Spreuken 27:13
Als iemand voor een vreemde borg geworden is, neem zijn kleed, en pand hem voor een onbekende vrouw.
Spreuken 20:16
Als iemand voor een vreemde borg geworden is, neem zijn kleed; en pand hem voor de onbekenden.
Exodus 22:26
Indien gij enigszins uws naasten kleed te pand neemt, zo zult gij het hem wedergeven, eer de zon ondergaat;
Spreuken 6:1-4
Mijn zoon! zo gij voor uw naaste borg geworden zijt, voor een vreemde uw hand toegeklapt hebt;
Spreuken 22:26-27
Wees niet onder degenen, die in de hand klappen, onder degenen, die voor schulden borg zijn.
Schriftkennis schatkamer niet toegevoegd