Spreuken 6:13
Wenkt met zijn ogen, spreekt met zijn voeten, leert met zijn vingeren;
Psalmen 35:19
Laat hen zich niet verblijden over mij, die mij om valse oorzaken vijanden zijn; noch wenken met de ogen, die mij zonder oorzaak haten.
Spreuken 10:10
Die met het oog wenkt, richt smart aan; en een dwaas van lippen zal omgeworpen worden.
Job 15:12
Waarom rukt uw hart u weg, en waarom wenken uw ogen?
Spreuken 5:6
Opdat gij het pad des levens niet zoudt wegen, zijn haar gangen ongestadig, dat gij het niet merkt.
Schriftkennis schatkamer niet toegevoegd