Spreuken 31:18

Teth. Zij smaakt, dat haar koophandel goed is; haar lamp gaat des nachts niet uit.

Genesis 31:40

Ik ben geweest, dat mij bij dag de hitte verteerde, en bij nacht de vorst, en dat mijn slaap van mijn ogen week.

Psalmen 127:2

Het is tevergeefs, dat gijlieden vroeg opstaat, laat opblijft, eet brood der smarten; het is alzo, dat Hij het Zijn beminden als in den slaap geeft.

Mattheüs 25:3-10

Die dwaas waren, haar lampen nemende, namen geen olie met zich.

1 Thessalonicenzen 2:9

Want gij gedenkt, broeders, onzen arbeid en moeite; want nacht en dag werkende, opdat wij niemand onder u zouden lastig zijn, hebben wij het Evangelie van God onder u gepredikt.

2 Thessalonicenzen 3:7-9

Want gijzelven weet, hoe men ons behoort na te volgen; want wij hebben ons niet ongeregeld gedragen onder u;

Schriftkennis schatkamer niet toegevoegd

Public domain