Spreuken 21:1

Des konings hart is in de hand des HEEREN als waterbeken. Hij neigt het tot al wat Hij wil.

Ezra 7:27-28

Geloofd zij de HEERE, de God onzer vaderen, Die alzulks in het hart des konings gegeven heeft, om te versieren het huis des HEEREN, dat te Jeruzalem is.

Ezra 6:22

En zij hielden het feest der ongezuurde broden zeven dagen, met blijdschap; want de HEERE had hen verblijd, en het hart des konings van Assur tot hen gewend, om hun handen te sterken in het huis Gods, des Gods van Israel.

Nehemia 1:11

Och, HEERE, laat toch Uw oor opmerkende zijn op het gebed Uws knechts, en op het gebed Uwer knechten, die lust hebben Uw Naam te vrezen; en doe het toch Uw knecht heden wel gelukken, en geef hem barmhartigheid voor het aangezicht dezes mans. Ik nu was des konings schenker.

Nehemia 2:4

En de koning zeide tot mij: Wat verzoekt gij nu? Toen bad ik tot God van den hemel.

Psalmen 74:15

Gij hebt een fontein en beek gekliefd; Gij hebt sterke rivieren uitgedroogd.

Psalmen 93:4

Doch de HEERE in de hoogte is geweldiger dan het bruisen van grote wateren, dan de geweldige baren der zee.

Psalmen 105:25

Hij keerde hun hart om, dat zij Zijn volk haatten, dat zij met Zijn knechten listiglijk handelden.

Psalmen 106:46

Dies gaf Hij hun barmhartigheid voor het aangezicht van allen, die hen gevangen hadden.

Psalmen 114:3

De zee zag het, en vlood; de Jordaan keerde achterwaarts.

Psalmen 114:5

Wat was u, gij zee! dat gij vloodt? gij Jordaan! dat gij achterwaarts keerdet?

Spreuken 16:1

De mens heeft schikkingen des harten; maar het antwoord der tong is van den HEERE.

Spreuken 16:9

Het hart des mensen overdenkt zijn weg; maar de HEERE stiert zijn gang.

Spreuken 20:24

De treden des mans zijn van den HEERE; hoe zou dan een mens zijn weg verstaan?

Jesaja 43:19

Ziet, Ik zal wat nieuws maken, nu zal het uitspruiten, zult gijlieden dat niet weten? Ja, Ik zal in de woestijn een weg leggen, en rivieren in de wildernis.

Jesaja 44:27

Die tot de diepte zegt: Verdroog, en uw rivieren zal Ik verdrogen.

Daniël 4:35

En al de inwoners der aarde zijn als niets geacht, en Hij doet naar Zijn wil met het heir des hemels en de inwoners der aarde, en er is niemand, die Zijn hand afslaan, of tot Hem zeggen kan: Wat doet Gij?

Handelingen 7:10

En verloste hem uit al zijn verdrukkingen, en gaf hem genade en wijsheid voor Farao, den koning van Egypteland; en hij stelde hem tot een overste over Egypte, en zijn gehele huis.

Openbaring 16:4

En de derde engel goot zijn fiool uit in de rivieren en in de fonteinen der wateren; en de wateren werden bloed.

Openbaring 16:12

En de zesde engel goot zijn fiool uit op de grote rivier, den Eufraat; en zijn water is uitgedroogd, opdat bereid zou worden de weg der koningen, die van den opgang der zon komen zullen.

Schriftkennis schatkamer niet toegevoegd

Public domain