Meest Populaire Bijbelverzen in 1 Samuël 17

1 Samuël Rang:

24
VersbegrippenKaasZuivelTien DingenVertellen Over Gebeurtenissen

Maar breng deze tien melkkazen aan de oversten over duizend; en gij zult uw broederen bezoeken, of het hun welga, en gij zult van hen pand medenemen.

71

Saul nu, en zij, en alle mannen van Israel waren bij het eikendal met de Filistijnen strijdende.

85
VersbegrippenVoorbeelden Van Vroeg OpstaanGoede KinderenOchtendBeroepenSchreeuwenStemmenGoede Voorbeelden Van KinderenVroeg OpstaanStrijdkretenZij Die Vroeg OpstondenNooit Meer De Kudde HoedenRozen

Toen maakte zich David des morgens vroeg op, en hij liet de schapen bij den hoeder, en hij nam het op, en ging henen, gelijk als Isai hem bevolen had; en hij kwam aan den wagenburg, als het heir in slagorde uittoog, en men ten strijde riep.

155
VersbegrippenLafheidEmotionele Aspecten Van LijdenDesertieIsraël Op De VluchtAngst Van Individuen

Doch alle mannen in Israel, als zij dien man zagen, zo vluchtten zij voor zijn aangezicht, en zij vreesden zeer.

160
VersbegrippenVrijgesteldRijk WordenGeven In Het Huwelijk

En de mannen Israels zeiden: Hebt gijlieden dien man wel gezien, die opgekomen is? Want hij is opgekomen, om Israel te honen; en het zal geschieden, dat de koning dien man, die hem slaat, met groten rijkdom verrijken zal, en hij zal hem zijn dochter geven, en hij zal zijns vaders huis vrijmaken in Israel.

162
VersbegrippenGroetenIndividuen Die LopenBaggage

David nu liet de vaten van zich, onder de hand van den bewaarder der vaten, en hij liep ter slagorde; en hij kwam en vraagde zijn broederen naar hun welstand.

181
VersbegrippenGod, Levend En ZelfvoorzienendBeledigingenLiefde En De WereldNiet Besneden ZijnSchaamte EliminerenAndere Onbelangrijke Mensen

Toen zeide David tot de mannen, die bij hem stonden, zeggende: Wat zal men dien man doen, die dezen Filistijn slaat, en den smaad van Israel wendt? Want wie is deze onbesneden Filistijn, dat hij de slagorden van den levenden God zou honen?

195
VersbegrippenMensen Beantwoorden

Wederom zeide hem het volk achtervolgens dat woord, zeggende: Alzo zal men den man doen, die hem slaat.

208
VersbegrippenDienstbaarheid In De MaatschappijSoorten DierenBerenZij Die Voorraad HaddenHertBier

Toen zeide David tot Saul: Uw knecht weid de schapen zijns vaders, en er kwam een leeuw en een beer, en nam een schaap van de kudde weg.

209
VersbegrippenAardse Vijanden

En de Israelieten en Filistijnen stelden slagorde tegen slagorde.

220
VersbegrippenBevechtenOntmoedigingMenselijk HartMenselijke EmotieVoorbeelden Van MoedOntmoediging Weerstaan

En David zeide tot Saul: Aan geen mens ontvalle het hart, om zijnentwil. Uw knecht zal heengaan en hij zal met dezen Filistijn strijden.

229
VersbegrippenKritiek Over GelovigenSoorten EmotiesMenselijke WoedeHerder Als BeroepNegatieve Aspecten Van SpraakOorzaken Van De Woede Van De MensGenoemde Personen Die Kwaad Waren Op AnderenNooit Meer De Kudde HoedenEmoties

Als Eliab, zijn grootste broeder, hem tot die mannen hoorde spreken, zo ontstak de toorn van Eliab tegen David, en hij zeide: Waarom zijt gij nu afgekomen, en onder wien hebt gij de weinige schapen in de woestijn gelaten? Ik ken uw vermetelheid, en de boosheid uws harten wel; want gij zijt afgekomen, opdat gij den strijd zaagt.

235
VersbegrippenOntbiedende Koningen

Toen die woorden gehoord werden, die David gesproken had, en in de tegenwoordigheid van Saul verkondigd werden, zo liet hij hem halen.

247
VersbegrippenVragen

Toen zeide David: Wat heb ik nu gedaan? Is er geen oorzaak?

257
VersbegrippenVoorbeelden Van KinderenOnervarenheidMiddelbare LeeftijdJeugdBeperkingen Van De JeugdWerken Van JongsafaanNiet Mogelijk Om Andere Dingen Te Doen

Maar Saul zeide tot David: Gij zult niet kunnen heengaan tot dezen Filistijn, om met hem te strijden; want gij zijt een jongeling, en hij is een krijgsman van zijn jeugd af.

280
VersbegrippenDe Vroege Jaren Van DavidVoorbeelden Van TrotsSuperioriteitAantrekkingskrachtMinachtingBeperkingen Van De JeugdRode GezichtenOptreden VanTienerAantrekkelijke Mannen

Toen de Filistijn opzag, en David zag, zo verachtte hij hem; want hij was een jongeling, roodachtig, mitsgaders schoon van aanzien.

295
VersbegrippenTassenUitrusting, FysiekSlingersKleine Dingen Die God GebruiktVijf DingenStenen WerpenStenen Slingeren

En hij nam zijn staf in zijn hand, en hij koos zich vijf gladde stenen uit de beek, en legde ze in de herderstas, die hij had, te weten in den zak, en zijn slinger was in zijn hand; alzo naderde hij tot den Filistijn.

315
VersbegrippenGod Als RechterHet Karakter Van DavidHet Belang Van VertrouwenMoedVerlossing Van De LeeuwenVoeten Van WezensGod Is Met Jou

Verder zeide David: De HEERE, Die mij van de hand des leeuws gered heeft, en uit de hand des beers, Die zal mij redden uit de hand van dezen Filistijn. Toen zeide Saul tot David: Ga heen, en de HEERE zij met u!

357
VersbegrippenMondenGezichtshaar

En ik ging uit hem na, en ik sloeg hem, en redde het uit zijn mond; toen hij tegen mij opstond, zo vatte ik hem bij zijn baard, en sloeg hem, en doodde hem.

360
VersbegrippenKampioenen

Toen hij met hen sprak, ziet, zo kwam der kampvechter op; zijn naam was Goliath, de Filistijn van Gath, uit het heir der Filistijnen, en hij sprak achtervolgens die woorden; en David hoorde ze.

385
VersbegrippenStammen Van IsraëlVijanden Bevechten

En de Filistijnen verzamelden hun heir ten strijde, en verzamelden zich te Socho, dat in Juda is; en zij legerden zich tussen Socho en tussen Azeka, aan het einde van Dammim.

389
VersbegrippenGewichten En Maten, LineairReuzenKampioenen

Toen ging er een kampvechter uit, uit het leger der Filistijnen; zijn naam was Goliath, van Gath; zijn hoogte was zes ellen en een span.

403
VersbegrippenConfrontatieSpirituele KrachtZich Inspannen Met GodOnbetrouwbaarheidWapensVoorbeelden Van DurfBescherming Van GodLeger Van GodSperenGod Als Een KrijgerIn Gods NaamLeger

David daarentegen zeide tot den Filistijn: Gij komt tot mij met een zwaard, en met een spies, en met een schild; maar ik kom tot u in den Naam van den HEERE der heirscharen, den God der slagorden van Israel, Dien gij gehoond hebt.

424
VersbegrippenDe Vroege Jaren Van DavidAcht MensenVaders

David nu was de zoon van den Efrathischen man van Bethlehem-Juda, wiens naam was Isai, en die acht zonen had, en in de dagen van Saul was hij een man, oud, afgaande onder de mannen.

431
VersbegrippenConfrontatieBijeenkomstAardse Vijanden

Doch Saul en de mannen van Israel verzamelden zich, en legerden zich in het eikendal; en stelden de slagorde tegen de Filistijnen aan.

444
VersbegrippenBehulpzaamZij Die Voorraad Hadden

Doch David ging henen, en kwam weder van Saul, om zijns vaders schapen te weiden te Bethlehem.

446
VersbegrippenHarnasBeschermend HarnasHelmenBronzen HarnasWapenuitrusting

En Saul kleedde David met zijn klederen, en zette een koperen helm op zijn hoofd, en kleedde hem met een pantsier.

454
VersbegrippenKoken, Verschillende Soorten VoedselGraanGewichten En Maten, DroogTien DingenEphah [Tien Omers]

En Isai zeide tot zijn zoon David: Neem toch voor uw broeders een efa van dit geroost koren, en deze tien broden, en breng ze ter loops in het leger tot uw broederen.

468
VersbegrippenStemmenMensen Kiezen

Deze nu stond, en riep tot de slagorden van Israel, en zeide tot hen: Waarom zoudt gijlieden uittrekken, om de slagorde te stellen? Ben ik niet een Filistijn, en gijlieden knechten van Saul? Kiest een man onder u, die tot mij afkome.

497

De Filistijnen nu stonden aan een berg aan gene, en de Israelieten stonden aan een berg aan deze zijde; en de vallei was tussen hen.

506
VersbegrippenBorstplaatHarnasHoofdbedekkingBeschermend HarnasHelmenGewichten Van Andere DingenBronzen Harnas

En hij had een koperen helm op zijn hoofd, en hij had een schubachtig pantsier aan; en het gewicht van het pantsier was vijf duizend sikkelen kopers;

525
VersbegrippenHarnasVakluiIjzerSchildenSperenSpinnen En WevenBeschermend HarnasSchildknaapStralenIjzeren VoorwerpenGewichten Van Andere Dingen

En de schacht zijner spies was als een weversboom, en het lemmer zijner spies was van zeshonderd sikkelen ijzers; en de schilddrager ging voor zijn aangezicht.

554
VersbegrippenActiviteit Van GodGods Activiteit In IsraëlSperenDoor Iemand Bij De Hand Genomen Worden

En deze ganse vergadering zal weten, dat de HEERE niet door het zwaard, noch door de spies verlost; want de krijg is des HEEREN, Die zal ulieden in onze hand geven.

561
VersbegrippenNummer VeertigStaanVeertig DagenMeer Dan Een MaandIn De Ochtend En Tijdens De Avond

De Filistijn nu trad toe, des morgens vroeg en des avonds. Alzo stelde hij zich daar veertig dagen lang.

563
VersbegrippenGeen Mensenkennis HebbenWie Is Dit?

Toen Saul David zag uitgaan den Filistijn tegemoet, zeide hij tot Abner, den krijgsoverste: Wiens zoon is deze jongeling, Abner? En Abner zeide: Zo waarachtig als uw ziel leeft, o koning! ik weet het niet.

568
VersbegrippenBevechtenUitdaging

Verder zeide de Filistijn: Ik heb heden de slagorden van Israel gehoond, zeggende: Geeft mij een man, dat wij te zamen strijden!

573
VersbegrippenDrie KinderenEerstgeboren Zonen

En de drie grootste zonen van Isai gingen heen; zij volgden Saul na in den krijg. De namen nu zijner drie zonen, die in den krijg gingen, waren: Eliab, de eerstgeborene, en zijn tweede Abinadab, en de derde Samma.

574
VersbegrippenVoorhoofdenStenen WerpenStenen Slingeren

En David stak zijn hand in de tas, en hij nam een steen daaruit, en hij slingerde, en trof den Filistijn in zijn voorhoofd; zodat de steen zonk in zijn voorhoofd, en hij viel op zijn aangezicht ter aarde.

577
VersbegrippenDrie KinderenHet Jongste Kind

En David was de kleinste; en de drie grootsten waren Saul nagevolgd.

583
VersbegrippenAchterkantBenenBeschermend HarnasSperenBronzen Harnas

En een koperen scheenharnas boven zijn voeten, en een koperen schild tussen zijn schouders;

588
VersbegrippenTwijfelaarsPessimismeAngst Veroorzaakt DoorAngst Van Individuen

Toen Saul en het ganse Israel deze woorden van den Filistijn hoorden, zo ontzetten zij zich, en vreesden zeer.

592
VersbegrippenPrestatieNederlaagStenen Slingeren

Alzo overweldigde David den Filistijn met een slinger en met een steen; en hij versloeg den Filistijn, en doodde hem; doch David had geen zwaard in de hand.

610
VersbegrippenNiet Mogelijk Om Andere Dingen Te DoenWapenuitrusting

En David gordde zijn zwaard aan over zijn klederen, en wilde gaan; want hij had het nooit verzocht. Toen zeide David tot Saul: Ik kan in deze niet gaan, want ik heb het nooit verzocht; en David legde ze van zich.

626
VersbegrippenMensen Beantwoorden

En hij wendde zich af van dien naar een anderen toe, en hij zeide achtervolgens dat woord; en het volk gaf hem weder antwoord, achtervolgens de eerste woorden.

629
VersbegrippenIndividuen Die Lopen

En het geschiedde, toen de Filistijn zich opmaakte, en heenging, en David tegemoet naderde, zo haastte David, en liep naar de slagorde toe, den Filistijn tegemoet.

635
VersbegrippenDe Aard Van God KennenSoorten VogelsOnthoofdingMensenetende DierenLijken EtenSchedelsWilde Dieren Die VerslindenZoogdierenDoor Iemand Bij De Hand Genomen Worden

Te dezen dage zal de HEERE u besluiten in mijn hand, en ik zal u slaan, en ik zal uw hoofd van u wegnemen, en ik zal de dode lichamen van der Filistijnen leger dezen dag aan de vogelen des hemels, en aan de beesten des velds geven; en de ganse aarde zal weten, dat Israel een God heeft.

637
VersbegrippenVertrouwen, Gebaseerd OpHondenOngoddelijk Vloeken

De Filistijn nu zeide tot David: Ben ik een hond, dat gij tot mij komt met stokken? En de Filistijn vloekte David bij zijn goden.

640
VersbegrippenVervangingZij Onderworpen Aan Mensen

Indien hij tegen mij strijden en mij verslaan kan, zo zullen wij ulieden tot knechten zijn; maar indien ik hem overwin en hem sla, zo zult gij ons tot knechten zijn, en ons dienen.

642

Uw knecht heeft zo den leeuw als den beer geslagen; alzo zal deze onbesneden Filistijn zijn, gelijk een van die, omdat hij de slagorden van den levenden God gehoond heeft.

650

De Filistijn ging ook heen, gaande en naderende tot David, en zijn schilddrager ging voor zijn aangezicht.

659
VersbegrippenZwaardenVervormingKampioenenOnthoofdingIndividuen Die LopenSchedelsMensen Die Gevlucht ZijnHelden

Daarom liep David, en stond op den Filistijn, en nam zijn zwaard, en hij trok het uit zijn schede, en hij doodde hem, en hij hieuw hem het hoofd daarmede af. Toen de Filistijnen zagen, dat hun geweldigste dood was, zo vluchtten zij.

695
VersbegrippenPoortenWegenStammen Van Israël

Toen maakten zich de mannen van Israel en van Juda op, en juichten, en vervolgden de Filistijnen, tot daar men komt aan de vallei, en tot aan de poorten van Ekron; en de verwonden der Filistijnen vielen op den weg van Saaraim, en tot aan Gath, en tot aan Ekron.

702
VersbegrippenGrootsprekersMensenetende DierenLijken EtenWilde Dieren Die VerslindenVogels

Daarna zeide de Filistijn tot David: Kom tot mij, zo zal ik uw vlees aan de vogelen des hemels geven, en aan de dieren des velds.

714
VersbegrippenWie Is Dit?DienstbaarheidSaul

En Saul zeide tot hem: Wiens zoon zijt gij, jongeling? En David zeide: Ik ben een zoon van uw knecht Isai, den Bethlehemiet.

745
VersbegrippenSchedels

Als David wederkeerde van het slaan des Filistijns, zo nam hem Abner, en hij bracht hem voor het aangezicht van Saul, en het hoofd van den Filistijn was in zijn hand.

747
VersbegrippenTentenSchedelsMemorabiliaWeed

Daarna nam David het hoofd van den Filistijn, en bracht het naar Jeruzalem; maar zijn wapenen legde hij in zijn tent.

805
VersbegrippenOorlogsbuit

Daarna keerden de kinderen Israels om, van het hittig najagen der Filistijnen, en zij beroofden hun legers.

809
VersbegrippenStellen Van Bepaalde Vragen

De koning nu zeide: Vraag gij het, wiens zoon deze jongeling is.