Spreuken 26:7

Hef de benen van den kreupele op; alzo is een spreuk in den mond der zotten.

Spreuken 26:9

Gelijk een doorn gaat in de hand eens dronkaards, alzo is een spreuk in den mond der zotten.

Psalmen 50:16-21

Maar tot den goddeloze zegt God: Wat hebt gij Mijn inzettingen te vertellen, en neemt Mijn verbond in uw mond?

Psalmen 64:8

En hun tong zal hen doen aanstoten tegen zichzelven; een ieder, die hen ziet, zal zich wegpakken.

Spreuken 17:7

Een voortreffelijke lip past een dwaze niet, veelmin een prins een leugenachtige lip.

Mattheüs 7:4-5

Of, hoe zult gij tot uw broeder zeggen: Laat toe, dat ik den splinter uit uw oog uitdoe; en zie, er is een balk in uw oog?

Lukas 4:23

En Hij zeide tot hen: Gij zult zonder twijfel tot Mij dit spreekwoord zeggen: Medicijnmeester, genees Uzelven; al wat wij gehoord hebben, dat in Kapernaum geschied is, doe dat ook hier in Uw vaderland.

Schriftkennis schatkamer niet toegevoegd

Public domain