17

Laat de priesters, des HEEREN dienaars, wenen tussen het voorhuis en het altaar, en laat hen zeggen: Spaar Uw volk, o HEERE! en geef Uw erfenis niet over tot een smaadheid, dat de heidenen over hen zouden heersen; waarom zouden zij onder de volken zeggen: Waar is hunlieder God?

Joël 2:19

En de HEERE zal antwoorden en tot Zijn volk zeggen: Ziet, Ik zend ulieden het koren, en den most, en de olie, dat gij daarvan verzadigd zult worden; en Ik zal u niet meer overgeven tot een smaadheid onder de heidenen.

Micha 7:19

Hij zal Zich onzer weder ontfermen; Hij zal onze ongerechtigheden dempen; ja, Gij zult al hun zonden in de diepten der zee werpen.

Mattheüs 1:21

En zij zal een Zoon baren, en gij zult Zijn naam heten JEZUS; want Hij zal Zijn volk zalig maken van hun zonden.

Romeinen 2:23-24

Die op de wet roemt, onteert gij God door de overtreding der wet?

Titus 2:14

Die Zichzelven voor ons gegeven heeft, opdat Hij ons zou verlossen van alle ongerechtigheid, en Zichzelven een eigen volk zou reinigen, ijverig in goede werken.

Schriftkennis schatkamer niet toegevoegd