Meest Populaire Bijbelverzen in 2 Samuël 18

2 Samuël Rang:

41
VersbegrippenVoorbodeRennenGod Redt Van De VijandenVertellen Over Situaties Van Mensen

Toen zeide Ahimaaz, Zadoks zoon: Laat mij toch heenlopen, en den koning boodschappen, dat de HEERE hem recht gedaan heeft van de hand zijner vijanden.

87

Maar Joab zeide tot hem: Gij zult dezen dag geen boodschapper zijn, maar op een anderen dag zult gij boodschappen; dezen dag nu zult gij niet boodschappen, daarom dat des konings zoon dood is.

103
VersbegrippenAlleen HandelenGoed Nieuws

Zo riep de wachter, en zeide het den koning aan; en de koning zeide: Indien hij alleen is, zo is er een boodschap in zijn mond; en hij ging al voort en naderde.

140
VersbegrippenRennen Met Nieuws

En Joab zeide tot Cuschi: Ga heen, en zeg den koning aan, wat gij gezien hebt; en Cuschi boog zich voor Joab, en liep heen.

191
VersbegrippenVoorbijlopen

Wat het ook zij, zeide hij, laat mij heenlopen; zo zeide hij tot hem: Loop heen. En Ahimaaz liep den weg van het effen veld, en kwam Cuschi voorbij.

244
VersbegrippenGoed NieuwsRennen Met NieuwsGoed Nieuws

Voorts zeide de wachter: Ik zie den loop des eersten aan, als den loop van Ahimaaz, Zadoks zoon. Toen zeide de koning: Dat is een goed man, en hij zal met een goede boodschap komen.

254
VersbegrippenVerwarringZorgDienstbaarheid In De Maatschappij

Toen zeide de koning: Is het wel met den jongeling, met Absalom? En Ahimaaz zeide: Ik zag een groot rumoer, als Joab, den knecht des konings, en mij uw knecht afzond, maar ik weet niet wat.

260
VersbegrippenHet Karakter Van DavidHuilenDe Noden Van KinderenOorzaken Van WanhoopMeemaken Van VerliesIntimiteitEenzaamheidRouwenSpijtTrappenEmotionele Aspecten Van LijdenHuilenKinderen, Ouderlijke LiefdeWoorden DuplicerenVerlangen Naar De DoodDe Bovenste KamersDe Dood Van Anderen BerouwenLiefde Voor Kinderen

Toen werd de koning zeer beroerd, en ging op naar de opperzaal der poort, en weende; en in zijn gaan zeide hij alzo: Mijn zoon Absalom, mijn zoon, mijn zoon Absalom! Och, dat ik, ik voor u gestorven ware, Absalom, mijn zoon, mijn zoon!

272
VersbegrippenSoorten EmotiesZoals Slechte Mensen

Toen zeide de koning tot Cuschi: Is het wel met den jongeling, met Absalom? En Cuschi zeide: De vijanden van mijn heer den koning, en allen, die tegen u ten kwade opstaan, moeten worden als die jongeling.

283
VersbegrippenBuigenGroetenGod OverhandigtBuigen Voor David

Ahimaaz dan riep en zeide tot den koning Vrede! En hij boog zich voor den koning met het aangezicht ter aarde, en hij zeide: Geloofd zij de HEERE, uw God, Die de mannen, dewelke hun hand tegen mijn heer den koning ophieven, heeft overgegeven.

309
VersbegrippenAard Van EvangelisatieGod Redt Van De Vijanden

En ziet, Cuschi kwam aan; en Cuschi zeide: Mijn heer den koning wordt geboodschapt, dat u de HEERE heden heeft recht gedaan van de hand van al degenen, die tegen u opstonden.

313

Doch Ahimaaz, Zadoks zoon, voer nog voort en zeide tot Joab: Wat het ook zij, laat mij toch ook Cuschi achterna lopen. En Joab zeide: Waarom zoudt gij nu heenlopen, mijn zoon! Zo gij toch geen bekwame boodschap hebt?

411
VersbegrippenDakMurenBovenop Het DakAan De Poort ZittenRennen Met NieuwsMensen Die Neerzitten

David nu zat tussen de twee poorten; en de wachter ging op het dak der poort aan den muur, en hief zijn ogen op, en zag, en ziet, er liep een man alleen.

418
VersbegrippenSoldaten Tellen

En David monsterde het volk, dat met hem was; en hij stelde over hen oversten van duizenden, en oversten van honderden.

448
VersbegrippenBreuken, Een DerdeSamen VechtenIn Drie Groepen Verdelen

Voorts zond David het volk uit, een derde deel onder de hand van Joab, en een derde deel onder de hand van Abisai, den zoon van Zeruja, Joabs broeder, en een derde deel onder de hand van Ithai, den Gethiet. En de koning zeide tot het volk: Ik zal ook zelf zekerlijk met ulieden uittrekken.

457
VersbegrippenMuilezelsAchterkantBedekte HoofdenOp Muilezels RijdenHaarDreadlocks

Absalom nu ontmoette voor het aangezicht der knechten Davids; en Absalom reed op een muildier; en als het muildier kwam onder de dichte takken van een groten eik, zo werd zijn hoofd vast aan den eik, dat hij hangen bleef tussen den hemel en tussen de aarde, en het muildier, dat onder hem was, ging door.

460
VersbegrippenOuderlijke LiefdeZachte BehandelingDe Bevelen Van De Koning

En de koning gebood Joab, en Abisai, en Ithai, zeggende: Handelt mij zachtkens met den jongeling, met Absalom. En al het volk hoorde het, als de koning aan al de oversten van Absaloms zaak gebood.

472
VersbegrippenSoorten Van Kunst En AmbachtenPortiersAlleen HandelenRennen Met NieuwsGoed Nieuws

Toen zag de wachter een anderen man lopende, en de wachter riep tot den poortier en zeide: Zie, er loopt nog een man alleen. Toen zeide de koning: Die is ook een boodschapper.

493
VersbegrippenZuilenVoorbeelden Van Wereldlijke AmbitieMonumentenMensen Die Dingen Benoemen

Absalom nu had genomen, en in zijn leven voor zich opgericht een pilaar, die in het koningsdal is; want hij zeide: Ik heb geen zoon, om aan mijn naam te doen gedenken; en hij had dien pilaar genoemd naar zijn naam; daarom wordt hij tot op dezen dag genoemd: Absaloms hand.

512

Alzo toog het volk uit in het veld, Israel tegemoet, en de strijd geschiedde bij Efraims woud.

525
VersbegrippenWaardenTienduizendenMensen Die HelpenHelft Van GroepenBijzondere IndividuenWaarde

Maar het volk zeide: Gij zult niet uittrekken; want of wij te enen male vloden, zij zullen het hart op ons niet stellen; ja, of de helft van ons stierf, zij zullen het hart op ons niet stellen; maar gij zijt nu als tien duizend onzer. Zo zal het nu beter zijn, dat gij ons uit de stad ter hulpe zijt.

543
VersbegrippenPuttenVergeldingIsraël Op De VluchtSteenhopenGaten In De Grond

En zij namen Absalom, en wierpen hem in het woud, in een groten kuil, en stelden op hem een zeer groten steenhoop; en gans Israel vluchtte, een iegelijk naar zijn tent.

549
VersbegrippenUitgevoerde MoordenMenselijk HartSperenPiercingsDrie Andere Dingen

Toen zeide Joab: Ik zal hier bij u alzo niet vertoeven; en hij nam drie pijlen, en stak ze in Absaloms hart, daar hij nog levend was in het midden van den eik.

555
VersbegrippenIn De Poort Staan

Toen zeide de koning tot hen: Ik zal doen, wat goed is in uw ogen. De koning nu stond aan de zijde van de poort, en al het volk trok uit bij honderden en bij duizenden.

577
VersbegrippenHarnasRiemenBeschermend HarnasMensen Die Kleren Geven

Toen zeide Joab tot den man, die het hem te kennen gaf: Zie toch, gij hebt het gezien, waarom dan hebt gij hem niet aldaar ter aarde geslagen, alzo het aan mij stond om u tien zilverlingen en een gordel te geven?

602
VersbegrippenFraudeMunstelselDe Bevelen Van De Koning

Maar die man zeide tot Joab: En of ik al duizend zilverlingen op mijn handen mocht wegen, zo zou ik mijn hand aan des konings zoon niet slaan; want de koning heeft u, en Abisai, en Ithai, voor onze oren geboden, zeggende: Hoedt u, wie gij zijt, van den jongeling, van Absalom.

627
VersbegrippenDingen Die Onthuld WordenOntrouw

Of ik al valselijk tegen mijn ziel handelde, zo zou toch geen ding voor den koning verborgen worden; ook gij zelf zoudt er u van tegenover stellen.

641
VersbegrippenVertellen Over Situaties Van Mensen

Als dat een man zag, zo gaf hij het Joab te kennen, en zeide: Zie, ik heb Absalom zien hangen aan een eik.

658
VersbegrippenTrompetten Om De Gevechten Te Stoppen

Toen blies Joab met de bazuin, en al het volk keerde af van Israel achterna te jagen, want Joab hield het volk terug.

667
VersbegrippenTwintigduizend En MeerIsraëlieten DodenNederlaag Van Gods Mensen

En het volk van Israel werd aldaar voor het aangezicht van Davids knechten geslagen; en aldaar geschiedde te dienzelven dage een grote slag, van twintig duizend.

673
VersbegrippenTien Mensen

En tien jongens, wapendragers van Joab, omringden hem, en zij sloegen Absalom, en doodden hem.

675
VersbegrippenStrijd

Want de strijd werd aldaar verspreid over al dat land. En het woud verteerde meer van het volk, dan die het zwaard verteerde, te denzelven dage.

686
VersbegrippenOnbeweeglijkheidTot Rust Komen

En de koning zeide: Ga om, stel u hier; zo ging hij om, en bleef staan.