Meest Populaire Bijbelverzen in 2 Samuël

2 Samuël Rang:

1

Ook deed David zijn mannen optrekken, die bij hem waren, een iegelijk met zijn huisgezin; en zij woonden in de steden van Hebron.

2
VersbegrippenNederigheidDienstbaarheid In Het Leven Van GelovigenPromotieNooit Meer De Kudde HoedenSaul En DavidDienend Leiderschap

Nu dan, alzo zult gij tot Mijn knecht, tot David, zeggen: Zo zegt de HEERE der heirscharen: Ik heb u genomen van de schaapskooi, van achter de schapen, dat gij een voorganger zoudt zijn over Mijn volk, over Israel.

3
VersbegrippenIsraël Op De VluchtWelke Manier?

Voorts zeide David tot hem: Wat is de zaak? Verhaal het mij toch. En hij zeide, dat het volk uit den strijd gevloden was, en dat er ook velen van het volk gevallen en gestorven waren, dat ook Saul en zijn zoon Jonathan dood waren.

4
VersbegrippenHandicapsZion Als Een PlaatsSteden Binnengaan

En de koning toog met zijn mannen naar Jeruzalem, tegen de Jebusieten, die in dat land woonden. En zij spraken tot David, zeggende: Gij zult hier niet inkomen, maar de blinden en kreupelen zullen u afdrijven; dat is te zeggen: David zal hier niet inkomen.

5
VersbegrippenOntsnappen, Fysieke DingenVoorbeelden Van OntsnappenOntsnappen Aan MensenWaar Vandaan?

En David zeide tot hem: Van waar komt gij? En hij zeide tot hem: Ik ben ontkomen uit het heirleger van Israel.

6
VersbegrippenLichaamChristus, Het Zaad VanPolitieke LeidersSlaap En DoodDe Voorspellingen Van Jezus ChristusNabijheid Van De DoodDood Komt BinnenkortHet Koninkrijk Van Salomo

Wanneer uw dagen zullen vervuld zijn, en gij met uw vaderen zult ontslapen zijn, zo zal Ik uw zaad na u doen opstaan, dat uit uw lijf voortkomen zal, en Ik zal zijn koninkrijk bevestigen.

7
VersbegrippenDe Geschiedenis Van JeruzalemBronBelegeringDe Aard Van KoningenKlaar Voor De OorlogDe Naties AangevallenLente

En het geschiedde met de wederkomst van het jaar, ter tijde als de koningen uittrekken, dat David Joab, en zijn knechten met hem, en gans Israel henenzond, dat zij de kinderen Ammons verderven, en Rabba belegeren zouden. Doch David bleef te Jeruzalem.

8
VersbegrippenStrijdwagensKansAanval Met StrijdwagensAndere Ondersteuning

Toen zeide de jongen, die hem de boodschap bracht: Ik kwam bij geval op het gebergte van Gilboa; en ziet, Saul leunde op zijn spies; en ziet, de wagens en ritmeesters hielden dicht op hem.

9
VersbegrippenDe Vrouwen Van David

En de vierde, Adonia, de zoon van Haggith; en de vijfde Sefatja, de zoon van Abital;

10
VersbegrippenZie Mij!Ontbiedende Koningen

Zo zag hij achter zich om, en zag mij, en hij riep mij, en ik zeide: Zie, hier ben ik.

11
VersbegrippenSaul

En David zeide tot den jongen, die hem de boodschap bracht: Hoe weet gij, dat Saul dood is, en zijn zoon Jonathan?

12
VersbegrippenAard Van VastenAvondVerliesHuilenActie Tot De AvondVasten In RouwDe Dood Van Anderen Berouwen

En zij weeklaagden, en weenden, en vastten tot op den avond, over Saul en over Jonathan, zijn zoon, en over het volk des HEEREN, en over het huis Israels, omdat zij door het zwaard gevallen waren.

13
VersbegrippenArmbandenHoofdenHoofdbedekkingOrnamentenKoningen Doden

Zo stond ik bij hem, en doodde hem; want ik wist, dat hij na zijn val niet leven zou; en ik nam de kroon, die op zijn hoofd was, en het armgesmijde, dat aan zijn arm was, en heb ze hier tot mijn heer gebracht.

14

Als nu Thoi, de koning van Hamath, hoorde, dat David het ganse heir van Hadad-ezer geslagen had;

15
VersbegrippenConcubinesTien Mensen

En de koning ging uit met zijn ganse huis te voet; doch de koning liet tien bijwijven, om het huis te bewaren.

16
VersbegrippenZij Die Kledij Verscheurden

Toen vatte David zijn klederen en scheurde ze; desgelijks ook al de mannen, die met hem waren.

17
VersbegrippenWie Is Dit?

En hij zeide tot mij: Wie zijt gij? En ik zeide tot hem: Ik ben een Amalekiet.

18
VersbegrippenDoodstrafDe Oorzaken Van De Toorn Van GodGods Onverdraagzaamheid Tegen Het KwaadVergeldingVoorbeelden Van De Toorn Van GodGod DodendGod Doodt IndividuenFout

Toen ontstak de toorn des HEEREN tegen Uza, en God sloeg hem aldaar, om deze onbedachtzaamheid; en hij stierf aldaar bij de ark Gods.

19
VersbegrippenSongs SchrijvenHistorische BoekenDe Weg Van God Onderwijzen

Als hij gezegd had, dat men den kinderen van Juda den boog zou leren; ziet, het is geschreven in het boek des Oprechten.

20
VersbegrippenZelfmoordOorzaken Van AngstVerlangen Naar De DoodZo Lang Als Het Leven DuurtGoedkeuring Voor Zelfdoding

Toen zeide hij tot mij: Sta toch bij mij, en dood mij; want deze malienkolder heeft mij opgehouden; want mijn leven is nog gans in mij.

21
VersbegrippenBloed, Figuurlijk GebruiktHoofdenDe Gezalfde Van De HeerKoningen DodenGetuigen Tegen ZichzelfVerraders

En David zeide tot hem: Uw bloed zij op uw hoofd; want uw mond heeft tegen u getuigd, zeggende: ik heb den gezalfde des HEEREN gedood.

22
VersbegrippenUitdrukking Van VerliesWeeklagenDe Dood Van Anderen Berouwen

David nu klaagde deze klage over Saul en over Jonathan, zijn zoon;

23
VersbegrippenVoorbeelden Van WreedheidVerkrachting

Doch hij wilde naar haar stem niet horen; maar sterker zijnde dan zij, zo verkrachtte hij haar, en lag bij haar.

24
VersbegrippenDe Gezalfde Van De HeerKoningen DodenWaarom Doe Je Dit?

En David zeide tot hem: Hoe, hebt gij niet gevreesd uw hand uit te strekken, om den gezalfde des HEEREN te verderven.

25
VersbegrippenOntbiedende Koningen

En David riep een van de jongens, en zeide: Treed toe, val op hem aan. En hij sloeg hem, dat hij stierf.

26
VersbegrippenWaar Vandaan?

Voorts zeide David tot den jongen, die hem de boodschap gebracht had: Van waar zijt gij? En hij zeide: Ik ben de zoon van een vreemden man, van een Amalekiet.

27
VersbegrippenBinnenplaatsZich Verbergen Voor MensenVertellen Over Gebeurtenissen

Een jongen dan nog zag hen, en zeide het Absalom aan; doch die beiden gingen haastelijk, en kwamen in eens mans huis te Bahurim, dewelke een put had in zijn voorhof, en zij daalden daarin.

28
VersbegrippenTrouw

Maar Absalom zeide tot Husai: Is dit uw weldadigheid aan uw vriend? Waarom zijt gij niet met uw vriend getogen?

29
VersbegrippenMensen Die StrompelenNadelen Van De Kracht Van De Mens

O Sieraad van Israel, op uw hoogten is hij verslagen; hoe zijn de helden gevallen!

30
VersbegrippenDroogte, FysiekDauwGebrek Aan RegenDingen Zalven

Gij, bergen van Gilboa, noch dauw noch regen moet zijn op u, noch velden der hefofferen; want aldaar is der helden schild smadelijk weggeworpen, het schild van Saul, alsof hij niet gezalfd ware geweest met olie.

31
VersbegrippenGebruik Van Bogen En PijlenBoogschutters, MannenMensen OverwinnenVele Mensen Doden

Van het bloed der verslagenen, van het vette der helden, werd Jonathans boog niet achterwaarts gedreven; en Sauls zwaard keerde niet ledig weder.

32
VersbegrippenLiefde En De WereldNiet Besneden ZijnStratenVerklap NietVreugde In Het Kwaad

Verkondigt het niet te Gath, boodschapt het niet op de straten van Askelon; opdat de dochters der Filistijnen zich niet verblijden, opdat de dochters der onbesnedenen niet opspringen van vreugde.

33
VersbegrippenVriendschapArendenKameraadschapSnelle LopersSterke Individuen

Saul en Jonathan, die beminden, en die liefelijken in hun leven, zijn ook in hun dood niet gescheiden; zij waren lichter dan arenden, zij waren sterker dan leeuwen.

34
VersbegrippenStadZion Als Een PlaatsZion

Maar David nam den burg Sion in; dezelve is de stad Davids.

35
VersbegrippenDochtersDonkerroodVersiering Van VrouwenDoekGoudOrnamentenHuilenKleuren, ScharlakenRode KledijGouden OrnamentenJuwelen DragenDe Dood Van Anderen Berouwen

Gij, dochteren Israels, weent over Saul; die u kleedde met scharlaken, met weelde; die u sieraad van goud deed dragen over uw kleding.

36
VersbegrippenMensen Die StrompelenNadelen Van De Kracht Van De MensGenoemde Individuen Doden

Hoe zijn de helden gevallen in het midden van den strijd! Jonathan is verslagen op uw hoogten!

37

Nu dan, dat ik gekomen ben, om ditzelve woord tot den koning, mijn heer, te spreken, is omdat het volk mij vreesachtig gemaakt heeft; zo zeide uw dienstmaagd: Ik zal nu tot den koning spreken; misschien zal de koning het woord zijner dienstmaagd doen.

38
VersbegrippenSchandeVerwijtHoe Zonde Gepaard Gaat Met AandoeningenNabijheid Van De DoodGodslasteringDood Komt BinnenkortVijanden Van God

Nochtans, dewijl gij door deze zaak de vijanden des HEEREN grotelijks hebt doen lasteren, zal ook de zoon, die u geboren is, den dood sterven.

39
VersbegrippenGod Met Specifieke MensenBron Van EerKwaliteiten Van Leiderschap

En Ik ben met u geweest, overal, waar gij gegaan zijt, en heb al uw vijanden voor uw aangezicht uitgeroeid; en Ik heb u een groten naam gemaakt, als den naam der groten, die op de aarde zijn.

40
VersbegrippenDe Aarde BewerkenVijftienTwintig

Daarom zult gij voor hem het land bearbeiden, gij, en uw zonen, en uw knechten, en zult de vruchten inbrengen, opdat de zoon uws heren brood hebbe, dat hij ete; en Mefiboseth, de zoon uws heren, zal geduriglijk brood eten aan mijn tafel. Ziba nu had vijftien zonen en twintig knechten.

41
VersbegrippenVoorbodeRennenGod Redt Van De VijandenVertellen Over Situaties Van Mensen

Toen zeide Ahimaaz, Zadoks zoon: Laat mij toch heenlopen, en den koning boodschappen, dat de HEERE hem recht gedaan heeft van de hand zijner vijanden.

43
VersbegrippenDertig

Asahel, Joabs broeder, was onder de dertig; Elhanan, de zoon van Dodo, van Bethlehem;

44
VersbegrippenHitteMiddagHeet Water

En de zonen van Rimmon: den Beerothiet, Rechab en Baena, gingen heen, en kwamen ten huize van Isboseth, als de dag heet geworden was; en hij lag op de slaapstede, in den middag.

45
VersbegrippenIk Volg De Geboden

Want al Zijn rechten waren voor mij, en Zijn inzettingen, daarvan week ik niet af.

46
VersbegrippenHet Rijk Van DavidZalving Van KoningenKoningen Maken

Daarna kwamen de mannen van Juda, en zalfden aldaar David tot een koning over het huis van Juda. Toen boodschapten zij David, zeggende: Het zijn de mannen van Jabes in Gilead, die Saul begraven hebben.

47

Zo zond Thoi zijn zoon Joram tot den koning David, om hem te vragen naar zijn welstand, en om hem te zegenen, vanwege dat hij tegen Hadad-ezer gekrijgd en hem geslagen had, (want Hadad-ezer voerde steeds krijg tegen Thoi); en in zijn hand waren zilveren vaten, en gouden vaten, en koperen vaten;

48
VersbegrippenWoedende MensenGegeven Namen Tot Vandaag

En David ontstak, omdat de HEERE een scheur gescheurd had aan Uza; en hij noemde dezelve plaats Perez-Uza, tot op dezen dag.

49
VersbegrippenEerste Om Te HandelenWe Hebben Gezondigd

Want uw knecht weet het zekerlijk, ik heb gezondigd; doch zie, ik ben heden gekomen, de eerste van het ganse huis van Jozef, om mijn heer den koning tegemoet af te komen.

50
VersbegrippenMensen Die Helpen

En hij zeide: Zo de Syriers mij te sterk zullen zijn, zo zult gij mij komen verlossen; en zo de kinderen Ammons u te sterk zullen zijn, zo zal ik komen om u te verlossen.

51
VersbegrippenZion Als Een PlaatsOude GezegdesMensen HatenWaterkanaal

Want David zeide ten zelven dage: Al wie de Jebusieten slaat, en geraakt aan die watergoot, en die kreupelen, en die blinden, die van Davids ziel gehaat zijn, die zal tot een hoofd en tot een overste zijn; daarom zegt men: Een blinde en kreupele zal in het huis niet komen.

52
VersbegrippenDe Houding Van God Tegenover WreedheidBeginGod, De AanbiederVerontrustende Groepen Van MensenGods Volk PlantteVerdergaanNaar Een Nieuwe Plek Gaan

En Ik heb voor Mijn volk, voor Israel, een plaats besteld, en hem geplant, dat hij aan zijn plaats wone, en niet meer heen en weder gedreven worde; en de kinderen der verkeerdheid zullen hem niet meer verdrukken, gelijk als in het eerst.

53
VersbegrippenDe Vrouwen Van David

En de zesde, Jithream, van Egla, Davids huisvrouw. Dezen zijn David geboren te Hebron.

54
VersbegrippenAlcoholVoorbeelden Van DronkenschapMensen Dronken Gemaakt

En David nodigde hem, zodat hij voor zijn aangezicht at en dronk, en hij maakte hem dronken. Daarna ging hij in den avond uit, om zich neder te leggen op zijn leger, met zijns heren knechten, maar ging niet af in zijn huis.

56
VersbegrippenZieke IndividuenWerkelijke Weduwen

Toen ging Nathan naar zijn huis. En de HEERE sloeg het kind, dat de huisvrouw van Uria David gebaard had, dat het zeer krank werd.

57
VersbegrippenGewichten En Maten, AfstandenBeëindigingStilstaan

Als nu de koning met al het volk te voet was uitgegaan, zo bleven zij staan in een verre plaats.

58
VersbegrippenKameraadschapMensen KiezenMensen Die Andere Dingen Bezitten

En Husai zeide tot Absalom: Neen, maar welken de HEERE verkiest, en al dit volk, en alle mannen van Israel, diens zal ik zijn, en bij hem zal ik blijven.

59
VersbegrippenBroederschap OffertBouwenBemiddelingAltaren Voor De HeerAltaren BouwenAltarenGod Beantwoordde GebedVredesoffers

En David bouwde aldaar den HEERE een altaar, en offerde brandofferen en dankofferen. Alzo werd de HEERE den lande verbeden, en deze plage van over Israel opgehouden.

60
VersbegrippenEigendom, HuizenTijd Van Vrede

En van dien dag af, dat Ik geboden heb richters te wezen over Mijn volk Israel. Doch u heb Ik rust gegeven van al uw vijanden. Ook geeft u de HEERE te kennen, dat de HEERE u een huis maken zal.

61
VersbegrippenVier Mensen

Deze vier waren aan Rafa geboren te Gath; en zij vielen door de hand van David, en door de hand zijner knechten.

62
VersbegrippenZij Bang Van God

En David vreesde den HEERE ten zelven dage; en hij zeide: Hoe zal de ark des HEEREN tot mij komen?

63

Toen maakten zich de oudsten van zijn huis op tot hem, om hem te doen opstaan van de aarde; maar hij wilde niet, en at geen brood met hen.

64
VersbegrippenUitgestuurde BoodschappersVriendelijkheidMag God Zegenen!

Toen zond David boden tot de mannen van Jabes in Gilead, en hij zeide tot hen: Gezegend zijt gij den HEERE, dat gij deze weldadigheid gedaan hebt aan uw heer, aan Saul, en hebt hem begraven.

65
VersbegrippenMensen Overhandigen

De zaak is niet alzo; maar een man van het gebergte van Efraim, wiens naam is Seba, de zoon van Bichri, heeft zijn hand opgeheven tegen den koning, tegen David; lever hem alleen, zo zal ik van deze stad aftrekken. Toen zeide de vrouw tot Joab: Zie, zijn hoofd zal tot u over den muur geworpen worden.

66
VersbegrippenSchriftgeleerdenRecorders

Joab nu, de zoon van Zeruja, was over het heir; en Josafat, zoon van Achilud, was kanselier.

67
VersbegrippenTafelsZoals Goede Mensen

En Ziba zeide tot den koning: Naar alles, wat mijn heer de koning zijn knecht gebiedt, alzo zal uw knecht doen. Ook zou Mefiboseth, etende aan mijn tafel, als een van des konings zonen zijn.

68
VersbegrippenHaatOorzaken Van LijdenBedrogMannen En Vrouwen Die LiefhaddenIndividuen HatenGebroken Hart

Daarna haatte haar Amnon met een zeer groten haat; want de haat, waarmede hij haar haatte, was groter dan de liefde, waarmede hij haar had liefgehad; en Amnon zeide tot haar: Maak u op, ga weg.

70
VersbegrippenAandacht Aan Mensen Besteden

Want de koning zal horen, om zijn dienstmaagd te redden van de hand des mans, die voorheeft mij en mijn zoon te zamen van Gods erve te verdelgen.

71

Mefiboseth nu had een kleinen zoon, wiens naam was Micha; en allen, die in het huis van Ziba woonden, waren knechten van Mefiboseth.

72
VersbegrippenDoekDe Mond BedekkenMensen Die Mensen VerbergenOnwetendheid Van Feiten

En de vrouw nam en spreidde een deksel over het opene van den put, en strooide gort daarop. Alzo werd de zaak niet bekend.

73

Van Syrie, en van Moab, en van de kinderen Ammons, en van de Filistijnen, en van Amalek, en van den roof van Hadad-ezer, den zoon van Rechob, den koning van Zoba.

74

Toen zeide zij tot hem: Er zijn geen oorzaken om mij uit te drijven; dit kwaad zou groter zijn dan het andere, dat gij bij mij gedaan hebt; maar hij wilde naar haar niet horen.

75
VersbegrippenMoed Tegenover De VijandLiefde En De WereldMoedKracht Van MensenWees Moedig!Wees Sterk!Gods Wil GeschiedtMoedMannelijkheidMoed En Kracht

Wees sterk, en laat ons sterk zijn voor ons volk, en voor de steden onzes Gods; de HEERE nu doe, wat goed is in Zijn ogen.

76
VersbegrippenGoudZilver

Welke de koning David ook den HEERE heiligde, met het zilver en het goud, dat hij geheiligd had van alle heidenen, die hij zich onderworpen had;

77
VersbegrippenOnbezonnenheidGoede DienarenDe Zevende Dag Van De WeekZichzelf PijnigenDag 7Dood Van Anonieme IndividuenVertellen Over Situaties Van MensenAngst Van IndividuenDe Dood Van Baby'sEen Geliefd Persoon VerliezenDood Van Een KindIemand Verliezen

En het geschiedde op den zevenden dag, dat het kind stierf; en Davids knechten vreesden hem aan te zeggen, dat het kind dood was, want zij zeiden: Ziet, als het kind nog levend was, spraken wij tot hem, maar hij hoorde naar onze stem niet, hoe zullen wij dan tot hem zeggen: Het kind is dood? Want het mocht kwaad doen.

78
VersbegrippenWaarderingGoedheidToewijding

Zo doe nu de HEERE aan u weldadigheid en trouw! En ik ook, ik zal aan u dit goede doen, dewijl gij deze zaak gedaan hebt.

79
VersbegrippenKledingSoorten KledingGewadenJurkFijne KledijDeuren SluitenVeelkleurigSloten En StavenMaagdelijkheid

Zij nu had een veelvervigen rok aan; want alzo werden des konings dochteren, die maagden waren, met mantels gekleed; en zijn dienaar bracht haar uit tot buiten, en grendelde de deur achter haar toe.

80

En dit zijn de namen dergenen, die hem te Jeruzalem geboren zijn: Schammua, en Schobab, en Nathan, en Salomo.

81
VersbegrippenMenselijke MachtGod Met Specifieke MensenMachtige Individuen

David nu ging geduriglijk voort, en werd groot; want de HEERE, de God der heirscharen, was met hem.

82
VersbegrippenVerraadVerraad

En hij schreef in dien brief, zeggende: Stel Uria vooraan tegenover den sterksten strijd, en keer van achter hem af, opdat hij geslagen worde en sterve.

83
VersbegrippenZoutValleienElf Tot Negentien DuizendAantal Vreemdelingen Gedood

Ook maakte zich David een naam, als hij wederkwam, nadat hij de Syriers geslagen had, in het Zoutdal, achttien duizend.

84
VersbegrippenPleidooi Van Onschuld

Maar ik was oprecht voor Hem; en ik wachtte mij voor mijn ongerechtigheid.

85
VersbegrippenMan Die Aanduidt

Zo geschiedde het, als Joab op de stad gelet had, dat hij Uria stelde aan de plaats, waarvan hij wist, dat aldaar strijdbare mannen waren.

86
VersbegrippenVerraadMagenVerraad

En zij kwamen daarin tot het midden des huizes, zullende tarwe halen; en zij sloegen hem aan de vijfde rib; en Rechab en zijn broeder Baena ontkwamen.

87

Maar Joab zeide tot hem: Gij zult dezen dag geen boodschapper zijn, maar op een anderen dag zult gij boodschappen; dezen dag nu zult gij niet boodschappen, daarom dat des konings zoon dood is.

88
VersbegrippenSlaapkamersOnthoofdingDe Ganse Nacht WandelenBedden

Want zij kwamen in huis, als hij op zijn bed lag, in zijn slaapkamer, en sloegen hem, en doodden hem, en hieuwen zijn hoofd af; en zij namen zijn hoofd, en gingen henen, den weg op het vlakke veld, den gansen nacht.

89
VersbegrippenSchrijven

Des morgens nu geschiedde het, dat David een brief schreef aan Joab; en hij zond dien door de hand van Uria.

90
VersbegrippenWoedende Mensen

Als de koning David al deze dingen hoorde, zo ontstak hij zeer.

91
VersbegrippenDe Ark In JeruzalemOnwillige Mensen

David dan wilde de ark des HEEREN niet tot zich laten overbrengen in de stad Davids; maar David deed ze afwijken in het huis van Obed-Edom, den Gethiet.

92
VersbegrippenVersterkingenGarnizoenenZij Onderworpen Aan MensenAardse VijandenBehoud

En hij legde bezettingen in Edom; in gans Edom legde hij bezettingen; en alle Edomieten werden David tot knechten; en de HEERE behoedde David overal, waar hij heentoog.

93
VersbegrippenVergeldingDoden Zal GebeurenVrouwen Overdragen

Nu dan, het zwaard zal van uw huis niet afwijken tot in eeuwigheid; daarom dat gij Mij veracht hebt, en de huisvrouw van Uria, den Hethiet, genomen hebt, dat zij u ter vrouwe zij.

94
VersbegrippenSoorten KledingFlauwteDood Van Anonieme IndividuenIn 1 Adem

Maar David zag, dat zijn knechten mompelden; zo merkte David, dat het kind dood was. Dies zeide David tot zijn knechten: Is het kind dood? En zij zeiden: Het is dood.

95
VersbegrippenGenoemde Individuen Doden

Als nu de mannen der stad uittogen en met Joab streden, vielen er van het volk, van Davids knechten, en Uria, de Hethiet, stierf ook.

96
VersbegrippenMolenstenenGedood Worden Door Een RotsGenoemde Individuen Doden

Wie sloeg Abimelech, den zoon van Jerubbeseth? Wierp niet een vrouw een stuk van een molensteen op hem van den muur, dat hij te Thebez stierf? Waarom zijt gij tot den muur genaderd? Dan zult gij zeggen: Uw knecht, Uria, de Hethiet, is ook dood.

98
VersbegrippenVindenRivier OverstekenNiet VindenTroepen Die Naar Huis GaanWaar Zijn Mensen?Zij Op Zoek Naar Mensen

Toen nu Absaloms knechten tot de vrouw in het huis kwamen, zeiden zij: Waar zijn Ahimaaz en Jonathan? En de vrouw zeide tot hen: Zij zijn over dat waterriviertje gegaan. En toen zij hen gezocht en niet gevonden hadden, keerden zij weder naar Jeruzalem.

99
VersbegrippenVaststellenHeiligdommenChristus Die Eeuwig HeerstGods Huis BouwenHet Koninkrijk Van Salomo

Die zal Mijn Naam een huis bouwen; en Ik zal den stoel zijns koninkrijks bevestigen tot in eeuwigheid.

100
VersbegrippenVestingenStad Van DavidBolwerkenZion Als Een PlaatsFortenMensen Die Dingen BenoemenWederopbouw van Jeruzalem

Alzo woonde David in den burg en noemde dien Davids stad. En David bouwde rondom van Millo af en binnenwaarts.

101
VersbegrippenAssenIjzerGereedschapGevangenenKlei, GebruikVerschrikkingen Van De OorlogZagenOvensIjzeren VoorwerpenGedwongen Arbeid

Het volk nu, dat daarin was, voerde hij uit, en legde het onder zagen, en onder ijzeren dorswagens, en onder ijzeren bijlen, en deed hen door den ticheloven doorgaan; en alzo deed hij aan alle steden der kinderen Ammons. Daarna keerde David, en al het volk, weder naar Jeruzalem.

102
Versbegrippen1 LichaamTroost Van VriendenSex Binnen Het HuwelijkHuwelijksseks tussenDe Belofte Van Een Baby

Daarna troostte David zijn huisvrouw Bathseba, en ging tot haar in, en lag bij haar; en zij baarde een zoon, wiens naam zij noemde Salomo; en de HEERE had hem lief.

103
VersbegrippenAlleen HandelenGoed Nieuws

Zo riep de wachter, en zeide het den koning aan; en de koning zeide: Indien hij alleen is, zo is er een boodschap in zijn mond; en hij ging al voort en naderde.

104
VersbegrippenBijzondere IndividuenBurgeroorlog

Terwijl die krijg was tussen het huis van Saul, en tussen het huis van David, zo geschiedde het, dat Abner zich sterkte in het huis van Saul.

105
VersbegrippenGraad

Abner nu, de zoon van Ner, de krijgsoverste, dien Saul gehad had, nam Isboseth, Sauls zoon, en voerde hem over naar Mahanaim,

106
VersbegrippenSchreeuwenKreten Van PlezierSchreeuwende TroepenTrompetten Voor De Viering

Alzo brachten David en het ganse huis Israels de ark des HEEREN op, met gejuich en met geluid der bazuinen.

107

En het geschiedde, als zij, die de ark des HEEREN droegen, zes treden voortgetreden waren, dat hij ossen en gemest vee offerde.

108
VersbegrippenVersterkingenVijanden Van Israël En JudaAanvallenZelfverdedigingZalving Van Koningen

Als nu de Filistijnen hoorden, dat zij David ten koning over Israel gezalfd hadden, zo togen alle Filistijnen op om David te zoeken; en David, dat horende, toog af, naar den burg.

109
VersbegrippenWoedende Mensen

En het zal geschieden, indien de grimmigheid des konings opkomt, en hij tot u zegt: Waarom zijt gij zo na aan de stad gekomen om te strijden? Wist gij niet, dat zij van den muur zouden schieten?

110
VersbegrippenEtende MensenWat Doe Jij?Dood Van Een Kind

Zo zeiden zijn knechten tot hem: Wat is dit voor een ding, dat gij gedaan hebt? Om des levenden kinds wil hebt gij gevast en geweend; maar nadat het kind gestorven is, zijt gij opgestaan en hebt brood gegeten.

111
VersbegrippenVertellen Over Gebeurtenissen

Toen zond Joab heen, en liet David den gansen handel van dezen strijd weten.

112
VersbegrippenUitgestuurde Boodschappers

En hij beval den bode, zeggende: Als gij zult geeindigd hebben den gansen handel van dezen strijd tot den koning uit te spreken;

113
VersbegrippenScheuren Van KledingVerscheuren Van KledingAsHuilenFijne KledijZij Die Kledij VerscheurdenAs Van Vernedering

Toen nam Thamar as op haar hoofd, en scheurde den veelvervigen rok, dien zij aanhad; en zij legde haar hand op haar hoofd, en ging vast henen en kreet.

114

Er was ook Benaja, zoon van Jojada, met de Krethi en de Plethi; maar Davids zonen waren prinsen.

115
VersbegrippenConcubinesPolygamieDe Vrouwen Van David

En David nam meer bijwijven, en vrouwen van Jeruzalem, nadat hij van Hebron gekomen was; en David werden meer zonen en dochteren geboren.

116
VersbegrippenFunctie Van De Ark Des VerbondsThuisTwee Tot Vier MaandenGezegend Door God

En de ark des HEEREN bleef in het huis van Obed-Edom, den Gethiet, drie maanden; en de HEERE zegende Obed-Edom en zijn ganse huis.

117
VersbegrippenTwee JaarLijst van koningen van Israël

Veertig jaren was Isboseth, Sauls zoon, oud, als hij koning werd over Israel; en hij regeerde het tweede jaar; alleenlijk die van het huis van Juda volgden David na.

118
VersbegrippenSoorten Van Kunst En AmbachtenVakluiUitgestuurde BoodschappersCederTimmerluiBouwenMetselaarsStenenZion Als Een PlaatsHandelCederhout

En Hiram, de koning van Tyrus, zond boden tot David, en cederenhout, en timmerlieden, en metselaars; en zij bouwden David een huis.

119
VersbegrippenDe Dood Van Anderen Berouwen

Als nu de huisvrouw van Uria hoorde, dat haar man Uria dood was, zo droeg zij leed over haar heer.

120
VersbegrippenVijanden Van Israël En JudaZij Onderworpen Aan Mensen

En het geschiedde daarna, dat David de Filistijnen sloeg, en bracht hen ten onder; en David nam Meteg-Amma uit der Filistijnen hand.

121
VersbegrippenPasserenZes- Tot ZevenhonderdZeshonderd En Meer

En al zijn knechten gingen aan zijn zijde heen, ook al de Krethi en al de Plethi, en al de Gethieten, zeshonderd man, die van Gath te voet gekomen waren, gingen voor des konings aangezicht heen.

122
VersbegrippenHaat Tussen VerwantenGedurende De DagGod Zal Kwaad BrengenVrouwen OverdragenRelatieproblemenGrootvaders

Zo zegt de HEERE: Zie, Ik zal kwaad over u verwekken uit uw huis, en zal uw vrouwen nemen voor uw ogen, en zal haar aan uw naaste geven; die zal bij uw vrouwen liggen, voor de ogen dezer zon.

123

Samma, de Harodiet; Elika, de Harodiet;

124
VersbegrippenNamen Voor JeruzalemOpwindingGezegend Door God

Toen boodschapte men den koning David, zeggende: De HEERE heeft het huis van Obed-Edom, en al wat hij heeft, gezegend om der ark Gods wil; zo ging David heen en haalde de ark Gods uit het huis van Obed-Edom opwaarts in de stad Davids, met vreugde.

125
VersbegrippenCitadelsSteden Veroveren

Joab nu krijgde tegen Rabba der kinderen Ammons; en hij nam de koninklijke stad in.

126
VersbegrippenBoodschapperSchoonheid In Vrouwen

En de bode ging heen, en kwam in, en gaf David te kennen alles, waar hem Joab om uitgezonden had.

127
VersbegrippenVoorbeelden Van GenadeWat Hebben We Gemeenschappelijk?Vijanden Van God

Maar David zeide: Wat heb ik met ulieden te doen, gij zonen van Zeruja! Dat gij mij heden ten satan zoudt zijn? Zou heden iemand gedood worden in Israel? Want weet ik niet, dat ik heden koning geworden ben over Israel?

128
VersbegrippenConcubinesFysieke SlaapVoorbeelden Van Buitenechtelijke SexMinnares

Saul nu had een bijwijf gehad, welker naam was Rizpa, dochter van Aja; en Isboseth zeide tot Abner: Waarom zijt gij ingegaan tot mijns vaders bijwijf?

129
VersbegrippenZalving Van KoningenKoningen MakenWees Moedig!

En nu, laat uw handen sterk zijn, en zijt dapper, dewijl uw heer Saul gestorven is; en ook hebben mij die van het huis van Juda tot koning over zich gezalfd.

130
VersbegrippenHuizenStabiliteitChristus Die Eeuwig HeerstDe Dynastie Van DavidHet Koninkrijk Van Salomo

Doch uw huis zal bestendig zijn, en uw koninkrijk tot in eeuwigheid, voor uw aangezicht; uw stoel zal vast zijn tot in eeuwigheid.

131
VersbegrippenGod Die Zegeningen Vloekt

God doe Abner zo, en doe hem zo daartoe! Voorzeker, gelijk als de HEERE aan David gezworen heeft, dat ik even alzo aan hem zal doen.

132
VersbegrippenVrouwen Overdragen

Isboseth dan zond heen, en nam haar van den man, van Paltiel, den zoon van Lais.

133
VersbegrippenGeschenkenFruitVoedselMannelijk En Vrouwelijk

En hij deelde uit aan het ganse volk, aan de ganse menigte van Israel, van de mannen tot de vrouwen toe, aan een iegelijk een broodkoek, en een schoon stuk vlees, en een fles wijn. Toen ging al dat volk heen, een iegelijk naar zijn huis.

134

Toen toog Abner, de zoon van Ner, uit, met de knechten van Isboseth, den zoon van Saul, van Mahanaim naar Gibeon.

135
VersbegrippenDeuren SluitenSloten En Staven

En hij riep zijn jongen, die hem diende, en zeide: Drijf nu deze van mij uit naar buiten, en grendel de deur achter haar toe.

136
VersbegrippenTrouwGoede DienarenVoorbeelden Van VriendschapKameraadschapLeven En Dood

Maar Ithai antwoordde den koning, en zeide: Zo waarachtig als de HEERE leeft, en mijn heer de koning leeft, in de plaats, waar mijn heer de koning zal zijn, hetzij ten dode, hetzij ten leven, daar zal uw knecht voorzeker ook zijn!

137
VersbegrippenKoningen MakenNoordelijk Koninkrijk Israël

En maakte hem ten koning over Gilead, en over de Aschurieten, en over Jizreel, en over Efraim, en over Benjamin, en over gans Israel.

138
VersbegrippenOfferandesMensen Die Anderen ZegenenVredesoffers

Als David geeindigd had het brandoffer en de dankofferen te offeren, zo zegende hij het volk in den Naam des HEEREN der heirscharen.

139
VersbegrippenNeuzenOvertreding1 LichaamGeurtjesMensen Die Gehaat Worden

En Achitofel zeide tot Absalom: Ga in tot de bijwijven uws vaders, die hij gelaten heeft om het huis te bewaren; zo zal gans Israel horen, dat gij bij uw vader stinkende zijt geworden, en de handen van allen, die met u zijn, zullen gesterkt worden.

140
VersbegrippenRennen Met Nieuws

En Joab zeide tot Cuschi: Ga heen, en zeg den koning aan, wat gij gezien hebt; en Cuschi boog zich voor Joab, en liep heen.

141
VersbegrippenKoningen MakenDe Ouderen Die Bijeenkomen

Abner nu had woorden met de oudsten van Israel, zeggende: Gij hebt David te voren lang tot een koning over u begeerd.

142
VersbegrippenBoodschapperWerk, Goddelijk En MenselijkVeranderde NamenGod Stuurde ProfetenMensen Met Toepasselijke NamenGods Liefde Voor Israël

En zond heen door de hand van den profeet Nathan, en noemde zijn naam Jedid-Jah, om des HEEREN wil.

143
VersbegrippenDoor De Mens In Leven Gehouden WordenDe Dood Van Baby's

En hij zeide: Als het kind nog leefde, heb ik gevast en geweend; want ik zeide: Wie weet, de HEERE zou mij mogen genadig zijn, dat het kind levend bleve.

144
VersbegrippenDe Aard Van Sexuele ZondeZonde En De Aard Van GodDe Vrouwen Van David

En als de rouw was overgegaan, zond David heen, en nam haar in zijn huis; en zij werd hem ter vrouwe, en baarde hem een zoon. Doch deze zaak, die David gedaan had, was kwaad in de ogen des HEEREN.

145
VersbegrippenReinigingZalvingAanvaardbare Houdingen Van AanbiddingEtende MensenZichzelf ZalvenReine GezichtenReine Kledij

Toen stond David op van de aarde, en wies en zalfde zich, en veranderde zijn kleding, en ging in het huis des HEEREN, en bad aan; daarna kwam hij in zijn huis, en eiste brood; en zij zetten hem brood voor, en hij at.

146
VersbegrippenDienaren Van De Mens

En ten andere, wien zou ik dienen? Zou het niet zijn voor het aangezicht zijns zoons? Gelijk als ik voor het aangezicht uws vaders gediend heb, alzo zal ik voor uw aangezicht zijn.

147
VersbegrippenIn Het Geheim HandelenGedurende De DagDingen Manifesteren

Want gij hebt het in het verborgen gedaan; maar Ik zal deze zaak doen voor gans Israel, en voor de zon.

148
VersbegrippenOntslagLeeftijd Van VerantwoordingHoe Dood Onontkoombaar IsNabijheid Van De DoodDe Dood NadertZinloos VastenVastenDood Van Een KindVerlies Van Een Geliefde

Maar nu is het dood, waarom zou ik nu vasten? Zal ik hem nog kunnen wederhalen? Ik zal wel tot hem gaan, maar hij zal tot mij niet wederkomen.

149
VersbegrippenDe Aard Van BedieningDienstbaarheid In Het Leven Van GelovigenIndividuen Die Anderen Redden

Zo doet het nu; want de HEERE heeft tot David gesproken, zeggende: Door de hand van David, Mijn knecht, zal Ik Mijn volk Israel verlossen van de hand der Filistijnen, en van de hand van al hun vijanden.

150
VersbegrippenKronen, Gedragen DoorGoudEdelstenenJuwelenGewichten Van GoudTalentenGewicht

En hij nam de kroon haars konings van zijn hoofd af, welker gewicht was een talent gouds, met edelgesteente, en zij werd op Davids hoofd gezet; ook voerde hij uit een zeer groten roof der stad.

151
VersbegrippenVluchtelingenMensen Die Gevlucht Zijn

Als de kinderen Ammons zagen, dat de Syriers vloden, vloden zij ook voor het aangezicht van Abisai, en kwamen in de stad. En Joab keerde weder van de kinderen Ammons, en kwam te Jeruzalem.

152
VersbegrippenKop, Letterlijk GebruikNiets Wat Dieren EtenSchapen BezittenHuisdieren

Maar de arme had gans niet dan een enig klein ooilam, dat hij gekocht had, en had het gevoed, dat het groot geworden was bij hem, en bij zijn kinderen tegelijk; het at van zijn bete, en dronk van zijn beker, en sliep in zijn schoot, en het was hem als een dochter.

153
VersbegrippenSoldaten

Als nu Joab en het ganse heir, dat met hem was, aankwamen, zo gaven zij Joab te kennen, zeggende: Abner, de zoon van Ner, is gekomen tot den koning, en hij heeft hem laten gaan, en hij is gegaan in vrede.

154
VersbegrippenGods AdviesPijn En Verraad

En in die dagen was Achitofels raad, dien hij raadde, als of men naar Gods woord gevraagd had; alzo was alle raad van Achitofel, zo bij David als bij Absalom.

155
VersbegrippenMensen BeantwoordenDingen Die Onthuld Worden

Toen antwoordde de koning, en zeide tot de vrouw: Verberg nu niet voor mij de zaak, die ik u vragen zal. En de vrouw zeide: Mijn heer de koning spreke toch.

156
VersbegrippenWaarschuwingen Tegen AfvalligheidVoorbeelden Van Afvalligheid OTAfzettenGod Toonde Zijn Liefdevolle VriendelijkheidSaul

Maar Mijn goedertierenheid zal van hem niet wijken, gelijk als Ik die weggenomen heb van Saul, dien Ik van voor uw aangezicht heb weggenomen.

157
VersbegrippenPogingen Om Bepaalde Mensen Te Doden

En zij brachten het hoofd van Isboseth tot David te Hebron, en zeiden tot den koning: Zie, daar is het hoofd van Isboseth, den zoon van Saul, uw vijand, die uw ziel zocht, alzo heeft de HEERE mijn heer den koning te dezen dage wrake gegeven van Saul en van zijn zaad.

158
VersbegrippenValleienTijdelijk Verblijf In De Wildernis

En het ganse land weende met luider stem, als al het volk overging; ook ging de koning over de beek Kidron, en al het volk ging over, recht naar den weg der woestijn.

159
VersbegrippenMensen Die Gevlucht Zijn

Toen naderde Joab, en het volk, dat bij hem was, tot den strijd tegen de Syriers; en zij vloden voor zijn aangezicht.

160
VersbegrippenMensen Die Dingen Benoemen

Zo verzamel gij nu het overige des volks, en beleger de stad, en neem ze in; opdat niet, zo ik de stad zou innemen, mijn naam over haar uitgeroepen worde.

161
VersbegrippenBlaamMenselijke WoedeTrouwOvertredingGenoemde Personen Die Kwaad Waren Op AnderenMensen Van Juda

Toen ontstak Abner zeer over Isboseths woorden, en zeide: Ben ik dan een hondskop, ik, die tegen Juda, aan het huis van Saul, uw vader, aan zijn broederen en aan zijn vrienden, heden weldadigheid doe, en u niet overgeleverd heb in Davids hand, dat gij heden aan mij onderzoekt de ongerechtigheid ener vrouw?

162
VersbegrippenSex Binnen Het HuwelijkHuwelijksseks tussenGenoemde Zusters

En Absalom had Amasa in Joabs plaats gesteld over het heir. Amasa nu was eens mans zoon, wiens naam was Jethra, de Israeliet, die ingegaan was tot Abigail, dochter van Nahas, zuster van Zeruja, Joabs moeder.

163
VersbegrippenNederigheidBescheidenheidAdvies Voor Effectief GebedPraktische Zaken Omtrent Het GebedZittenMensen Die NeerzittenIk Ben OnbelangrijkFamilie LiefdeLiefde En FamilieMindfulness

Toen ging de koning David in, en bleef voor het aangezicht des HEEREN, en hij zeide: Wie ben ik, Heere HEERE, en wat is mijn huis, dat Gij mij tot hiertoe gebracht hebt?

164
VersbegrippenDe GezalfdeDe Gezalfde Van De HeerDe Goddeloze Vervloeken

Toen antwoordde Abisai, de zoon van Zeruja, en zeide: Zou dan Simei hiervoor niet gedood worden? Zo hij toch den gezalfde des HEEREN gevloekt heeft.

165
VersbegrippenDe Openbaring Van GodZij Die Visioenen Hadden

Naar al deze woorden, en naar dit ganse gezicht, alzo sprak Nathan tot David.

166
VersbegrippenBedekte HoofdenKant Van Mensen

En de een greep den ander bij het hoofd, en stiet zijn zwaard in de zijde des anderen, en zij vielen te zamen; daarvan noemde men dezelve plaats Chelkath-Hazurim, die bij Gibeon is.

167
VersbegrippenIndividuen Die Niet SprekenEenzaamheid En Depressie

En haar broeder Absalom zeide tot haar: Is uw broeder Amnon bij u geweest? Nu dan, mijn zuster, zwijg stil, hij is uw broeder; zet uw hart niet op deze zaak. Alzo bleef Thamar en was eenzaam in het huis van haar broeder Absalom.

168
VersbegrippenOntvangen Van Gods AdviesNavraag Doen Bij GodVragenVoorbeelden Van Gods BegeleidingGebed Als Vraag Voor GodStammen Van IsraëlBeantwoord Gebed

En het geschiedde daarna, dat David den HEERE vraagde, zeggende: Zal ik optrekken in een der steden van Juda? En de HEERE zeide tot hem: Trek op. En David zeide: Waarheen zal ik optrekken? En Hij zeide: Naar Hebron.

169
VersbegrippenInzichtStabiliteitSpirituele WaarnemingSaul En David

En David merkte, dat de HEERE hem tot een koning over Israel bevestigd had, en dat Hij zijn koninkrijk verheven had, om Zijns volks Israels wil.

170

En Ibchar, en Elischua en Nefeg, en Jafia,

171
VersbegrippenTrompetOnthoofdingTrompetten Om De Gevechten Te StoppenTroepen Die Naar Huis Gaan

En de vrouw kwam in tot al het volk, met haar wijsheid; en zij hieuwen Seba, den zoon van Bichri, het hoofd af, en wierpen het tot Joab. Toen blies hij met de bazuin, en zij verstrooiden zich van de stad, een iegelijk naar zijn tenten; en Joab keerde weder naar Jeruzalem tot den koning.

172
VersbegrippenDageraadDageraadTot Het Dageraad

Toen maakte zich David op, en al het volk, dat met hem was; en zij gingen over de Jordaan. Aan het morgenlicht ontbrak er niet tot een toe, die niet over de Jordaan gegaan was.

173
VersbegrippenLengteZeven Jaar

Het getal nu der dagen, die David koning geweest is te Hebron, over het huis van Juda, is zeven jaren en zes maanden.

174

Zo zeide de koning tot Ithai, den Gethiet: Waarom zoudt gij ook met ons gaan? Keer weder, en blijf bij den koning; want gij zijt vreemd, en ook zult gij weder vertrekken naar uw plaats.

175
VersbegrippenDe Geschiedenis Van Jeruzalem

Alzo woonde Mefiboseth te Jeruzalem, omdat hij geduriglijk at aan des konings tafel; en hij was kreupel aan beide zijn voeten.

176
VersbegrippenUitbreken

Toen kwam David te Baal-Perazim; en David sloeg hen aldaar, en zeide: De HEERE heeft mijn vijanden voor mijn aangezicht gescheurd, als een scheur der wateren; daarom noemde hij den naam derzelve plaats, Baal-Perazim.

177

David nu kwam te Mahanaim, en Absalom toog over de Jordaan, hij en alle mannen van Israel met hem.

178
VersbegrippenVoorbeelden Van Sexuele ImmoraliteitDakTentenBovenop Het DakMensen Zien

Zo spanden zij Absalom een tent op het dak; en Absalom ging in tot de bijwijven zijns vaders, voor de ogen van het ganse Israel.

179
VersbegrippenHet Instituut Priesters In De Tijd Van OTSecretaris

En Zadok, zoon van Ahitub, en Achimelech, zoon van Abjathar, waren priesters; en Seraja was schrijver.

180
VersbegrippenPoelenTegengestelde Kanten

Joab, de zoon van Zeruja, en de knechten van David, togen ook uit; en zij ontmoetten elkander bij den vijver van Gibeon; en zij bleven, deze aan deze zijde des vijvers, en die aan gene zijde des vijvers.

181
VersbegrippenSpringenVoorbeelden Van MinachtingGevallen En Verlost HartSuperioriteitVoorbeelden Van Slechte EchtgenotesDoor Vensters KijkenMensen Die SpringenSpringen

En het geschiedde, als de ark des HEEREN in de stad Davids kwam, dat Michal, Sauls dochter, door het venster uitzag. Als zij nu den koning David zag, springende en huppelende voor het aangezicht des HEEREN, verachtte zij hem in haar hart.

182
VersbegrippenSchapen ScherenTwee Jaar

En het geschiedde, na twee volle jaren, dat Absalom, schaaps scheerders had te Baal-Hazor, dat bij Efraim is; zo nodigde Absalom al des konings zonen.

183

En het geschiedde, als David te Mahanaim gekomen was, dat Sobi, de zoon van Nahas, van Rabba der kinderen Ammons, en Machir, de zoon van Ammiel, van Lodebar, en Barzillai, de Gileadiet, van Rogelim,

184
VersbegrippenReizenVoorbij De Eufraat

En Hadad-ezer zond heen, en deed de Syriers uitkomen, die op gene zijde der rivier zijn, en zij kwamen te Helam; en Sobach, Hadad-ezers krijgsoverste, toog voor hun aangezicht heen.

185

Toen zeide Absalom tot Achitofel: Geeft onder ulieden raad, wat zullen wij doen?

186
VersbegrippenLichaamBaden Voor VerfrissingDakPornoBovenop Het DakBeddenDe Schoonheid Van Vrouwen

Zo geschiedde het tegen den avondtijd, dat David van zijn leger opstond, en wandelde op het dak van het koningshuis, en zag van het dak een vrouw, zich wassende; deze vrouw nu was zeer schoon van aanzien.

187
VersbegrippenAlwetende God

En wat zal David nog meer tot U spreken? Want Gij kent Uw knecht, Heere HEERE!

188
VersbegrippenLevietenDe Ark In JeruzalemPriesters In Actie

En ziet, Zadok was ook daar, en al de Levieten met hem, dragende de ark des verbonds van God, en zij zetten de ark Gods neder; en Abjathar klom op, totdat al het volk uit de stad geeindigd had over te gaan.

189
VersbegrippenSteden Veroveren

Toen verzamelde David al dat volk, en toog naar Rabba; en hij krijgde tegen haar, en nam ze in.

190
VersbegrippenUitrusting, FysiekLammerenOnvriendelijkKuddesReizigersOnwillige MensenDieren NemenZij Die Maaltijden Aanboden

Toen nu den rijken man een wandelaar overkwam, verschoonde hij te nemen van zijn schapen en van zijn runderen, om voor den reizenden man, die tot hem gekomen was, wat te bereiden; en hij nam des armen mans ooilam, en bereidde dat voor den man, die tot hem gekomen was.

191
VersbegrippenVoorbijlopen

Wat het ook zij, zeide hij, laat mij heenlopen; zo zeide hij tot hem: Loop heen. En Ahimaaz liep den weg van het effen veld, en kwam Cuschi voorbij.

192
VersbegrippenUitgestuurde Boodschappers

Toen zond Joab boden tot David, en zeide: Ik heb gekrijgd tegen Rabba, ook heb ik de waterstad ingenomen.

193
VersbegrippenMenselijke WoedeDood Als StrafWoedende Mensen

Toen ontstak Davids toorn zeer tegen dien man; en hij zeide tot Nathan: Zo waarachtig als de HEERE leeft, de man, die dat gedaan heeft, is een kind des doods!

194
VersbegrippenHet Karakter Van DavidGebarenBehulpzaamHuizenDankbaarheidFamilie En VriendenGrootvadersSaul

En David zeide: Is er nog iemand die overgebleven is van het huis van Saul, dat ik weldadigheid aan hem doe, om Jonathans wil?

195

Toen nu de Syriers zagen, dat zij voor Israels aangezicht geslagen waren, zo vergaderden zij zich weder te zamen.

196
VersbegrippenKleinkinderenKwetsuur Aan De VoetenGezichtshaarOnreine Dingen

Mefiboseth, Sauls zoon, kwam ook af den koning tegemoet; en hij had zijn voeten niet schoongemaakt, noch zijn knevelbaard beschoren, noch zijn klederen gewassen, van dien dag af, dat de koning was weggegaan, tot dien dag toe, dat hij met vrede wederkwam.

197

En de koning zeide tot Simei: Gij zult niet sterven. En de koning zwoer hem.

198

Alzo maakte zich Joab op, en toog naar Gesur; en hij bracht Absalom te Jeruzalem.

199

En Elischama, en Eljade, en Elifeleth.

200
VersbegrippenVerlaten Van ZakenVerlaten Van Afgoden

En zij lieten hun afgoden aldaar; en David en zijn mannen namen ze op.

201
VersbegrippenAnderen Die Niet AntwoordenAngst Van Individuen

En hij kon Abner verder niet een woord antwoorden, omdat hij hem vreesde.

202
VersbegrippenTwaalf Wezens

Toen maakten zich op, en gingen over in getal, twaalf van Benjamin, te weten voor Isboseth, Sauls zoon, en twaalf van Davids knechten.

203
VersbegrippenDe Aard Van OnderscheidingsvermogenKennis Over Goed En KwaadEngelen, Beschrijving VanDe Engel Van GodGod Is Met JouZoals Engelen

Wijders zeide uw dienstmaagd: Het woord mijns heren, des konings, zij toch tot rust; want gelijk een Engel Gods, alzo is mijn heer de koning, om te horen het goede en het kwade; en de HEERE, uw God, zal met u zijn.

204
VersbegrippenMannen Getroffen Door BoogschuttersGenoemde Individuen Doden

Toen schoten de schutters van den muur af op uw knechten, dat er van des konings knechten dood gebleven zijn; en uw knecht, Uria, de Hethiet, is ook dood.

205
VersbegrippenNavraag Doen Bij GodGoddelijke RichtingDe Naties AangevallenDoor Iemand Bij De Hand Genomen WordenRichting

Zo vraagde David den HEERE, zeggende: Zal ik optrekken tegen de Filistijnen? Zult Gij ze in mijn hand geven? En de HEERE zeide tot David: Trek op, want Ik zal de Filistijnen zekerlijk in uw hand geven.

206
VersbegrippenNavraag Doen Bij GodBomenVallen

En David vraagde den HEERE, Dewelke zeide: Gij zult niet optrekken; maar trek om tot achter hen, dat gij aan hen komt van tegenover de moerbezienbomen;

207
VersbegrippenGod Als HerderBuitengaan En BinnenkomenSaul En David

Daartoe ook te voren, toen Saul koning over ons was, waart gij Israel uitvoerende en inbrengende; ook heeft de HEERE tot u gezegd: Gij zult Mijn volk Israel weiden, en gij zult tot een voorganger zijn over Israel.

208

Maar David antwoordde Rechab en zijn broeder Baena, den zonen van Rimmon, den Beerothiet, en zeide tot hen: Zo waarachtig als De HEERE leeft, Die mijn ziel uit alle benauwdheid verlost heeft!

209
VersbegrippenSaul En David

Overbrengende het koninkrijk van het huis van Saul, en oprichtende den stoel van David over Israel en over Juda, van Dan tot Ber-seba toe.

210
VersbegrippenToekomstOpenbaring Van De ToekomstDe Relatie Van De Mens Tot God

Daartoe is dit in Uw ogen nog klein geweest, Heere HEERE, maar Gij hebt ook over het huis Uws knechts gesproken tot van verre heen; en dit naar de wet der mensen, Heere HEERE!

211
VersbegrippenGod Als VerlosserDe Aard Van WonderenNationalismeUniek Israël

En wie is, gelijk Uw volk, gelijk Israel, een enig volk op aarde, hetwelk God is heengegaan Zich tot een volk te verlossen, en om Zich een Naam te zetten, en om voor ulieden deze grote en verschrikkelijke dingen te doen aan Uw land, voor het aangezicht Uws volks, dat Gij U uit Egypte verlost hebt, de heidenen en hun goden verdrijvende.

212
VersbegrippenHet Rijk Van DavidHuizenVoorbeelden Van OorlogAard Van OorlogLichamelijke ZwakteSterke IndividuenZonder KrachtBurgeroorlogOorlogStrijd

En er was een lange krijg tussen het huis van Saul, en tussen het huis van David. Doch David ging en werd sterker; maar die van het huis van Saul gingen en werden zwakker.

213
VersbegrippenHerstel Van Mensen

Toen zeide de koning tot Joab: Zie nu, ik heb deze zaak gedaan; zo ga henen, haal den jongeling Absalom weder.

214
VersbegrippenVermaakVrijetijd En VrijetijdsbestedingOntspanningBoksen

En Abner zeide tot Joab: Laat zich nu de jongens opmaken, en voor ons aangezicht spelen. En Joab zeide: Laat hen zich opmaken.

215
VersbegrippenVoorspelling, Inspiratie In OTVisioenen En Dromen In Het SchriftNachtelijke Visioenen

Maar het gebeurde in denzelfden nacht, dat het woord des HEEREN tot Nathan geschiedde, zeggende:

216
VersbegrippenZeven- Tot NegenhonderdVeertig Duizend En MeerMensen Die Gevlucht Zijn

Maar de Syriers vloden voor Israels aangezicht, en David versloeg van de Syriers zevenhonderd wagenen, en veertig duizend ruiteren; daartoe sloeg hij Sobach, hun krijgsoverste, dat hij aldaar stierf.

217
VersbegrippenVersterking

Daarna togen de Filistijnen weder op; en zij verspreidden zich in het dal Refaim.

218
VersbegrippenUitgestuurde BoodschappersTrouw

Toen zond Abner boden voor zich tot David, zeggende: Wiens is het land? zeggende wijders: Maak uw verbond met mij, en zie, mijn hand zal met u zijn, om gans Israel tot u om te keren.

219
VersbegrippenStammen Van IsraëlZeven Jaar30 Tot 40 Jaar

Te Hebron regeerde hij over Juda zeven jaren en zes maanden; en te Jeruzalem regeerde hij drie en dertig jaren over gans Israel en Juda.

220
VersbegrippenGeboden in OT

En David deed alzo, gelijk als de HEERE hem geboden had; en hij sloeg de Filistijnen van Geba af, totdat gij komt te Gezer.

221
VersbegrippenBuigen Voor David

Toen viel Joab op zijn aangezicht ter aarde, en boog zich, en dankte den koning; en Joab zeide: Heden heeft uw knecht gemerkt, dat ik genade gevonden heb in uw ogen, mijn heer koning! Omdat de koning het woord van zijn knecht gedaan heeft.

222
VersbegrippenConcubinesStammen Van IsraëlZegen ToevoegenGod Geeft VrijelijkVrouwen Overdragen

En Ik heb u uws heren huis gegeven, daartoe uws heren vrouwen in uw schoot, ja, Ik heb u het huis van Israel en Juda gegeven; en indien het weinig is, Ik zou u alzulks en alzulks daartoe doen.

223
VersbegrippenUitgestuurde BoodschappersVoorhuidenBruidschatVerlovingGewoonten In Verband Met Het HuwelijkHet Hof MakenVerbintenisHonderd

Ook zond David boden tot Isboseth, den zoon van Saul, zeggende: Geef mij mijn huisvrouw Michal, die ik mij met honderd voorhuiden der Filistijnen ondertrouwd heb.

224
VersbegrippenConfrontatie

Als dat David werd aangezegd, verzamelde hij gans Israel, en toog over de Jordaan, en kwam te Helam, en de Syriers stelden de slagorde tegen David aan, en streden met hem.

225
VersbegrippenNederlaagNederlaag Van Gods Mensen

En er was op dienzelfden dag een gans zeer harde strijd. Doch Abner en de mannen van Israel werden voor het aangezicht der knechten van David geslagen.

226

En het geschiedde daarna, dat de koning der kinderen Ammons stierf, en zijn zoon Hanun werd koning in zijn plaats.

227
VersbegrippenDe Wil Van GodDe Aard Van God KennenGrootsheid

Om Uws woords wil, en naar Uw hart hebt Gij al deze grote dingen gedaan, om aan Uw knecht bekend te maken.

228
VersbegrippenSchapen Scheren

En Absalom kwam tot den koning, en zeide: Zie, nu heeft uw knecht schaaps scheerders; dat toch de koning en zijn knechten met uw knecht gaan.

229
VersbegrippenDrie KinderenSnelle LopersHerten Enz.Hert

Nu waren aldaar drie zonen van Zeruja, Joab, en Abisai en Asahel; en Asahel was licht op zijn voeten, als een der reeen, die in het veld zijn.

230
VersbegrippenWachtenMensen Die WachtenDoorwaadbare PlaatsVertellen Over Gebeurtenissen

Zie, ik zal vertoeven in de vlakke velden der woestijn, totdat er een woord van ulieden kome, dat men mij aanzegge.

231

En de Filistijnen kwamen en verspreidden zich in het dal Refaim.

232
VersbegrippenNiet Opzij DraaienMeedogenloos

En Asahel jaagde Abner achterna; en hij week niet, om van achter Abner ter rechterhand of ter linkerhand af te gaan.

233
VersbegrippenDertigNummer VeertigCarrières40 Tot 50 jaar

Dertig jaar was David oud, als hij koning werd; veertig jaren heeft hij geregeerd.

234
VersbegrippenDe Uniekheid Van GodMonotheïsme1 GodNiemand Is Zoals GodNiemand Anders Is God

Daarom zijt Gij groot, HEERE God! Want er is niemand gelijk Gij, en er is geen God dan alleen Gij, naar alles, wat wij met onze oren gehoord hebben.

235

Israel nu en Absalom legerden zich in het land van Gilead.

236
VersbegrippenBedden

Hoeveel te meer, wanneer goddeloze mannen een rechtvaardigen man in zijn huis op zijn slaapstede hebben gedood? Nu dan, zou ik zijn bloed van uw handen niet eisen, en u van de aarde wegdoen?

237
VersbegrippenNieuwsGoed Nieuws

Dewijl ik hem, die mij boodschapte, zeggende: Zie, Saul is dood; daar hij in zijn ogen was als een, die goede boodschap bracht, nochtans gegrepen en te Ziklag gedood heb, hoewel hij meende, dat ik hem bodenloon zou geven;

238

En hij zeide: Wel, ik zal een verbond met u maken; doch een ding begeer ik van u, zeggende: Gij zult mijn aangezicht niet zien, tenzij dat gij Michal, Sauls dochter, te voren inbrengt, als gij komt om mijn aangezicht te zien.

239
VersbegrippenKoeien

De rijke had zeer veel schapen en runderen.

240
VersbegrippenDe Trouw Van GodGoed TerugspelenDe Genade Van God

Bij den goedertierene houdt Gij U goedertieren; bij den oprechten held houdt Gij U oprecht.

241
VersbegrippenDe Ark In Jeruzalem

Alzo bracht Zadok, en Abjathar, de ark Gods weder te Jeruzalem, en zij bleven aldaar.

242
VersbegrippenVergetenDe Reachtie Van Gelovigen Tegen Het KwaadHeiligheid Van Het LevenOorzaken Van LijdenWoord Van GodGenoemde Individuen DodenVrouwen Overdragen

Waarom hebt gij dan het woord des HEEREN veracht, doende wat kwaad is in Zijn ogen? Gij hebt Uria, den Hethiet, met het zwaard verslagen, en zijn huisvrouw hebt gij u ter vrouwe genomen; en hem hebt gij met het zwaard van de kinderen Ammons doodgeslagen.

243
VersbegrippenGod, De HeerEenheid Tussen Gods MensenEeuwig Met GodJij Bent Onze God

En Gij hebt Uw volk Israel U bevestigd, U tot een volk, tot in eeuwigheid; en Gij, HEERE, zijt hun tot een God geworden.

244
VersbegrippenGoed NieuwsRennen Met NieuwsGoed Nieuws

Voorts zeide de wachter: Ik zie den loop des eersten aan, als den loop van Ahimaaz, Zadoks zoon. Toen zeide de koning: Dat is een goed man, en hij zal met een goede boodschap komen.

245
VersbegrippenOntslagGod Niet BehagenGods Wil Geschiedt

Maar indien Hij alzo zal zeggen: Ik heb geen lust tot u; zie, hier ben ik, Hij doe mij, zo als het in Zijn ogen goed is.

246
VersbegrippenVoorbeelden Van BankettenTwintig

En Abner kwam tot David te Hebron, en twintig mannen met hem. En David maakte Abner, en den mannen, die met hem waren, een maaltijd.

247
VersbegrippenBloemBekkensBonenBedden

Beddewerk, en schalen, en aarden vaten, en tarwe, en gerst, en meel, en geroost koren, en bonen, en linzen, ook geroost,

248
VersbegrippenGebeurtenissen Ark Des VerbondsTenten

Toen zij nu de ark des HEEREN inbrachten, stelden zij die in haar plaats, in het midden der tent, die David voor haar gespannen had; en David offerde brandofferen voor des HEEREN aangezicht, en dankofferen.

249
VersbegrippenOntmoedigingDe Moed Verliezen

Als nu Sauls zoon hoorde, dat Abner te Hebron gestorven was, werden zijn handen slap, en gans Israel werd verschrikt.

250
VersbegrippenHet Doel Van De Ark Des VerbondsOnbezonnenheidDorsvloerHeiligschennisVallende DierenHeilige Dingen Aanraken

Als zij nu kwamen tot aan Nachons dorsvloer, zo strekte Uza zijn hand uit aan de ark Gods, en hield ze, want de runderen struikelden.

251
VersbegrippenGoddelijke ManifestatiesHet HofCherubijn Aan De Troon Van GodDe Glorie Van Gods ShekinaDe Aanwezigheid Van GodGod Zit In GlorieGeroepen In Gods Naam

En David maakte zich op, en ging heen met al het volk, dat bij hem was, van Baalim-Juda, om van daar op te brengen de ark Gods, bij dewelke de Naam wordt aangeroepen, de Naam van den HEERE der heirscharen, Die daarop woont tussen de cherubim.

252
VersbegrippenGod Gaat VoorDingen HorenVerdergaanBewegingVoetafdrukkenLeger

En het geschiede, als gij hoort het geruis van een gang in de toppen der moerbezienbomen, dan rep u; want alsdan is de HEERE voor uw aangezicht uitgegaan, om het heirleger der Filistijnen te slaan.

253
VersbegrippenTwee MensenGod Stuurde Profeten

En de HEERE zond Nathan tot David. Als die tot hem inkwam, zeide hij tot hem: Er waren twee mannen in een stad, de een rijk en de ander arm.

254
VersbegrippenVerwarringZorgDienstbaarheid In De Maatschappij

Toen zeide de koning: Is het wel met den jongeling, met Absalom? En Ahimaaz zeide: Ik zag een groot rumoer, als Joab, den knecht des konings, en mij uw knecht afzond, maar ik weet niet wat.

255
VersbegrippenLand Als Goddelijk GeschenkDe Sabbat In OTKoninklijke HuizenTijd Van Vrede

En het geschiedde, als de koning in zijn huis zat, en de HEERE hem rust gegeven had van al zijn vijanden rondom,

256
VersbegrippenDrie KinderenDe Schoonheid Van VrouwenMooie Vrouwen

Ook werden Absalom drie zonen geboren, en een dochter, welker naam was Thamar; deze was een vrouw, schoon van aanzien.

257
VersbegrippenVoorbeelden Van BitterheidWrokHaatLiefde En De WereldIndividuen Die Niet SprekenGenoemde ZustersIndividuen Haten

Doch Absalom sprak niet met Amnon, noch kwaad noch goed; maar Absalom haatte Amnon, ter oorzake dat hij zijn zuster Thamar verkracht had.

258
VersbegrippenSoorten Van Kunst En AmbachtenMuzikantenSoorten MuziekinstrumentenLiederenSparrenBomenElementen Van AanbiddenMuziekinstrumenten, Gemaakt VanOrkestenCymbalenTamboerijnenHarpenLierenInstrumentendrums

En David en het ganse huis Israels speelden voor het aangezicht des HEEREN, met allerlei snarenspel van dennenhout, als met harpen, en met luiten, en met trommelen, ook met schellen, en met cimbalen.

259
VersbegrippenFunctie Van De Ark Des VerbondsCederEigendom, HuizenTentenGods Huis BouwenKoninklijke HuizenDe Rondreizende ArkCederhoutGenoemde Profeten Van De Heer

Zo zeide de koning tot den profeet Nathan: Zie toch, ik woon in een cederen huis, en de ark Gods woont in het midden der gordijnen.

260
VersbegrippenHet Karakter Van DavidHuilenDe Noden Van KinderenOorzaken Van WanhoopMeemaken Van VerliesIntimiteitEenzaamheidRouwenSpijtTrappenEmotionele Aspecten Van LijdenHuilenKinderen, Ouderlijke LiefdeWoorden DuplicerenVerlangen Naar De DoodDe Bovenste KamersDe Dood Van Anderen BerouwenLiefde Voor Kinderen

Toen werd de koning zeer beroerd, en ging op naar de opperzaal der poort, en weende; en in zijn gaan zeide hij alzo: Mijn zoon Absalom, mijn zoon, mijn zoon Absalom! Och, dat ik, ik voor u gestorven ware, Absalom, mijn zoon, mijn zoon!

261
VersbegrippenVoorbeelden Van FamiliesZegeningenIronieSarcasmeWerkgevers, Goede VoorbeeldenNaaktheidMensen Die StrippenMensen Die Anderen Zegenen

Als nu David wederkwam, om zijn huis te zegenen, ging Michal, Sauls dochter, uit, David tegemoet, en zeide: Hoe is heden de koning van Israel verheerlijkt, die zich heden voor de ogen van de dienstmaagden zijner dienstknechten heeft ontbloot, gelijk een van de ijdele lieden zich onbeschaamdelijk ontbloot?

262
VersbegrippenGraanBrandstichtingPlanten Verbranden

Zo zeide hij tot zijn knechten: Ziet, het stuk akkers van Joab is aan de zijde van het mijne, en hij heeft gerst daarop; gaat heen, en steekt het aan met vuur, en Absaloms knechten staken dat stuk akkers aan met vuur.

263
VersbegrippenDoorwaadbare PlaatsVertellen Over Gebeurtenissen

En het geschiedde, nadat zij weggegaan waren, zo klommen zij uit den put, en gingen henen en boodschapten het den koning David; en zij zeiden tot David: Maakt ulieden op, en gaat haastelijk over het water, want alzo heeft Achitofel tegen ulieden geraden.

264
VersbegrippenZwervers

Gisteren zijt gij gekomen, en heden zou ik u met ons omvoeren om te gaan? Zo ik toch gaan moet, waarheen ik gaan kan, keer weder; en breng uw broederen wederom; weldadigheid en trouw zij met u.

265
VersbegrippenKoeienBoterMelkSchapenMoeheidKaasZuivelRijk VoedselMoe Worden Tijdens De VluchtMoe

En honig, en boter, en schapen, en koeienkazen, brachten tot David, en tot het volk, dat met hem was, om te eten, want zij zeiden: Dit volk is hongerig, en moede, en dorstig in de woestijn.

266
VersbegrippenMensen Die KussenKussendHerstelKussenBuigen Voor DavidOntbiedende Koningen

Toen ging Joab in tot den koning, en zeide het hem aan. Toen riep hij Absalom, en hij kwam tot den koning in, en boog zich voor hem op zijn aangezicht ter aarde, voor des konings aangezicht; en de koning kuste Absalom.

267

Toen voer Abner wijders voort, zeggende tot Asahel: Wijkt af van achter mij; waarom zal ik u ter aarde slaan? Hoe zou ik dan mijn aangezicht opheffen voor uw broeder Joab?

268
VersbegrippenPlunderenNiet Opzij DraaienVeranderen Van Richting

En Abner zeide tot hem: Wijk tot uw rechterhand of tot uw linkerhand, en grijp u een van die jongens, en neem voor u hun gewaad; maar Asahel wilde niet afwijken van achter hem.

270
VersbegrippenOnvruchtbare VrouwenOnvruchtbaarheid

Michal nu, Sauls dochter, had geen kind, tot den dag van haar dood toe.

271
VersbegrippenGalgHangenDe Legale Aspecten Van BestraffingVerminkingPoelenVervormingSchedelsHanden En Voeten AfkappenEen Andere Zijn BegraafplaatsMensen Die Opgehangen WordenGenoemde Individuen Doden

En David gebood zijn jongens, en zij doodden hen, en hieuwen hun handen en hun voeten af, en hingen ze op bij den vijver te Hebron, maar het hoofd van Isboseth namen zij, en begroeven het in Abners graf te Hebron.

272
VersbegrippenSoorten EmotiesZoals Slechte Mensen

Toen zeide de koning tot Cuschi: Is het wel met den jongeling, met Absalom? En Cuschi zeide: De vijanden van mijn heer den koning, en allen, die tegen u ten kwade opstaan, moeten worden als die jongeling.

273
VersbegrippenFeestenUitgevoerde MoordenWijnMoedDronken PersonenWees Moedig!

Absalom nu gebood zijn jongens, zeggende: Let er nu op, als Amnons hart vrolijk is van den wijn, en ik tot ulieden zal zeggen: Slaat Amnon, dan zult gij hem doden; vreest niet; is het niet, omdat ik het u geboden heb? Zijt sterk en weest dapper.

274
VersbegrippenDienstbaarheid In De Maatschappij

Toen nu al de koningen, die Hadad-ezers knechten waren, zagen, dat zij voor Israels aangezicht geslagen waren, maakten zij vrede met Israel, en dienden hen; en de Syriers vreesden de kinderen Ammons meer te verlossen.

275

Barzillai, de Gileadiet, kwam ook af van Rogelim; en hij toog met den koning over de Jordaan, om hem over de Jordaan te geleiden.

276
VersbegrippenHarenScherenHaar KnippenLang HaarGewichten Van Andere DingenTijd Van Het JaarHaarGewicht

En als hij zijn hoofd beschoor, (nu geschiedde het ten einde van elk jaar, dat hij het beschoor, omdat het hem te zwaar was, zo beschoor hij het), zo woog het haar zijns hoofds tweehonderd sikkelen, naar des konings gewicht.

277
VersbegrippenGeen Transacties

En de koning zeide: Dat hij in zijn huis kere, en mijn aangezicht niet zie. Alzo keerde Absalom in zijn huis, en zag des konings aangezicht niet.

278
VersbegrippenEerstgeboren ZonenDe Vrouwen Van David

En David werden zonen geboren te Hebron. Zijn eerstgeborene nu was Amnon, van Ahinoam, de Jizreelietische;

279
VersbegrippenAan Anderen GevenLengteBelastenEerbetoonIn Drie Groepen VerdelenZij Onderworpen Aan Mensen

Ook sloeg hij de Moabieten, en mat hen met een snoer, doende hen ter aarde nederliggen; en hij mat met twee snoeren om te doden, en met een vol snoer om in het leven te laten. Alzo werden de Moabieten David tot knechten, brengende geschenken.

280
VersbegrippenHuilen

En haar man ging met haar, al gaande en wenende achter haar, tot Bahurim toe. Toen zeide Abner tot hem: Ga weg, keer weder. En hij keerde weder.

281

Maar Joab en Abisai jaagden Abner achterna; en de zon ging onder, als zij gekomen waren tot den heuvel van Amma, dewelke is voor Giach, op den weg der woestijn van Gibeon.

282
VersbegrippenDienstbaarheid In Het Leven Van GelovigenWoord Van GodGods Huis Bouwen

Ga, en zeg tot Mijn knecht, tot David: Zo zegt de HEERE: Zoudt gij Mij een huis bouwen tot Mijn woning?

283
VersbegrippenBuigenGroetenGod OverhandigtBuigen Voor David

Ahimaaz dan riep en zeide tot den koning Vrede! En hij boog zich voor den koning met het aangezicht ter aarde, en hij zeide: Geloofd zij de HEERE, uw God, Die de mannen, dewelke hun hand tegen mijn heer den koning ophieven, heeft overgegeven.

284

En Joab zeide: Zo waarachtig als God leeft, ten ware dat gij gesproken hadt, zekerlijk het volk zou al toen van den morgen af weggevoerd zijn geweest, een iegelijk van zijn broeder te vervolgen!

285
VersbegrippenWat Doet God?Beloftes OverBeloftesUitvoeringRealiteit

Nu dan, HEERE God, doe dit woord, dat Gij over Uw knecht en over zijn huis gesproken hebt, bestaan tot in eeuwigheid, en doe, gelijk als Gij gesproken hebt.

286
VersbegrippenVerzoening Tussen GelovigenTwee JaarGeen Transacties

Alzo bleef Absalom twee volle jaren te Jeruzalem, dat hij des konings aangezicht niet zag.

287
VersbegrippenWerkelijke WeduwenDe Vrouwen Van David

Alzo toog David derwaarts op, als ook zijn twee vrouwen, Ahinoam, de Jizreelietische, en Abigail, de huisvrouw van Nabal, den Karmeliet.

288
VersbegrippenGods Verbond Met DavidHeersersSaul En DavidGods Verkiezing Van DavidVieringVieren

Maar David zeide tot Michal: Voor het aangezicht des HEEREN, Die mij verkoren heeft voor uw vader en voor zijn ganse huis, mij instellende tot een voorganger over het volk des HEEREN, over Israel; ja, ik zal spelen voor het aangezicht des HEEREN.

289

Toen zond David tot Joab, zeggende: Zend Uria, den Hethiet, tot mij. En Joab zond Uria tot David.

290
VersbegrippenAchterkantSperenMagenPiercingsOnbeweeglijkheidTot Rust KomenDoodslaan

Maar hij weigerde af te wijken. Zo sloeg hem Abner met het achterste van de spies aan de vijfde rib, dat de spies van achter hem uitging; en hij viel aldaar, en stierf op zijn plaats. En het geschiedde, dat allen, die tot de plaats kwamen, alwaar Asahel gevallen en gestorven was, staan bleven.

291
VersbegrippenZieners

Voorts zeide de koning tot den priester Zadok: Zijt gij niet een ziener? Keer weder in de stad met vrede; ook ulieder beide zonen, Ahimaaz, uw zoon, en Jonathan, Abjathars zoon, met u.

292
VersbegrippenMenselijke GenadeViervoudMensen Zonder Genade

En dat ooilam zal hij viervoudig wedergeven, daarom dat hij deze zaak gedaan, en omdat hij niet verschoond heeft.

293
VersbegrippenGoede VriendenAfgezantMedeleven

Toen zeide David: Ik zal weldadigheid doen aan Hanun, den zoon van Nahas, gelijk als zijn vader weldadigheid aan mij gedaan heeft. Zo zond David heen, om hem door den dienst zijner knechten te troosten over zijn vader. En de knechten van David kwamen in het land van de kinderen Ammons.

294
VersbegrippenWagentjesOngebruikt

En zij voerden de ark Gods op een nieuwen wagen, en haalden ze uit het huis van Abinadab, dat op een heuvel is; en Uza en Ahio, zonen van Abinadab, leidden den nieuwen wagen.

295

Als Absalom bij hem aanhield, zo liet hij Amnon en al des konings zonen met hem gaan.

296
VersbegrippenZware Last

En David zeide tot hem: Zo gij met mij voortgaat, zo zult gij mij tot een last zijn;

297
VersbegrippenVerbondsrelatiesVerbrekers Van VerbondHoudingen Van OuderdomZalving Uitgevoerd OpTrouwKroningenZalving Van Koningen

Alzo kwamen alle oudsten van Israel tot den koning te Hebron; en de koning David maakte een verbond met hen te Hebron, voor het aangezicht des HEEREN; en zij zalfden David tot koning over Israel.

298
VersbegrippenOngeduldAnderen Die Oproepen

Daarom zond Absalom tot Joab, dat hij hem tot den koning zond; maar hij wilde niet tot hem komen. Zo zond hij nog ten anderen male; evenwel wilde hij niet komen.

299
VersbegrippenWaarom Doen Anderen Dit?

Toen zeide Absalom: Zo niet, laat toch mijn broeder Amnon met ons gaan. Maar de koning zeide tot hem: Waarom zou hij met u gaan?

300
VersbegrippenWerkelijke WeduwenDe Vrouwen Van David

En zijn tweede was Chileab, van Abigail, de huisvrouw van Nabal, den Karmeliet; en de derde, Absalom, de zoon van Maacha, de dochter van Thalmai, koning van Gesur;

301
VersbegrippenMensen Die BezoekenAnderen Die OproepenGoedkeuring Voor Zelfdoding

En Absalom zeide tot Joab: Zie, ik heb tot u gezonden, zeggende: Kom herwaarts, dat ik u tot den koning zende, om te zeggen: Waarom ben ik van Gesur gekomen? Het ware mij goed, dat ik nog daar ware; nu dan, laat mij het aangezicht des konings zien; is er dan nog een misdaad in mij, zo dode hij mij.

302
VersbegrippenDwaasheidGenoemde Vrouwen

En David zond henen, en ondervraagde naar deze vrouw; en men zeide: Is dat niet Bathseba, de dochter van Eliam, de huisvrouw van Uria, den Hethiet?

303
VersbegrippenDe RijkenZelfrespectWandelen In De Wegen Van GodHertKruistochten

God is mijn Sterkte en Kracht; en Hij heeft mijn weg volkomen geopend.

304

Maar de koning zeide tot Absalom: Niet, mijn zoon, laat ons toch niet al te zamen gaan, opdat wij u niet bezwaarlijk zijn; en hij hield bij hem aan, doch hij wilde niet gaan, maar zegende hem.

305
VersbegrippenHerstelling

David sloeg ook Hadad-ezer, den zoon van Rechob, den koning van Zoba, toen hij heentoog, om zijn hand te wenden naar de rivier Frath.

306
VersbegrippenVerbondsrelatiesKoningen Maken

Toen zeide Abner tot David: Ik zal mij opmaken, en heengaan, en vergaderen gans Israel tot mijn heer, den koning, dat zij een verbond met u maken, en gij regeert over alles, wat uw ziel begeert. Alzo liet David Abner gaan, en hij ging in vrede.

307
VersbegrippenStrijdwagensPaardenSoldatenWreedheid Tegen DierenCavalerieDierenrechtenHonderdDuizendenTwintigduizend En MeerVernietigen Van StrijdwagensBezittingen Nemen

En David nam hem duizend wagens af, en zevenhonderd ruiteren, en twintig duizend man te voet; en David ontzenuwde alle wagenpaarden, en hield daarvan honderd wagenen over.

308
VersbegrippenKreupelenOngevallenVoetenHandicapsKreupelheidVerpleegkundigenOorzaken Van LijdenMensen Die TuimelenPijn En VerraadSaul

En Jonathan, Sauls zoon, had een zoon, die geslagen was aan beide voeten; vijf jaren was hij oud als het gerucht van Saul en Jonathan uit Jizreel kwam; en zijn voedster hem opnam, en vluchtte; en het geschiedde, als zij haastte, om te vluchten, dat hij viel en kreupel werd; en zijn naam was Mefiboseth.

309
VersbegrippenAard Van EvangelisatieGod Redt Van De Vijanden

En ziet, Cuschi kwam aan; en Cuschi zeide: Mijn heer den koning wordt geboodschapt, dat u de HEERE heden heeft recht gedaan van de hand van al degenen, die tegen u opstonden.

310

En de kinderen van Benjamin verzamelden zich achter Abner, en werden tot een hoop; en zij stonden op de spits van een heuvel.

311
VersbegrippenUitgestuurde BoodschappersOverspeligen VoorbeeldenVoorbeelden Van Sexuele ImmoraliteitVereisten Voor PredikantenFysieke SlaapVoorbeelden Van Buitenechtelijke SexZichzelf ZuiverenIndividuen Die Naar Huis Gaan

Toen zond David boden henen, en liet haar halen. En als zij tot hem ingekomen was, lag hij bij haar, (zij nu had zich van haar onreinigheid gezuiverd), daarna keerde zij weder naar haar huis.

312
VersbegrippenVluchtelingenWachterWesten

Absalom nu vluchtte; en de jongen, die de wacht hield, hief zijn ogen op, en zag toe, en ziet, er kwam veel volks van den weg achter hem, aan de zijde van het gebergte.

313

Doch Ahimaaz, Zadoks zoon, voer nog voort en zeide tot Joab: Wat het ook zij, laat mij toch ook Cuschi achterna lopen. En Joab zeide: Waarom zoudt gij nu heenlopen, mijn zoon! Zo gij toch geen bekwame boodschap hebt?

314
VersbegrippenInformatie Geven

En zijn niet Zadok en Abjathar, de priesters, aldaar met u? Zo zal het geschieden, dat gij alle ding, dat gij uit des konings huis zult horen, den priesteren, Zadok en Abjathar, zult te kennen geven.

315
VersbegrippenEeuwige ZegenMag God Zegenen!ToewijdingZegeningen Van God

Zo believe het U nu, en zegen het huis van Uw knecht, dat het in eeuwigheid voor uw aangezicht zij; want Gij, Heere HEERE, hebt het gesproken, en met Uw zegen zal het huis van Uw knecht gezegend worden in eeuwigheid.

316
VersbegrippenCederHerders Als Koningen En LeidersCederhout

Overal, waar Ik met al de kinderen Israels heb gewandeld, heb Ik wel een woord gesproken met een der stammen Israels, dien Ik bevolen heb Mijn volk Israel te weiden, zeggende: Waarom bouwt gij Mij niet een cederen huis?

317
VersbegrippenMensen NavolgenEeuwig Oordeel

Toen riep Abner tot Joab, en zeide: Zal dan het zwaard eeuwiglijk verteren? Weet gij niet, dat het in het laatste bitterheid zal zijn? En hoe lang zult gij het volk niet zeggen, dat zij wederkeren van hun broederen te vervolgen?

318
VersbegrippenKampen1 LichaamStammen Van IsraëlAfwezigheid Van SexDe Rondreizende Ark

En Uria zeide tot David: De ark, en Israel, en Juda blijven in de tenten; en mijn heer Joab, en de knechten mijns heren zijn gelegerd op het open veld, en zou ik in mijn huis gaan, om te eten en te drinken, en bij mijn huisvrouw te liggen? Zo waarachtig als gij leeft en uw ziel leeft, indien ik deze zaak doen zal!

319
VersbegrippenDe Goedheid Van GodZekerheidTitels En Namen Van GodEerlijkheidBetrouwbaarheidDe Heer Is GodGods Woord Is WaarGods Betrouwbaarheid

Nu dan, Heere HEERE! Gij zijt die God, en Uw woorden zullen waarheid zijn, en Gij hebt dit goede tot Uw knecht gesproken.

320
VersbegrippenGoddelijke BeloningDe Beloning Van De RechtvaardigenGod Heeft Het Geëist

Zo gaf mij de HEERE weder naar mijn gerechtigheid, naar mijn reinigheid, voor Zijn ogen.

321

Toen zij hem nu uit het huis van Abinadab, dat op den heuvel is, met de ark Gods, wegvoerden, zo ging Ahio voor de ark henen.

322

Toen zeide deze vrouw: Laat toch uw dienstmaagd een woord tot mijn heer den koning spreken. En hij zeide: Spreek.

323

En het overige des volks gaf hij onder de hand van zijn broeder Abisai, die het in orde stelde tegen de kinderen Ammons aan.

324

En Sauls zoon had twee mannen, oversten van benden; de naam des enen was Baena, en de naam des anderen Rechab, zonen van Rimmon, den Beerothiet, van de kinderen van Benjamin; want ook Beeroth werd aan Benjamin gerekend.

325
VersbegrippenIs Het Echt?Dat Ben Ik

Toen zag Abner achter zich om, en zeide: Zijt gij dit, Asahel? En hij zeide: Ik ben het.

326

Eljachba, de Saalboniet; van de zonen van Jazen, Jonathan;

327

Helez, de Paltiet; Ira, de zoon van Ikes, de Thekoiet;

328

En de bode zeide tot David: Die mannen zijn ons zeker te machtig geweest, en zijn tot ons uitgetogen in het veld; maar wij zijn tegen hen aan geweest tot aan de deur der poort.

329
VersbegrippenOorlogsbuit

En ziet, Davids knechten en Joab kwamen van een bende, en brachten met zich een groten roof. Abner nu was niet bij David te Hebron; want hij had hem laten gaan, en hij was gegaan in vrede.

330

En Abner sprak ook voor de oren van Benjamin. Voorts ging Abner ook heen, om te Hebron voor Davids oren te spreken alles, wat goed was in de ogen van Israel, en in de ogen van het ganse huis van Benjamin.

331
VersbegrippenGebarenKledingDoekJute En AsVoorbereiding Voor Begrafenis

David dan zeide tot Joab en tot al het volk, dat bij hem was: Scheurt uw klederen, en gordt zakken aan, en weeklaagt voor Abner henen; en de koning David ging achter de baar.

332
VersbegrippenOvertuigingMenselijke BeloftesSmaakZonsondergangZweren Om Te Vasten

Daarna kwam al het volk, om David brood te doen eten, als het nog dag was; maar David zwoer, zeggende: God doe mij zo, en doe er zo toe, indien ik voor het ondergaan der zon brood of iets smake!

333
VersbegrippenGebarenUitgevoerde MoordenVertrouwen VerradenVerraadBloedwraakDuur Van Het LevenMoordPrivacyVoorbeelden Van WraakMagenVerraadOntrouw Tegenover De MensHinderlaagVoorbeeld Van VerraadZaken Doen Aan De PoortDoodslaanVerborgen InformatieWaarom Mensen Dingen DedenGenoemde Individuen Doden

Als nu Abner weder te Hebron kwam, zo leidde Joab hem ter zijde af in het midden der poort, om in de stilte met hem te spreken; en hij sloeg hem aldaar aan de vijfde, dat hij stierf, om des bloeds wil van zijn broeder Asahel.

334
VersbegrippenAmmonietenVijanden Van Israël En JudaHurenHuurlingenNeuzenOvertredingGeurtjesSoldatenNiet Houden VanDuizend MensenElf Tot Negentien DuizendTwintigduizend En MeerMensen Haten

Toen nu de kinderen Ammons zagen, dat zij zich bij David stinkende gemaakt hadden, zonden de kinderen Ammons heen, en huurden van de Syriers van Beth-Rechob, en van de Syriers van Zoba, twintig duizend voetvolks, en van den koning van Maacha duizend man, en van de mannen van Tob twaalf duizend man.

335
VersbegrippenHandelingen Van Vrijheid In OTGod Haalt Israël Uit EgypteVerdergaanNaar Een Nieuwe Plek Gaan

Want Ik heb in geen huis gewoond, van dien dag af, dat Ik de kinderen Israels uit Egypte opvoerde, tot op dezen dag; maar Ik heb gewandeld in een tent en in een tabernakel.

336
VersbegrippenWaarom Doe Je Dit?

Toen maakte zich Joab op en kwam tot Absalom in het huis, en zeide tot hem: Waarom hebben uw knechten het stuk akkers, dat mijn is, met vuur aangestoken?

337
VersbegrippenDe Openbaring Van GodDe Aard Van God KennenDe Dynastie Van David

Want Gij, HEERE der heirscharen, Gij, God Israels! Gij hebt voor het oor Uws knechts geopenbaard, zeggende: Ik zal u een huis bouwen; daarom heeft Uw knecht in zijn hart gevonden, dit gebed tot U te bidden.

338
VersbegrippenDe Ganse Nacht Wandelen

Abner dan en zijn mannen gingen dienzelfden gansen nacht over het vlakke veld; en zij gingen over de Jordaan en wandelden het ganse Bithron door, en kwamen tot Mahanaim.

339
VersbegrippenEen Baby Verwachten

En die vrouw werd zwanger; zo zond zij henen, en liet David weten, en zeide: Ik ben zwanger geworden.

340
VersbegrippenTrompetBeëindigingHet Vechten StoppenTrompetten Om De Gevechten Te Stoppen

Toen blies Joab met de bazuin; en al het volk stond stil, en zij jaagden Israel niet meer achterna, en voeren niet wijders voort te strijden.

341
VersbegrippenSpionerenBuitengaan En BinnenkomenZij Die Bedrogen

Gij kent Abner, den zoon van Ner; dat hij gekomen is om u te overreden, en om te weten uw uitgang en uw ingang, ja, om te weten alles, wat gij doet.

342
VersbegrippenBeschrijving Van WanhoopHangenGevolgen Van De Afwezigheid Van HoopHuizenDe Legale Aspecten Van BestraffingZelfmoordTombesHet In Orde MakenIndividuen Die Naar Huis GaanMensen Die Opgehangen WordenReis VoorbereidenEzels Zadelen

Als nu Achitofel zag, dat zijn raad niet gedaan was, zadelde hij den ezel, en maakte zich op, en toog naar zijn huis in zijn stad, en gaf bevel aan zijn huis, en verhing zich. Alzo stierf hij, en werd begraven in zijns vaders graf.

343
VersbegrippenGod Met Specifieke MensenGods Werk Doen

En Nathan zeide tot den koning: Ga heen, doe al wat in uw hart is, want de HEERE is met u.

344
VersbegrippenNiet Rechtstreeks Naar Huis Gaan

En zij gaven het David te kennen, zeggende: Uria is niet afgegaan in zijn huis. Toen zeide David tot Uria: Komt gij niet van de reis? Waarom zijt gij niet afgegaan in uw huis?

345
VersbegrippenGod Als Een Krijger

En Uw Naam worde groot gemaakt tot in eeuwigheid, dat men zegge: De HEERE der heirscharen is God over Israel; en het huis van Uw knecht David zal bestendig zijn voor Uw aangezicht.

346
VersbegrippenVoorbeelden Van AanmoedigingOntslag Tot De DoodAanmoedigen Anderen!

Toen zeide David tot den bode: Zo zult gij tot Joab zeggen: Laat deze zaak niet kwaad zijn in uw ogen, want het zwaard verteert zowel dezen als genen; versterk uw strijd tegen de stad, en verstoor ze; versterk hem alzo.

347
VersbegrippenKreupelenKreupelheidVoorbeelden Van Vaderloos

En de koning zeide: Is er nog iemand van het huis van Saul, dat ik Gods weldadigheid bij hem doe? Toen zeide Ziba tot den koning: Er is nog een zoon van Jonathan, die geslagen is aan beide voeten.

348
VersbegrippenEerbetoonBuigen Voor DavidZie Mij!Saul

Als nu Mefiboseth, de zoon van Jonathan, den zoon van Saul, tot David inkwam, zo viel hij op zijn aangezicht, en boog zich neder. En David zeide: Mefiboseth! En hij zeide: Zie, hier is uw knecht.

349
VersbegrippenTwintigduizend En MeerHelpende TroepenAantal Vreemdelingen GedoodSyrië

En de Syriers van Damaskus kwamen om Hadad-ezer, den koning van Zoba, te helpen; maar David sloeg van de Syriers twee en twintig duizend man.

350
VersbegrippenZich Vernederen

Ook zal ik mij nog geringer houden dan alzo, en zal nederig zijn in mijn ogen, en met de dienstmaagden, waarvan gij gezegd hebt, met dezelve zal ik verheerlijkt worden.

351
VersbegrippenHet Rijk Van DavidVersterkingenAan Anderen GevenBelastenEerbetoonGarnizoenenVoorzienigheid In Stand HoudenZij Onderworpen Aan MensenAardse VijandenDamascus

En David legde bezettingen in Syrie van Damaskus, en de Syriers werden David tot knechten, brengende geschenken; en de HEERE behoedde David overal, waar hij heentoog.

352
VersbegrippenVeroveringFiguurlijke MurenMensen Die SpringenDe Naties AangevallenSpringenLeger

Want met U loop ik door een bende; met mijn God spring ik over een muur.

353
VersbegrippenDrie Jaar

Alzo vluchtte Absalom, en toog naar Gesur; en hij was aldaar drie jaren.

354
VersbegrippenBronsBrons Vergaren

Daartoe nam de koning David zeer veel kopers uit Betach, en uit Berothai, steden van Hadad-ezer.

355
VersbegrippenSchildenIlustraties Van ReddingGods ZachtheidGod Helpt

Ook hebt Gij mij gegeven het schild Uws heils, en door Uw verootmoedigen hebt Gij mij groot gemaakt.

356
VersbegrippenAan Anderen Geven

Toen riep de koning Ziba, Sauls jongen, en zeide tot hem: Al wat Saul gehad heeft, en zijn ganse huis, heb ik den zoon uws heren gegeven.

357
VersbegrippenDienstbaarheid In De MaatschappijIs Het Echt?

Het huis van Saul nu had een knecht, wiens naam was Ziba; en zij riepen hem tot David. En de koning zeide tot hem: Zijt gij Ziba? En hij zeide: Uw knecht.

358
VersbegrippenGeruchtenGeen OverlevendenZonen En Dochters Doden

En het geschiedde, als zij op den weg waren, dat het gerucht tot David kwam, dat men zeide: Absalom heeft al de zonen des konings geslagen, en er is niet een van hen overgelaten.

359
VersbegrippenGeschenkenVoetenwassingReine VoetenMensen Naar Huis Sturen

Daarna zeide David tot Uria: Ga af naar uw huis, en was uw voeten. En toen Uria uit des konings huis uitging, volgde hem een gerecht des konings achterna.

360
VersbegrippenGrootoudersHerstelTeruggaveWelwillendheidDingen HerstellenGrootvadersGeruststelling

En David zeide tot hem: Vrees niet, want ik zal zekerlijk weldadigheid bij u doen, om uws vaders Jonathans wil; en ik zal u alle akkers van uw vader Saul wedergeven; en gij zult geduriglijk brood eten aan mijn tafel.

361
VersbegrippenSchoonheid Van KunstGoudOfficierenSchilden

En David nam de gouden schilden die bij Hadad-ezers knechten geweest waren, en bracht ze te Jeruzalem.

362
VersbegrippenWaar Zijn Mensen?

En de koning zeide tot hem: Waar is hij? En Ziba zeide tot den koning: Zie, hij is in het huis van Machir, den zoon van Ammiel, te Lodebar.

363

En ook was Ira, de Jairiet, Davids opperofficier.

364

En de Beerothieten waren gevloden naar Gitthaim, en waren aldaar vreemdelingen tot op dezen dag.

365
VersbegrippenVoorbeelden Van Valse BeschuldigingenVooroordeelSpionnenBeschuldigingen, Valse VoorbeeldenSpioneren

Toen zeiden de vorsten der kinderen Ammons tot hun heer Hanun: Eert David uw vader in uw ogen, omdat hij troosters tot u gezonden heeft? Heeft David zijn knechten niet daarom tot u gezonden, dat hij deze stad doorzoeke, en die verspiede, en die omkere?

366

Als nu Uria tot hem kwam, zo vraagde David naar den welstand van Joab, en naar den welstand des volks, en naar den welstand des krijgs.

367

Joab nu was over het ganse heir van Israel; en Benaja, de zoon van Jojada, over de Krethi en over de Plethi;

368

Elifelet, de zoon van Ahasbai, de zoon van een Maachathiet; Eliam, de zoon van Achitofel, de Giloniet;

369
VersbegrippenHondenBuigen Voor DavidIk Ben Onbelangrijk

Toen boog hij zich, en zeide: Wat is uw knecht, dat gij omgezien hebt naar een doden hond, als ik ben?

370
VersbegrippenHarenScherenBreuken, Een HalfHaar KnippenMensen Strippen MensenGezichtshaar TrimmenHelft Van De Dingen

Toen nam Hanun Davids knechten, en schoor hun baard half af, en sneed hun klederen half af, tot aan hun billen; en hij liet hen gaan.

371
VersbegrippenGezichtshaarGroeiend HaarBijbelteksten Wachten Tot Het Huwelijk

Als zij dit David lieten weten, zo zond hij hun tegemoet; want deze mannen waren zeer beschaamd. En de koning zeide: Blijft te Jericho, totdat uw baard weder gewassen zal zijn, komt dan weder.

372
VersbegrippenDe Aard Van Menselijke WijsheidMenselijk Belang Van WijsheidDe Engel Van GodZoals Engelen

Dat ik de gestalte dezer zaak alzo omwenden zou, zulks heeft uw knecht Joab gedaan; doch mijn heer is wijs, naar de wijsheid van een Engel Gods, om te merken alles, wat op de aarde is.

373
VersbegrippenVoedenMensen Die Zorgen

En de koning zeide tot Barzillai: Trekt gij met mij over, en ik zal u bij mij te Jeruzalem onderhouden.

374

Toen zond de koning David heen, en hij nam hem uit het huis van Machir, den zoon van Ammiel, van Lodebar.

375
VersbegrippenUitgestuurde BoodschappersOnwetendheid Van Feiten

En Joab ging uit van David, en zond Abner boden na, die hem wederom haalden van den bornput van Sira; maar David wist het niet.

376
VersbegrippenOvervloed, MaterieelMensen Die ZorgenRijke Mensen

Barzillai nu was zeer oud, een man van tachtig jaren; en hij had den koning onderhouden, toen hij te Mahanaim zijn verblijf had; want hij was een zeer groot man.

377
VersbegrippenWat Doe Jij?

Toen ging Joab tot den koning in, en zeide: Wat hebt gij gedaan? Zie, Abner is tot u gekomen; waarom nu hebt gij hem laten gaan, dat hij zo vrij is weggegaan?

378
VersbegrippenLepraLichaamGebrekLichamelijke ZwakteGeen VoedselOntladingenZonder Kracht

Het blijve op het hoofd van Joab, en op het ganse huis zijns vaders; en er worde van het huis van Joab niet afgesneden, die een vloed hebbe, en melaats zij, en zich aan den stok houde, en door het zwaard valle, en broodsgebrek hebbe!

379
VersbegrippenBehulpzaamGod Die Niet AntwoordtNiemand Kan Redden

Zij zagen uit, maar er was geen verlosser; naar den HEERE, maar Hij antwoordde hun niet.

380

Toen zeide David tot Ithai: Zo kom, en ga over. Alzo ging Ithai, de Gethiet, over, en al zijn mannen, en al de kinderen die met hem waren.

381
VersbegrippenVoetenHertenHoge PlaatsenTypes VoetenHerten Enz.Hert

Hij maakt mijn voeten gelijk als der hinden, en stelt mij op mijn hoogten.

382
VersbegrippenStrijdersAardse Vijanden

Als David dit hoorde, zond hij Joab heen, en het ganse heir met de helden.

383
VersbegrippenVoor- En AchterkantSpirituele OorlogVersterking

Als nu Joab zag, dat de spits der slagorde tegen hem was, van voren en van achteren, zo verkoos hij uit alle uitgelezenen van Israel, en stelde hen in orde tegen de Syriers aan;

384
VersbegrippenWaarom Mensen Dingen DedenGenoemde Individuen Doden

Alzo hebben Joab en zijn broeder Abisai Abner doodgeslagen, omdat hij hun broeder Asahel te Gibeon in den strijd gedood had.

385
VersbegrippenHandicapsKennis Over Goed En KwaadStemmenNatuurlijke DoofheidZangers

Ik ben heden tachtig jaren oud; zou ik kunnen onderscheiden tussen goed en kwaad? Zou uw knecht kunnen smaken, wat ik eet en wat ik drink? Zoude ik meer kunnen horen naar de stem der zangers en zangeressen? En waarom zou uw knecht mijn heer den koning verder tot een last zijn?

386
VersbegrippenPleidooi Van Onschuld

Als David dat daarna hoorde, zo zeide hij: Ik ben onschuldig, en mijn koninkrijk, bij den HEERE, tot in eeuwigheid, van het bloed van Abner, den zoon van Ner.

387
VersbegrippenBezittingen Nemen

En Mefiboseth zeide tot den koning: Hij neme het ook gans weg, naardien mijn heer de koning met vrede in zijn huis is gekomen.

388
VersbegrippenNiet Rechtstreeks Naar Huis Gaan

Maar Uria legde zich neder voor de deur van des konings huis, met al de knechten zijns heren; en hij ging niet af in zijn huis.

389
VersbegrippenAanvallen

En de kinderen Ammons togen uit, en stelden de slagorde voor de deur der poort; maar de Syriers van Zoba, en Rechob, en de mannen van Tob en Maacha waren bijzonder in het veld.

390
VersbegrippenGod, De RotsToevluchtsoordRotsenSpirituele GrondslagenGezegend Zij God!

De HEERE leeft, en geloofd zij mijn Rotssteen; en verhoogd zij God, de Rotssteen mijns heils!

391
VersbegrippenDe Engel Van GodZoals EngelenDe Wil Van De Mens

Daartoe heeft hij uw knecht bij mijn heer den koning valselijk aangedragen; doch mijn heer de koning is als een engel Gods; doe dan, wat goed is in uw ogen.

392

Zelek, de Ammoniet; Naharai, de Beerothiet, de wapendrager van Joab, den zoon van Zeruja;

393
VersbegrippenMensen Die KussenKussendMensen Die Anderen Zegenen

Toen nu al het volk over de Jordaan gegaan was, en de koning ook was overgegaan, kuste de koning Barzillai, en zegende hem; alzo keerde hij weder naar zijn plaats.

394
VersbegrippenWapensGod Die LeertKlaar Voor De OorlogStaalOorlog

Hij leert mijn handen ten strijde, zodat een stalen boog met mijn armen verbroken is.

395
VersbegrippenActiviteit Van GodVoorbeelden Van HongersnoodGezicht Van GodGods Activiteit In IsraëlVoorbeelden Van De Toorn Van GodDrie JaarSchuldig BevondenFamilie ProblemenSaul

En er was in Davids dagen een honger, drie jaren, jaar achter jaar; en David zocht het aangezicht des HEEREN. En de HEERE zeide: Het is om Saul en om des bloedhuizes wil, omdat hij de Gibeonieten gedood heeft.

396
VersbegrippenMogelijke DoodGrootvaders

Want al mijns vaders huis is niet geweest, dan maar lieden des doods voor mijn heer den koning; nochtans hebt gij uw knecht gezet onder degenen, die aan uw tafel eten; wat heb ik dan meer voor gerechtigheid, en meer te roepen aan den koning?

397
VersbegrippenGod TergenStammen Van IsraëlVoorbeelden Van De Toorn Van GodGod Die Aanspoort

En de toorn des HEEREN voer voort te ontsteken tegen Israel; en Hij porde David aan tegen henlieden, zeggende: Ga, tel Israel en Juda.

398
VersbegrippenDe Rug Toekeren

En Gij gaaft mij den nek mijner vijanden, mijner haters, en ik vernielde hen.

399

Uw knecht zal maar een weinig met den koning over de Jordaan gaan; waarom toch zou mij de koning zulk een vergelding doen?

400

Abi-ezer, de Anetothiet; Mebunnai, de Husathiet;

401
VersbegrippenFruitVoedselVijgenboomRozijnenRentmeesterschapWachtenHonderdNummer TweehonderdZomerfruit

Als nu David een weinig van de hoogte was voortgegaan, ziet, toen ontmoette hem Ziba, Mefiboseths jongen, met een paar gezadelde ezelen, en daarop tweehonderd broden, met honderd stukken rozijnen, en honderd stukken zomervruchten, en een lederen zak wijns.

402
VersbegrippenBreedteVergrotingSpirituele VooruitgangNiet StruikelenVeilige VoetenRuime PlekVoetstappen

Gij hebt mijn voetstap ruim gemaakt onder mij; en mijn enkelen hebben niet gewankeld.

403
VersbegrippenGeselingGoddelijke DisciplineKastijdingDe Invloed Van God KennenMenselijke En Goddelijke HeerschappijBestraffing Door GodZonen Van GodSpirituele AdoptieAdoptieOuders Die Fout Zijn

Ik zal hem zijn tot een Vader, en hij zal Mij zijn tot een zoon; dewelke als hij misdoet, zo zal Ik hem met een mensenroede en met plagen der mensenkinderen straffen.

405
VersbegrippenWoordvoerdersNaar Links En Rechts Draaien

En de koning zeide: Is Joabs hand met u in dit alles? En de vrouw antwoordde en zeide: Zo waarachtig als uw ziel leeft, mijn heer koning, indien iemand ter rechter- of ter linkerhand zou kunnen afwijken van alles, wat mijn heer de koning gesproken heeft; want uw knecht Joab heeft het mij geboden, en die heeft al deze woorden in den mond uwer dienstmaagd gelegd;

406
VersbegrippenBuigenDe Derde Dag Van De WeekBuigen Voor DavidStof Op Het HoofdZij Die Kledij VerscheurdenSpecifieke Mensen Prijzen

Zo geschiedde het op den derden dag, dat, ziet, uit het heirleger van Saul, een man kwam, wiens klederen gescheurd waren, en aarde was op zijn hoofd; en het geschiedde, als hij tot David kwam, zo viel hij ter aarde en boog zich neder.

408

Toen zeide David tot Uria: Blijf ook heden hier, zo zal ik u morgen afzenden. Alzo bleef Uria te Jeruzalem, dien dag en den anderen dag.

409
VersbegrippenTwee Wegen

Voorts geschiedde het na Sauls dood, als David van den slag der Amalekieten was wedergekomen, en David twee dagen te Ziklag gebleven was;

410
VersbegrippenStrijdwagensPaardenMisbruik Van LiefdeRennenVoorbodeDe Jaren Vijftig

En het geschiedde daarna, dat Absalom zich liet bereiden wagenen en paarden, en vijftig mannen, lopende voor zijn aangezicht henen.

411
VersbegrippenDakMurenBovenop Het DakAan De Poort ZittenRennen Met NieuwsMensen Die Neerzitten

David nu zat tussen de twee poorten; en de wachter ging op het dak der poort aan den muur, en hief zijn ogen op, en zag, en ziet, er liep een man alleen.

412
VersbegrippenRaadgeversNummer TwaalfNastrevenElf Tot Negentien Duizend

Voorts zeide Achitofel tot Absalom: Laat mij nu twaalf duizend mannen uitlezen, dat ik mij opmake en David dezen nacht achterna jage.

413
VersbegrippenHet Vermogen Van DavidZij Die Lof ZingenGod Redt Van De VijandenBlindheidVerlossingSaul

En David sprak de woorden dezes lieds tot den HEERE, ten dage als de HEERE hem verlost had uit de hand van al zijn vijanden, en uit de hand van Saul.

414
VersbegrippenUiten Van GenegenheidMenselijke GelegenheidMenselijk Hart

Als nu Joab, de zoon van Zeruja, merkte, dat des konings hart over Absalom was;

415
VersbegrippenStrijders

Zalmon, de Ahohiet; Maharai, de Netofathiet;

416
VersbegrippenDe Spirituele Betekenis Van DavidMuzikantenLaatste WoordenComponistenGezalfd Door GodHelden

Voorts zijn dit de laatste woorden van David. David, de zoon van Isai zegt, en de man, die hoog is opgericht, de gezalfde van Jakobs God, en liefelijk in psalmen van Israel, zegt:

417
VersbegrippenLichaamZelfde Vlees En BonenKwaliteiten Van Leiderschap

Toen kwamen alle stammen van Israel tot David te Hebron; en zij spraken, zeggende: Zie, wij, uw gebeente en uw vlees zijn wij.

418
VersbegrippenSoldaten Tellen

En David monsterde het volk, dat met hem was; en hij stelde over hen oversten van duizenden, en oversten van honderden.

419
VersbegrippenRecordersGedwongen Arbeid

En Adoram was over de schatting; en Josafat, de zoon van Ahilud, was kanselier;

420
VersbegrippenOrthodoxie, In OT

Want ik heb des HEEREN wegen gehouden, en ben van mijn God niet goddelooslijk afgegaan.

422

Heleb, de zoon van Baena, de Netofathiet; Ithai, de zoon van Ribai, van Gibea der kinderen Benjamins;

423
VersbegrippenVerdrietVertellen Over Situaties Van MensenDe Dood Van Anderen Berouwen

En Joab werd aangezegd: Zie, de koning weent, en bedrijft rouw over Absalom.

424
VersbegrippenSchoonheid In VrouwenGenoemde ZustersMannen En Vrouwen Die LiefhaddenMooie Vrouwen

En het geschiedde daarna, alzo Absalom, Davids zoon, een schone zuster had, welker naam was Thamar, dat Amnon, Davids zoon, haar lief kreeg.

425
VersbegrippenTentenTrompetVermetelheidTrompetten Voor SignaleringNiet Delen

Toen was daar bij geval een Belials man, wiens naam was Seba, een zoon van Bichri, een man van Jemini; die blies met de bazuin, en zeide: Wij hebben geen deel aan David, en wij hebben geen erfenis aan den zoon van Isai, een iegelijk naar zijn tenten, o Israel!

426
VersbegrippenDertigduizend En Meer

Daarna verzamelde David wederom alle uitgelezenen in Israel, dertig duizend.

427
VersbegrippenTitels En Namen Van GodMetaforenGod Is Onze VestingGod Mijn Redding

Hij zeide dan: De HEERE is mij mijn Steenrots, en mijn Burg, en mijn Uithelper.

428
VersbegrippenDe Machtige MannenZeven- Tot NegenhonderdVele Mensen Doden

Dit zijn de namen der helden, die David gehad heeft: Joscheb Baschebeth, de zoon van Tachkemoni, de voornaamste der hoofdlieden. Deze was Adino, de Ezniet, die zich stelde tegen achthonderd, die van hem verslagen werden op eenmaal.

430
VersbegrippenFoutenVoorbeelden Van MoedZalving Van Koningen

Toen zeide Nathan tot David: Gij zijt die man! Zo zegt de HEERE, de God Israels: Ik heb u ten koning gezalfd over Israel, en Ik heb u uit Sauls hand gered;

431
VersbegrippenBlote VoetenHoofdbedekkingZelfmedelijdenEmotionele Aspecten Van LijdenSluiersHuilenSchoenen

En David ging op door den opgang der olijven, opgaande en wenende, en het hoofd was hem bewonden; en hij zelf ging barrevoets; ook had al het volk, dat met hem was, een iegelijk zijn hoofd bedekt, en zij gingen op, opgaande en wenende.

432
VersbegrippenVakluiSperenStralenGenoemde Individuen Doden

Voorts was er nog een krijg te Gob tegen de Filistijnen; en Elhanan, de zoon van Jaare-Oregim, sloeg Beth-Halachmi, dewelke was met Goliath, den Gethiet, wiens spiesenhout was als een weversboom.

433
VersbegrippenVerdraaide PadenGod Is PuurGoed Terugspelen

Bij den reine houdt Gij U rein; maar bij den verkeerde houdt Gij U verdraaid.

434

Samma, de Harariet; Ahiam, de zoon van Sarar, de Harariet;

435
VersbegrippenValse AanbiddingKopen En VerkopenOnderhandelingEigendom, LandAankopenVastgoedGratis

Doch de koning zeide tot Arauna: Neen, maar ik zal het zekerlijk van u kopen voor den prijs; want ik zal den HEERE, mijn God, niet offeren brandofferen om niet. Alzo kocht David den dorsvloer en de runderen voor vijftig zilveren sikkelen.

436
VersbegrippenRaadgeversSamenzweringenDwaze MensenGenoemde Personen Die BadenSamenzwering

Toen gaf men David te kennen, zeggende: Achitofel is onder degenen, die zich met Absalom hebben verbonden. Dies zeide David: O, HEERE! maak toch Achitofels raad tot zotheid.

437
VersbegrippenSpijtVerdrietEngelen, Uiterlijkheden OTVernietiging Van JeruzalemGod Verandert Van GedachtenMeer Dan GenoegEngelenactiviteiten Onder Ongelovigen

Toen nu de engel zijn hand uitstrekte over Jeruzalem, om haar te verderven, berouwde het den HEERE over dat kwaad, en Hij zeide tot den engel, die het verderf onder het volk maakte: Het is genoeg, trek uw hand nu af. De engel des HEEREN nu was bij den dorsvloer van Arauna, den Jebusiet.

438
VersbegrippenFysiek GevaarGod, De RotsTitels En Namen Van GodVluchtelingenSchildenGeweldBolwerkenJij Bent Onze GodBescherming En VeiligheidOnderdakKruistochten

God is mijn Rots, ik zal op Hem betrouwen; mijn Schild en de Hoorn mijns heils, mijn Hoog Vertrek en mijn Toevlucht, mijn Verlosser! Van geweld hebt Gij mij verlost!

439
VersbegrippenDe Invloed Van OnvolmaaktheidLaatste DingenUniversaliteit Van De DoodBemiddelaarSterfteHoe Dood Onontkoombaar IsHerstel Van MensenBuitenaardselijke Wezens

Want wij zullen den dood sterven, en wezen als water, dat, ter aarde uitgestort zijnde, niet verzameld wordt. God dan zal de ziel niet wegnemen, maar Hij zal gedachten denken, dat Hij den verstotene niet van Zich verstote.

440
VersbegrippenDwaasheidZieke IndividuenZware Taken

En Amnon was benauwd tot krank wordens toe, om zijner zuster Thamars wil; want zij was een maagd, zodat het in Amnons ogen zwaar was, haar iets te doen.

441
VersbegrippenGod, De RotsToevluchtsoordStabiliteitNiemand Anders Is GodDe Heer [Jahweh] Is GodKruistochten

Want wie is God, behalve de HEERE, en wie is een rotssteen, behalve onze God?

442
VersbegrippenVluchtelingenDrie DagenTwee Tot Vier MaandenDrie JaarKomende HongersnoodHongersnood Zal KomenGod Zal Nederlaag Veroorzaken

Zo kwam Gad tot David, en maakte het hem bekend, en zeide tot hem: Zal u een honger van zeven jaren in uw land komen? Of wilt gij drie maanden vlieden voor het aangezicht uwer vijanden, dat die u vervolgen? Of dat er drie dagen pestilentie in uw land zij? Merk nu, en zie toe, wat antwoord ik Dien zal wederbrengen, Die mij gezonden heeft.

443
VersbegrippenStof Op Het HoofdZij Die Kledij Verscheurden

En het geschiedde, als David tot op de hoogte kwam, dat hij aldaar God aanbad; ziet, toen ontmoette hem Husai, de Archiet, hebbende zijn rok gescheurd, en aarde op zijn hoofd.

444
VersbegrippenZalven Met OlieUitdrukking Van VerliesRouwenZalvingVerdrietZichzelf ZalvenDoen AlsofOnderscheidende Kleding

Zo zond Joab heen naar Thekoa, en nam van daar een wijze vrouw; en hij zeide tot haar: Stel u toch, alsof gij rouw droegt, en trek nu rouwklederen aan, en zalf u niet met olie, en wees als een vrouw, die nu vele dagen rouw gedragen heeft over een dode;

445
VersbegrippenAanbevelingSmetHoofdenVooroordeelSchoonheid In MannenMensen Perfect GemaaktTypes VoetenDe Schoonheid Van VrouwenAantrekkelijke Mannen

Nu was er in gans Israel geen man zo schoon als Absalom, zeer te prijzen; van zijn voetzool af tot zijn hoofdschedel toe was er geen gebrek in hem.

446
VersbegrippenDansGebarenEphodsDansenVernederingLinnenWijze En Methodes Van LovenZij Die ZwoegdenSpringen

En David huppelde met alle macht voor het aangezicht des HEEREN; en David was omgord met een linnen lijfrok.

447
VersbegrippenDe Goddeloze VervloekenLastig Vallen

Als nu de koning David tot aan Bahurim kwam, ziet, toen kwam van daar een man uit, van het geslacht van het huis van Saul, wiens naam was Simei, de zoon van Gera; hij ging steeds voort, en vloekte.

448
VersbegrippenBreuken, Een DerdeSamen VechtenIn Drie Groepen Verdelen

Voorts zond David het volk uit, een derde deel onder de hand van Joab, en een derde deel onder de hand van Abisai, den zoon van Zeruja, Joabs broeder, en een derde deel onder de hand van Ithai, den Gethiet. En de koning zeide tot het volk: Ik zal ook zelf zekerlijk met ulieden uittrekken.

449
VersbegrippenPoortenWegenIn De Poort StaanZij Die Vroeg OpstondenWaar Vandaan?

Ook maakte zich Absalom des morgens vroeg op, en stond aan de zijde van den weg der poort. En het geschiedde, dat Absalom allen man, die een geschil had, om tot den koning ten gerichte te komen, tot zich riep, en zeide: Uit welke stad zijt gij? Als hij dan zeide: Uw knecht is uit een der stammen Israels;

450
VersbegrippenZwaardenStammen Van IsraëlDrie- Tot Negenhonderd Duizend

En Joab gaf de som van het getelde volk aan den koning; en in Israel waren achthonderd duizend strijdbare mannen, die het zwaard uittrokken, en de mannen van Juda waren vijfhonderd duizend man.

451
VersbegrippenVolkstelling

De koning dan zeide tot Joab, den krijgsoverste, die bij hem was: Trek nu om, door alle stammen van Israel, van Dan tot Ber-seba toe, en tel het volk, opdat ik het getal des volks wete.

452
VersbegrippenKenmerken Van DwazenVoorbeelden Van DwaasheidSchuldig GewetenVoorbeelden Van BiechtenBedelaarsMenselijke Aspecten Van SchuldKennis Over ZondeSpijtVoorbeelden Van BerouwDwaze MensenWe Hebben Gezondigd

En Davids hart sloeg hem, nadat hij het volk geteld had; en David zeide tot den HEERE: Ik heb zeer gezondigd in hetgeen ik gedaan heb; maar nu, o HEERE, neem toch de misdaad Uws knechts weg, want ik heb zeer zottelijk gedaan.

453
VersbegrippenSecretaris

En Seja was schrijver; en Zadok en Abjathar waren priesters.

454
VersbegrippenAngstGod, De RotsEerbied En ZegeningPlichten Van KoningenHoe Koningen Zich Moeten GedragenMagistratenBurgerlijke OverheidEerbied Voor GodGezagAngst Voor God

De God Israels heeft gezegd, de Rotssteen Israels heeft tot mij gesproken: Er zal zijn een Heerser over de mensen, een Rechtvaardige, een Heerser in de vreze Gods.

455

Abi-Albon, de Arbathiet; Azmaveth, de Barhumiet;

456
VersbegrippenHerdenkingAltaren Voor De HeerAltaren Bouwen

En Gad kwam tot David op dienzelfden dag, en zeide tot hem: Ga op, richt den HEERE een altaar op, op den dorsvloer van Arauna, den Jebusiet.

457
VersbegrippenMuilezelsAchterkantBedekte HoofdenOp Muilezels RijdenHaarDreadlocks

Absalom nu ontmoette voor het aangezicht der knechten Davids; en Absalom reed op een muildier; en als het muildier kwam onder de dichte takken van een groten eik, zo werd zijn hoofd vast aan den eik, dat hij hangen bleef tussen den hemel en tussen de aarde, en het muildier, dat onder hem was, ging door.

458
VersbegrippenVerbrekers Van VerbondGods Verbond Met DavidSpijtVeiligheidHet Eeuwige VerbondLatere Verbonden Met GodAfwezigheid Van SpijtGods Verbond Is Voor Altijd

Hoewel mijn huis alzo niet is bij God, nochtans heeft Hij mij een eeuwig verbond gesteld, dat in alles wel geordineerd en bewaard is; voorzeker is daarin al mijn heil, en alle lust, hoewel Hij het nog niet doet uitspruiten.

459
VersbegrippenBarmhartigheidSpijtGevaar Van MannenGenadeBeslissingen NemenBeslissingen Nemen

Toen zeide David tot Gad: Mij is zeer bange; laat ons toch in de hand des HEEREN vallen, want Zijn barmhartigheden zijn vele, maar laat mij in de hand van mensen niet vallen.

460
VersbegrippenOuderlijke LiefdeZachte BehandelingDe Bevelen Van De Koning

En de koning gebood Joab, en Abisai, en Ithai, zeggende: Handelt mij zachtkens met den jongeling, met Absalom. En al het volk hoorde het, als de koning aan al de oversten van Absaloms zaak gebood.

461
VersbegrippenStammen Van IsraëlIjver

Toen riep de koning de Gibeonieten, en zeide tot hen: (De Gibeonieten nu waren niet van de kinderen Israels, maar van het overblijfsel der Amorieten; en de kinderen Israels hadden hun gezworen, maar Saul zocht hen te slaan in zijn ijver voor de kinderen van Israel en Juda.)

462
VersbegrippenZomerOp Ezels RijdenZomerfruitMoe Worden Tijdens De Vlucht

En de koning zeide tot Ziba: Wat zult gij daarmede? En Ziba zeide: De ezels zijn voor het huis des konings, om op te rijden en het brood en de zomervruchten, om te eten voor de jongens; en de wijn, opdat de moeden in de woestijn drinken.

463
VersbegrippenPestVijftig Tot Negentig DuizendDood Als Straf

Toen gaf de HEERE een pestilentie in Israel, van den morgen af tot den gezetten tijd toe; en er stierven van het volk, van Dan tot Ber-seba toe, zeventig duizend mannen.

464

Maar de koning nam de twee zonen van Rizpa, dochter van Aja, die zij Saul gebaard had, Armoni en Mefiboseth; daartoe de vijf zonen van Michals zuster, Sauls dochter, die zij Adriel, den zoon van Barzillai, den Meholathiet, gebaard had;

465
VersbegrippenSlimheidVriendschap Kjv

Doch Amnon had een vriend, wiens naam was Jonadab, een zoon van Simea, Davids broeder; en Jonadab was een zeer wijs man.

466
VersbegrippenLiefde En De WereldDe Aard Van GeestOuderlijke LiefdeHereniging

Toen verlangde de ziel van den koning David zeer om naar Absalom uit te trekken; want hij had zich getroost over Amnon, dat hij dood was.

467

Ten einde nu van veertig jaren is het geschied, dat Absalom tot den koning zeide: Laat mij toch heengaan, en mijn gelofte, die ik den HEERE beloofd heb, te Hebron betalen.

468
VersbegrippenDe Ark In JeruzalemHerstel Van Mensen

Toen zeide de koning tot Zadok: Breng de ark Gods weder in de stad; indien ik genade zal vinden in des HEEREN ogen, zo zal Hij mij wederhalen, en zal ze mij laten zien, mitsgaders Zijn woning.

469
VersbegrippenVijanden Van Israël En JudaMoeheidMoe Worden Tijdens ActieVijanden BevechtenWorstelingOorlogStrijdConflict Oplossen

Voorts hadden de Filistijnen nog een krijg tegen Israel. En David toog af, en zijn knechten met hem, en streden tegen de Filistijnen, dat David moede werd.

470
VersbegrippenVleugelsFuncties Van CherubijnGod Die RijdtGod In De WindZij Die Vliegen

En Hij voer op een cherub, en vloog, en werd gezien op de vleugelen des winds.

471
VersbegrippenIsraël Op De VluchtEnkel 1 PersoonDoden Zal GebeurenMoe Worden Tijdens De VluchtMoe

Zo zal ik over hem komen, daar hij moede en slap van handen is, en zal hem verschrikken, en al het volk, dat met hem is, zal vluchten; dan zal ik den koning alleen slaan.

472
VersbegrippenSoorten Van Kunst En AmbachtenPortiersAlleen HandelenRennen Met NieuwsGoed Nieuws

Toen zag de wachter een anderen man lopende, en de wachter riep tot den poortier en zeide: Zie, er loopt nog een man alleen. Toen zeide de koning: Die is ook een boodschapper.

473
VersbegrippenRouwenZij Die Kledij Verscheurden

Toen stond de koning op, en scheurde zijn klederen, en legde zich neder ter aarde; desgelijks stonden al zijn knechten met gescheurde klederen.

475
VersbegrippenPuttenSneeuwMenselijke KrachtKampioenenWilde Dieren DodenVerlossing Van De LeeuwenKoud WeerGaten In De Grond

Voorts Benaja, de zoon van Jojada, de zoon van een dapperen man, groot van daden, van Kabzeel; die sloeg twee sterke leeuwen van Moab; ook ging hij af, en sloeg een leeuw in het midden van een kuil in den sneeuwtijd.

476
VersbegrippenRouwen Met Spijt

(Absalom dan vluchtte, en toog tot Thalmai, den zoon van Ammihur, koning van Gesur.) En hij droeg rouw over zijn zoon, al die dagen.

477
VersbegrippenNeerliggen Om Te RustenDoen AlsofZieke Individuen

En Jonadab zeide tot hem: Leg u op uw leger, en maak u krank; als dan uw vader zal komen om u te zien, zo zult gij tot hem zeggen: Dat toch mijn zuster Thamar kome, dat zij mij met brood spijzige, en de spijze voor mijn ogen toemake, opdat ik het aanzie, en van haar hand ete.

478
VersbegrippenVestingen

En zij kwamen tot de vesting van Tyrus, en alle steden der Hevieten en der Kanaanieten; en zij kwamen uit aan het zuiden van Juda te Ber-seba.

479
VersbegrippenZorgenMensen Die Rouwen Om CatastrofeDood

Toen werd de verlossing te dienzelven dage het ganse volk tot rouw; want het volk had te dienzelven dage horen zeggen: Het smart den koning over zijn zoon.

480
VersbegrippenZienersWoord Van GodGenoemde Profeten Van De Heer

Als nu David des morgens opstond, zo geschiedde het woord des HEEREN tot den profeet Gad, Davids ziener, zeggende:

481
VersbegrippenHeidenen In OTLofzangenLofRedenen Voor LofPersoonlijke HeroplevingIk Zal Lof ZingenWe Danken God

Daarom zal ik U, o HEERE, loven onder de heidenen, en Uw Naam zal ik psalmzingen.

482
VersbegrippenGezicht Van GodNeuzenRookVuur Afkomstig Van GodRoken

Rook ging op van Zijn neus, en een vuur uit Zijn mond verteerde; kolen werden daarvan aangestoken.

483
VersbegrippenMoeheidVerfriste MensenMoe Worden Tijdens De Vlucht

En de koning kwam in, en al het volk, dat met hem was, moede zijnde; en hij verkwikte zich aldaar.

484
VersbegrippenBedelaarsBuigingBuigen Voor David

En de Thekoietische vrouw zeide tot den koning, als zij op haar aangezicht ter aarde was gevallen, en zich nedergebogen had, zo zeide zij: Behoud, o koning!

485

Hezrai, de Karmeliet; Paerai, de Arbiet;

486
VersbegrippenBoodschapperNieuws

Toen kwam er een boodschapper tot David, zeggende: Het hart van een iegelijk in Israel volgt Absalom na.

487
VersbegrippenWoorden DuplicerenPijn En Verraad

En het geschiedde, als Husai, de Archiet, Davids vriend, tot Absalom kwam, dat Husai tot Absalom zeide: De koning leve, de koning leve!

488
VersbegrippenMuilezelsAchterkantSoorten DierenOp Muilezels Rijden

En Absaloms jongens deden aan Amnon, gelijk als Absalom geboden had. Toen stonden alle zonen des konings op, en reden een iegelijk op zijn muildier, en vloden.

489
VersbegrippenMannen En Vrouwen Die LiefhaddenAndere Verdrietige Mensen

Die zeide tot hem: Waarom zijt gij van morgen tot morgen zo mager, gij koningszoon, zult gij het mij niet te kennen geven? Toen zeide Amnon tot hem: Ik heb Thamar, de zuster van mijn broeder Absalom, lief.

490

Ira, de Jethriet; Gareb, de Jethriet;

491
VersbegrippenDageraadGrasRegenLicht Van Gods MensenLichtZonEen Nieuwe DagZonneschijnWolken

En Hij zal zijn gelijk het licht des morgens, wanneer de zon opgaat, des morgens zonder wolken, wanneer van den glans na den regen de grasscheutjes uit de aarde voortkomen.

492
VersbegrippenRaadgeversSamenzweringenVermenigvuldigende MensenSamenzwering

Absalom zond ook om Achitofel, den Giloniet, Davids raad, uit zijn stad, uit Gilo te halen, als hij offeranden offerde. En de verbintenis werd sterk, en het volk kwam toe en vermeerderde bij Absalom.

493
VersbegrippenZuilenVoorbeelden Van Wereldlijke AmbitieMonumentenMensen Die Dingen Benoemen

Absalom nu had genomen, en in zijn leven voor zich opgericht een pilaar, die in het koningsdal is; want hij zeide: Ik heb geen zoon, om aan mijn naam te doen gedenken; en hij had dien pilaar genoemd naar zijn naam; daarom wordt hij tot op dezen dag genoemd: Absaloms hand.

494
VersbegrippenDorsenJukBrandhout

Toen zeide Arauna tot David: Mijn heer de koning neme en offere, wat goed is in zijn ogen; zie, daar de runderen ten brandoffer, en de sleden en het rundertuig tot hout.

495
VersbegrippenMoederliefdeLiefde En De WereldRegenDag En Nacht BeschermingWilde Beesten OnderworpenVogels EtenVogelsTragedie

Toen nam Rizpa, de dochter van Aja, een zak, en spande dien voor zich uit op een rotssteen, van het begin van den oogst, totdat er water op hen drupte van den hemel; en zij liet het gevogelte des hemels op hen niet rusten des daags, noch het gedierte van het veld des nachts.

496
VersbegrippenSteden BinnengaanRisico

Jonathan nu en Ahimaaz stonden bij de fontein Rogel; en een dienstmaagd ging henen en zeide het hun aan; en zij gingen henen en zeiden het den koning David aan; want zij mochten zich niet zien laten, dat zij in de stad kwamen.

497
VersbegrippenGrottenHerfstMensen In GrottenDertigGrotten Als Schuilplaats

Ook gingen af drie van de dertig hoofden, en kwamen in den oogst tot David, in de spelonk van Adullam; en de hoop der Filistijnen had zich gelegerd in het dal Rafaim.

498
VersbegrippenHondenOnthoofdingGeestelijke Mishandeling

Toen zeide Abisai, de zoon van Zeruja, tot den koning: Waarom zou deze dode hond mijn heer den koning vloeken? Laat mij toch overgaan en zijn kop wegnemen.

499
VersbegrippenAngst Voor De DoodGetroffen Door De DoodVerstrikt In KwaadAngst Van De Dood

Banden der hel omringden mij; strikken des doods bejegenden mij.

500

Aldus nu zeide Simei in zijn vloeken: Ga uit, ga uit, gij, man des bloeds, en gij, Belials man!

501
VersbegrippenMensen Die Mensen Volgen

Toen toog alle man van Israel op van achter David, Seba, den zoon van Bichri, achterna; maar de mannen van Juda kleefden hun koning aan, van de Jordaan af tot aan Jeruzalem.

502
VersbegrippenHerstel Van Mensen

En ik zal al het volk tot u doen wederkeren; de man, dien gij zoekt, is gelijk het wederkeren van allen; zo zal al het volk in vrede zijn.

503
VersbegrippenWat Hebben We Gemeenschappelijk?De Goddeloze VervloekenGods Bevelen

Maar de koning zeide: Wat heb ik met u te doen, gij zonen van Zeruja? Ja, laat hem vloeken; want de HEERE toch heeft tot hem gezegd: Vloek David; wie zou dan zeggen: Waarom hebt gij alzo gedaan?

504

Maar zo gij weder in de stad gaat, en tot Absalom zegt: Uw knecht, ik zal des konings zijn; ik ben wel uws vaders knecht van te voren geweest, maar nu zal ik uw knecht zijn; zo zoudt gij mij den raad van Achitofel te niet maken.

505
VersbegrippenAdvies Van GodGod Schaadde HenGod VerhindertGods BevelenDe Raad Van De Mens

Toen zeide Absalom, en alle man van Israel: De raad van Husai, den Archiet, is beter dan Achitofels raad. Doch de HEERE had het geboden, om den goeden raad van Achitofel te vernietigen, opdat de HEERE het kwaad over Absalom bracht.

506

Dit woord nu was recht in Absaloms ogen, en in de ogen van alle oudsten Israels.

507
VersbegrippenDageraadTombesDe Ganse Nacht WandelenEen Andere Zijn Begraafplaats

En zij namen Asahel op, en begroeven hem in zijns vaders graf, dat te Bethlehem was. Joab nu en zijn mannen gingen den gansen nacht, dat hun het licht aanbrak te Hebron.

508
VersbegrippenPrinsenGenoemde ZustersGenoemde Individuen DodenHalfbroers

Maar Jonadab, de zoon van Simea, Davids broeder, antwoordde en zeide: Mijn heer zegge niet, dat zij al de jongelingen, des konings zonen, gedood hebben; maar Amnon alleen is dood; want bij Absalom is er op toegelegd, van den dag af, dat hij zijn zuster Thamar verkracht heeft.

509
VersbegrippenVersterkingenGarnizoenenAardse Vijanden

En David was toen in een vesting; en de bezetting der Filistijnen was toen te Bethlehem.

510
VersbegrippenDrie Mannen

En na hem was Eleazar, de zoon van Dodo, zoon van Ahohi, deze was onder de drie helden met David, toen zij de Filistijnen beschimpten, die aldaar ten strijde verzameld waren, en de mannen van Israel waren opgetogen.

511
VersbegrippenGeheimhoudingBenenMensen Die Opgehangen Worden

Zo ging David henen, en nam de beenderen van Saul, en de beenderen van Jonathan, zijn zoon, van de burgeren van Jabes in Gilead, die dezelve gestolen hadden van de straat Beth-San, alwaar de Filistijnen ze hadden opgehangen, ten dage als de Filistijnen Saul sloegen op Gilboa.

512

Alzo toog het volk uit in het veld, Israel tegemoet, en de strijd geschiedde bij Efraims woud.

513
VersbegrippenUitrusting, FysiekReuzenOngebruiktPogingen Om Bepaalde Mensen Te DodenGewichten Van Andere Dingen

En Isbi Benob, die van de kinderen van Rafa was, en het gewicht zijner spies driehonderd gewicht kopers, en hij was aangegord met een nieuw zwaard; deze dacht David te slaan.

514
VersbegrippenAanvaarding, Van GodAan Anderen Geven

Dit alles gaf Arauna, de koning, aan den koning. Voorts zeide Arauna tot den koning: De HEERE uw God neme een welgevallen in u!

515

Maar Barzillai zeide tot den koning: Hoe veel zullen de dagen der jaren mijns levens zijn, dat ik met den koning zou optrekken naar Jeruzalem?

516
VersbegrippenIsraël Op De Vlucht

Na hem nu was Samma, de zoon van Age, de Harariet. Toen de Filistijnen verzameld waren in een dorp, en aldaar een stuk akkers was vol linzen, en het volk voor het aangezicht der Filistijnen vluchtte;

517
VersbegrippenHet Rijk Van DavidKinderen, Slechte KinderenOpstand Tegen Menselijke AutoriteitGeheimhoudingTrompetOntrouw Tegenover De MensVoorbeelden Van Goddeloze KinderenTrompetten Voor De VieringSpioneren

Absalom nu had verspieders uitgezonden in alle stammen van Israel, om te zeggen: Als gij het geluid der bazuin zult horen, zo zult gij zeggen: Absalom is koning te Hebron.

518

En zij gingen over de Jordaan, en legerden zich bij Aroer, ter rechterhand der stad, die in het midden is van de beek van Gad, en aan Jaezer.

519

Benaja, de Pirhathoniet; Hiddai, van de beken van Gaas;

520

En hij toog heen door alle stammen van Israel, naar Abel, te weten, Beth-Maacha, en het ganse Berim; en zij verzamelden zich, en kwamen hem ook na.

521
VersbegrippenSteenkool, Metaforisch GebruikGeen OverlevendenMensen OverhandigenDovenUitgeveegde NamenDoodstraf Voor Moorden

En zie, het ganse geslacht is opgestaan tegen uw dienstmaagd, en hebben gezegd: Geef dien hier, die zijn broeder geslagen heeft, dat wij hem voor de ziel zijns broeders, dien hij doodgeslagen heeft, doden, en ook den erfgenaam verdelgen; alzo zullen zij mijn kool, die overgebleven is, uitblussen, opdat zij mijn man geen naam noch overblijfsel laten op den aardbodem.

522
VersbegrippenHonderdGod Vermenigvuldigt MensenMensen Toevoegen

Toen zeide Joab tot den koning: Nu doe de HEERE, uw God, tot dit volk, zoals deze en die nu zijn, honderdmaal meer, dat de ogen van mijn heer den koning het aanzien; maar waarom heeft mijn heer de koning lust tot deze zaak?

523

En Husai zeide tot Zadok en tot Abjathar, de priesters: Alzo en alzo heeft Achitofel Absalom en den oudsten van Israel geraden, maar alzo en alzo heb ik geraden.

524

Absalom nu en al het volk, de mannen van Israel, kwamen te Jeruzalem, en Achitofel met hem.

525
VersbegrippenWaardenTienduizendenMensen Die HelpenHelft Van GroepenBijzondere IndividuenWaarde

Maar het volk zeide: Gij zult niet uittrekken; want of wij te enen male vloden, zij zullen het hart op ons niet stellen; ja, of de helft van ons stierf, zij zullen het hart op ons niet stellen; maar gij zijt nu als tien duizend onzer. Zo zal het nu beter zijn, dat gij ons uit de stad ter hulpe zijt.

526
VersbegrippenNegentien

Joab keerde ook weder van achter Abner, en verzamelde het ganse volk. En er werden van Davids knechten gemist negentien mannen, en Asahel.

527
VersbegrippenVoorspraakZelfveroordelingSchapenHerders Als Koningen En LeidersVoorbedeEngelen ZienGod Tegen

En David, als hij den engel zag, die het volk sloeg, sprak tot den HEERE, en zeide: Zie ik, ik heb gezondigd, en ik, ik heb onrecht gehandeld, maar wat hebben deze schapen gedaan? Uw hand zij toch tegen mij en tegen mijns vaders huis.

528
VersbegrippenVingersReuzenGebrekkigheidTenenZes DingenVingers Van MensenTwintigtal

Nog was er ook een krijg te Gath; en er was een zeer lang man, die zes vingeren had aan zijn handen, en zes tenen aan zijn voeten, vier en twintig in getal, en deze was ook aan Rafa geboren.

529
VersbegrippenHerstel Van Mensen

Want uw knecht heeft een gelofte beloofd, als ik te Gesur in Syrie woonde, zeggende: Indien de HEERE mij zekerlijk weder te Jeruzalem zal brengen, zo zal ik den HEERE dienen.

530
VersbegrippenPogingen Om Mij Te DodenDe Goddeloze VervloekenLaat Ze Met Rust

Voorts zeide David tot Abisai en tot al zijn knechten: Ziet, mijn zoon, die van mijn lijf is voortgekomen, zoekt mijn ziel; hoeveel te meer dan nu deze zoon van Jemini? Laat hem geworden, dat hij vloeke, want de HEERE heeft het hem gezegd.

531

Jig-al, de zoon van Nathan, van Zoba; Bani, de Gadiet;

532
VersbegrippenDrie MannenSpecifieke Mensen Prijzen

Was hij niet de heerlijkste van die drie? Daarom was hij hun tot een overste. Maar hij kwam niet tot aan die eerste drie.

533
VersbegrippenHaastige Actie

En Simei, de zoon van Gera, een zoon van Jemini, die van Bahurim was, haastte zich, en kwam af met de mannen van Juda, den koning David tegemoet;

534
VersbegrippenVoorbeelden Van BedrogCakesDoen AlsofZieke Individuen

Amnon dan legde zich, en maakte zich krank. Toen nu de koning kwam om hem te zien, zeide Amnon tot den koning: Dat toch mijn zuster Thamar kome, dat zij twee koekjes voor mijn ogen toemake, en ik van haar hand ete.

535
VersbegrippenSlaapkamersPrivé Kamers

Toen zeide Amnon tot Thamar: Breng de spijze in de kamer, dat ik van uw hand ete; zo nam Thamar de koekjes, die zij gemaakt had, en bracht ze haar broeder Amnon in de kamer.

536
VersbegrippenAchterkantReis VoorbereidenEzels ZadelenZij Die Bedrogen

En hij zeide: Mijn heer koning, mijn knecht heeft mij bedrogen; want uw knecht zeide: Ik zal mij een ezel zadelen, en daarop rijden, en tot den koning trekken, want uw knecht is kreupel.

537

Alzo ging David op naar het woord van Gad, gelijk als de HEERE geboden had.

538

En naar die wijze deed Absalom aan gans Israel, die tot den koning ten gerichte kwamen. Alzo stal Absalom het hart der mannen van Israel.

539
VersbegrippenDauwTypes Van Heilige GeestGeen OverlevendenDoden Zal Gebeuren

Dan zullen wij tot hem komen, in een der plaatsen, waar hij gevonden wordt, en hem gemakkelijk overvallen, gelijk als de dauw op den aardbodem valt; en er zal van hem, en van al de mannen, die met hem zijn, ook niet een worden overgelaten.

540
VersbegrippenGezicht Van GodOntmoedigingHorenGebed Tijdens TeleurstellingStressStemmenNoodIk BidDe Tempel In De HemelGod Besteedde Aandacht Aan Mij

Als mij bange was, riep ik den HEERE aan, en riep tot mijn God; en Hij hoorde mijn stem uit Zijn paleis, en mijn geroep kwam in Zijn oren.

541
VersbegrippenMensen Die VertraagdenMensen Van Juda

Toen zond de koning David tot Zadok en tot Abjathar, de priesteren, zeggende: Spreekt tot de oudsten van Juda, zeggende: Waarom zoudt gijlieden de laatsten zijn, om den koning weder te halen in zijn huis? (Want de rede van het ganse Israel was tot den koning gekomen in zijn huis.)

542
VersbegrippenBuigen Voor David

En Arauna zag toe, en zag den koning en zijn knechten tot zich overkomen; zo ging Arauna uit, en boog zich voor den koning met zijn aangezicht ter aarde.

543
VersbegrippenPuttenVergeldingIsraël Op De VluchtSteenhopenGaten In De Grond

En zij namen Absalom, en wierpen hem in het woud, in een groten kuil, en stelden op hem een zeer groten steenhoop; en gans Israel vluchtte, een iegelijk naar zijn tent.

544
VersbegrippenNiet Met Mensen

En het geschiedde, als hij te Jeruzalem den koning tegemoet kwam, dat de koning tot hem zeide: Waarom zijt gij niet met mij getogen, Mefiboseth?

545
VersbegrippenVoetenOndergangMensen Overwinnen

En ik verteerde hen, en doorstak ze, dat zij niet weder opstonden; maar zij vielen onder mijn voeten.

546
VersbegrippenDrie- Tot VierhonderdDriehonderd En MeerVele Mensen Doden

Abisai, Joabs broeder, de zoon van Zeruja, die was ook een hoofd van drieen; en die hief zijn spies op tegen driehonderd, die van hem verslagen werden; en hij had een naam onder die drie.

547
VersbegrippenRentmeesterschapVijftienTwintigDuizend MensenHaastige Actie

En duizend man van Benjamin met hem; ook Ziba, de knecht van Sauls huis, en zijn vijftien zonen en zijn twintig knechten met hem; en zij togen vaardiglijk over de Jordaan, voor den koning.

548
VersbegrippenHuizenWeduwesAfwezigheid Van SexTien MensenIndividuen Die Naar Huis GaanWerkelijke Weduwen

Toen nu David in zijn huis te Jeruzalem kwam, nam de koning de tien vrouwen, zijn bijwijven, die hij gelaten had, om het huis te bewaren, en deed ze in een huis van bewaring, en onderhield ze, maar ging tot haar niet in. En zij waren opgesloten tot op den dag van haarlieder dood, levende als weduwen.

549
VersbegrippenUitgevoerde MoordenMenselijk HartSperenPiercingsDrie Andere Dingen

Toen zeide Joab: Ik zal hier bij u alzo niet vertoeven; en hij nam drie pijlen, en stak ze in Absaloms hart, daar hij nog levend was in het midden van den eik.

550
VersbegrippenDoornenVerenigingen Van KwaadDe Goddelozen Zullen Verdwijnen

Maar de mannen Belials zullen altemaal zijn als doornen, die weggeworpen worden, omdat men ze met de hand niet kan vatten;

551
VersbegrippenStof, Figuurlijk GebruiktVuilnisStenen WerpenStof VegenDe Goddeloze Vervloeken

Alzo ging David met zijn lieden op den weg; en Simei ging al voort langs de zijde des bergs tegen hem over, en vloekte, en wierp met stenen van tegenover hem, en stoof met stof.

552
VersbegrippenHelft Van Districten

Toen zeide de koning tot hem: Waarom spreekt gij meer van uw zaken? Ik heb gezegd: Gij en Ziba, deelt het land.

553
VersbegrippenDienstbaarheid In De MaatschappijTwee ZonenBroeders Doden

Nu had uw dienstmaagd twee zonen, en deze beiden twistten in het veld, en er was geen scheider tussen hen; en de een sloeg den ander, en doodde hem.

554
VersbegrippenFunderingenAdem Van GodAarde, Oordeel VanNeuzenZeeFundament Van De AardeSchepping Van De ZeeënDingen TerechtwijzenGod, Verzoek Ze!

En de diepe kolken der zee werden gezien, de gronden der wereld werden ontdekt, door het schelden des HEEREN, van het geblaas des winds van Zijn neus.

555
VersbegrippenIn De Poort Staan

Toen zeide de koning tot hen: Ik zal doen, wat goed is in uw ogen. De koning nu stond aan de zijde van de poort, en al het volk trok uit bij honderden en bij duizenden.

556
VersbegrippenRegenLucht

En Hij zette duisternis rondom Zich tot tenten, een samenbinding der wateren, wolken des hemels.

557
VersbegrippenDingen VergetenNiet Schuldig

En hij zeide tot den koning: Mijn heer rekene mij niet toe de misdaad, en gedenke niet, wat uw knecht verkeerdelijk gedaan heeft, te dien dage, als mijn heer de koning uit Jeruzalem uitging, dat het de koning zich ter harte zoude nemen.

558
VersbegrippenDrie- Tot VierhonderdDriehonderd En MeerDoden Binnen Israël

Maar Davids knechten hadden van Benjamin en onder Abners mannen geslagen: driehonderd en zestig mannen waren er dood gebleven.

559

Voorts kwamen zij in Gilead, en in het lage land Hodsi; ook kwamen zij tot Dan-Jaan, en rondom bij Sidon.

560
VersbegrippenVoorbeelden Van AngstAngst Voor De DoodAngst Van De DoodOverstromingenOverweldigd

Want baren des doods hadden mij omvangen; beken Belials verschrikten mij.

561
VersbegrippenGod Ziet Hun EllendeGod Stuurde Zijn ZoonGod Zal Het Eisen

Misschien zal de HEERE mijn ellende aanzien; en de HEERE zal mij goed vergelden voor zijn vloek, te dezen dage.

562
VersbegrippenDeegBrood BakkenDeeg Kneden

En Thamar ging heen in het huis van haar broeder Amnon, (hij nu was nederliggende), en zij nam deeg, en kneedde het, en maakte koekjes toe voor zijn ogen, en bakte de koekjes.

563
VersbegrippenConfiscatieBuigen Voor DavidBezit Nemen

Zo zeide de koning tot Ziba: Zie, het zal het uwe zijn alles wat Mefiboseth heeft. En Ziba zeide: Ik buig mij neder, laat mij genade vinden in uw ogen, mijn heer koning!

564
VersbegrippenDonderDe HoogsteGods StemDonder Die Gods Oordeel Aankondigt

De HEERE donderde van den hemel, en de Allerhoogste gaf Zijn stem.

565
VersbegrippenBotenBuigingBuigen Voor DavidDoorwaadbare Plaats

Als nu de pont overvoer, om het huis des konings over te halen, en te doen, wat goed was in zijn ogen, zo viel Simei, de zoon van Gera, neder voor het aangezicht des konings, als hij over de Jordaan voer;

566
VersbegrippenThuisLiefde En De WereldTombesOntslag Tot De DoodEen Andere Zijn Begraafplaats

Laat toch uw knecht wederkeren, dat ik sterve in mijn stad, bij het graf mijns vaders en mijner moeder; maar zie, daar is uw knecht Chimham, laat dien met mijn heer den koning overtrekken, en doe hem, wat goed is in uw ogen.

567
VersbegrippenBorstplaatHarnasRiemenBeschermend HarnasBronzen Harnas

Als zij nu waren bij den groten steen, die bij Gibeon is, zo kwam Amasa voor hun aangezicht. En Joab was omgord over zijn kleed, dat hij aan had, en daarop was een gordel, daar het zwaard aan vastgemaakt was op zijn lenden in zijn schede; en als hij voortging, zo viel het uit.

568

Toen hij nu van de straat weggenomen was, toog alle man voort, Joab na, om Seba, den zoon van Bichri, achterna te jagen.

569
VersbegrippenVijf Maanden En Meer

Alzo togen zij om door het ganse land; en ten einde van negen maanden en twintig dagen kwamen zij te Jeruzalem.

570
VersbegrippenAltaren Voor De HeerAltaren Bouwen

En Arauna zeide: Waarom komt mijn heer de koning tot zijn knecht? En David zeide: Om dezen dorsvloer van u te kopen, om den HEERE een altaar te bouwen, opdat deze plage opgehouden worde van over het volk.

571
VersbegrippenBeperkingen Omtrent Het HuwelijkGeteld Als DwazenSchaamte Zal Aankomen

Want ik, waarhenen zou ik mijn schande brengen? En gij, gij zoudt zijn als een der dwazen in Israel; zo spreek toch nu tot den koning, want hij zal mij van u niet onthouden.

572
VersbegrippenIndividuen Die Anderen Redden

En al het volk, in alle stammen van Israel, was onder zich twistende, zeggende: De koning heeft ons gered van de hand onzer vijanden en hij heeft ons bevrijd van de hand der Filistijnen, en nu is hij uit het land gevlucht voor Absalom;

573
VersbegrippenBloedwraakHarenHaren BeschermdMan Die Wraak Neemt

En zij zeide: De koning gedenke toch aan den HEERE, uw God, dat de bloedwrekers niet te vele worden om te verderven, dat zij mijn zoon niet verdelgen. Toen zeide hij: Zo waarachtig als de HEERE leeft, indien er een van de haren uws zoons op de aarde zal vallen!

574
VersbegrippenGod Redt Van De VijandenRuime Plek

En Hij voerde mij uit in de ruimte, en rukte mij uit, want Hij had lust aan mij.

575
VersbegrippenBeweringen

Zo zeide Absalom tot hem: Zie, uw zaken zijn goed en recht; maar gij hebt geen verhoorder van des konings wege.

576
VersbegrippenVoorbeelden Van ToewijdingWater OphalenWater GietenUitbrekenRisico

Toen braken die drie helden door het leger der Filistijnen, en putten water uit Bethlehems bornput, die in de poort is, en droegen het, en kwamen tot David; doch hij wilde dat niet drinken, maar goot het uit voor den HEERE.

577
VersbegrippenHarnasRiemenBeschermend HarnasMensen Die Kleren Geven

Toen zeide Joab tot den man, die het hem te kennen gaf: Zie toch, gij hebt het gezien, waarom dan hebt gij hem niet aldaar ter aarde geslagen, alzo het aan mij stond om u tien zilverlingen en een gordel te geven?

578
VersbegrippenMisdadigersMoederliefdeGraanHerfstMensen Die Opgehangen Worden

En hij gaf hen in de hand der Gibeonieten, die ze ophingen op den berg voor het aangezicht des HEEREN; en die zeven vielen tegelijk; en zij werden gedood in de dagen van den oogst, in de eerste dagen, in het begin van den gersteoogst.

579
VersbegrippenMiddelbare LeeftijdBerenVerliesHeftige MannenKlaar Voor De Oorlog

Wijders zeide Husai: Gij kent uw vader en zijn mannen, dat zij helden zijn, dat zij bitter van gemoed zijn, als een beer, die van de jongen beroofd is in het veld; daartoe is uw vader een krijgsman, en zal niet vernachten met het volk.

580
VersbegrippenDwaze Mensen

Maar zij zeide tot hem: Niet, mijn broeder, verkracht mij niet, want alzo doet men niet in Israel; doe deze dwaasheid niet.

581
VersbegrippenDe Menselijke Beschrijvingen Van GodGod Gaat Neer

En Hij boog den hemel, en daalde neder; en donkerheid was onder Zijn voeten.

582
VersbegrippenConcubinesIndividuen Die Anderen Redden

Toen kwam Joab tot den koning in het huis, en zeide: Gij hebt heden beschaamd het aangezicht van al uw knechten, die uw ziel, en de ziel uwer zonen en uwer dochteren, en de ziel uwer vrouwen, en de ziel uwer bijwijven heden hebben bevrijd;

583
VersbegrippenGenoemde Individuen DodenZonen En Dochters Doden

Zo neme nu mijn heer de koning de zaak niet in zijn hart, denkende: al des konings zonen zijn dood; want Amnon alleen is dood.

584
VersbegrippenMensen Die KussenVertrouwen VerradenBaardenGezondheidKussenGroetenGezichtshaar

En Joab zeide tot Amasa: Is het wel met u, mijn broeder? En Joab vatte met de rechterhand den baard van Amasa, om hem te kussen.

585
VersbegrippenKoppigheidEigen WilVolkstelling

Doch des konings woord nam de overhand tegen Joab, en tegen de oversten des heirs. Alzo toog Joab uit, met de oversten des heirs, van des konings aangezicht, om het volk Israel te tellen.

586
VersbegrippenZeven KinderenMensen Die Opgehangen Worden

Laat ons zeven mannen van zijn zonen gegeven worden, dat wij hen den HEERE ophangen te Gibea Sauls, o, gij verkorene des HEEREN! En de koning zeide: Ik zal hen geven.

587
VersbegrippenRechtersVoorbeelden Van Wereldlijke AmbitieMan Die Aanduidt

Voorts zeide Absalom: Och, dat men mij ten rechter stelde in het land! Dat alle man tot mij kwame, die een geschil of rechtzaak heeft, dat ik hem recht sprake.

588
VersbegrippenBewakersStenigenStenen Werpen

En hij wierp David met stenen, mitsgaders alle knechten van den koning David, hoewel al het volk en al de helden aan zijn rechter- en aan zijn linkerhand waren.

589
VersbegrippenHerstel Van MensenSchuldig Bevonden

En de vrouw zeide: Waarom hebt gij dan alzulks tegen Gods volk gedaan? Want daaruit, dat de koning dit woord gesproken heeft, is hij als een schuldige, dewijl de koning zijn verstotene niet wederhaalt.

590
VersbegrippenWoordvoerders

En ga in tot den koning, en spreek tot hem naar dit woord. En Joab legde de woorden in haar mond.

591
VersbegrippenReuzenGenoemde Individuen Doden

En het geschiedde daarna, dat er wederom een krijg was te Gob tegen de Filistijnen. Toen sloeg Sibbechai, de Husathiet, Saf, die van de kinderen van Rafa was.

592
VersbegrippenEen Andere Zijn BegraafplaatsGod Beantwoordde Gebed

En zij begroeven de beenderen van Saul en zijn zoon Jonathan in het land van Benjamin te Zela, in het graf van zijn vader Kis, en deden alles, wat de koning geboden had. Alzo werd God na dezen den lande verbeden.

593
VersbegrippenVerraadWisselen Van LeidersZelfde Vlees En Bonen

En tot Amasa zult gijlieden zeggen: Zijt gij niet mijn been en mijn vlees? God doe mij zo, en doe er zo toe, zo gij niet krijgsoverste zult zijn voor mijn aangezicht, te allen dage, in Joabs plaats.

594
VersbegrippenAnderen Die Oproepen

Doch Absalom zeide: Roep toch ook Husai, den Archiet, en laat ons horen, wat hij ook zegt.

595
VersbegrippenUitrusting, FysiekSpirituele Oorlog Als ConflictGod Versterkt De MensenBekleed Met Goede DingenKracht In De Strijd

Want Gij omgorddet mij met kracht ten strijde; Gij deedt onder mij nederbukken, die tegen mij opstonden.

596
VersbegrippenAngst Van De Vijand

Zo zou hij, die ook een dapper man is, wiens hart is als een leeuwenhart, te enen male smelten; want gans Israel weet, dat uw vader een held is, en het dappere mannen zijn, die met hem zijn.

597
VersbegrippenLiefde En De WereldRisicoHartslag

En David kreeg lust, en zeide: Wie zal mij water te drinken geven uit Bethlehems bornput, die in de poort is?

598

Doch de koning verschoonde Mefiboseth, den zoon van Jonathan, den zoon van Saul, om den eed des HEEREN, die tussen hen was, tussen David en tussen Jonathan, Sauls zoon.

599
VersbegrippenGebarenGezichtenEmotionele Aspecten Van LijdenSluiersWoorden Dupliceren

De koning nu had zijn aangezicht toegewonden, en de koning riep met luider stem: Mijn zoon Absalom, Absalom, mijn zoon, mijn zoon!

600
VersbegrippenZalving Van KoningenHerstel Van Mensen

En Absalom, dien wij over ons gezalfd hadden, is in den strijd gestorven; nu dan, waarom zwijgt gijlieden van den koning weder te halen?

601
VersbegrippenAardbevingenFundament Van De AardeGod Bezit WoedeHet Aangetaste Universum

Toen daverde en beefde de aarde; de fondamenten des hemels beroerden zich, en daverden, omdat Hij ontstoken was.

602
VersbegrippenFraudeMunstelselDe Bevelen Van De Koning

Maar die man zeide tot Joab: En of ik al duizend zilverlingen op mijn handen mocht wegen, zo zou ik mijn hand aan des konings zoon niet slaan; want de koning heeft u, en Abisai, en Ithai, voor onze oren geboden, zeggende: Hoedt u, wie gij zijt, van den jongeling, van Absalom.

603
VersbegrippenDingen KiezenDrie Andere DingenBeslissingen NemenBeslissingen NemenGevolgen

Ga heen, en spreek tot David: Alzo zegt de HEERE: Drie dingen draag Ik u voor; verkies u een uit die, dat Ik u doe.

604
VersbegrippenRivieren En StromenOvernachtingDoorwaadbare Plaats

Nu dan, zendt haastelijk henen, en boodschapt David, zeggende: Vernacht dezen nacht niet in de vlakke velden der woestijn, en ook ga spoedig over; opdat de koning niet verslonden worde, en al het volk, dat met hem is.

605
VersbegrippenNiet Uitdovend

Maar Abisai, de zoon van Zeruja, hielp hem, en sloeg den Filistijn, en doodde hem. Toen zwoeren hem de mannen van David, zeggende: Gij zult niet meer met ons uittrekken ten strijde, opdat gij de lamp van Israel niet uitblust.

606
VersbegrippenStormrammenBelegeringMurenBelegeringsheuvelsMensen Die Hun Eigen Soort Aanvallen

En zij kwamen en belegerden hem in Abel Beth-Maacha, en zij wierpen een wal op tegen de stad, dat hij aan den buitenmuur stond; en al het volk, dat met Joab was, verdorven den muur, om dien neder te vellen.

607
VersbegrippenVerenigde MensenLaat Ze Naar Huis Gaan

Alzo neigde hij het hart aller mannen van Juda, als van een enigen man; en zij zonden henen tot den koning, zeggende: Keer weder, gij en al uw knechten.

608
VersbegrippenDe Dood Van Anderen Berouwen

En het geschiedde, als hij geeindigd had te spreken, ziet, zo kwamen de zonen des konings, en hieven hun stemmen op en weenden; en de koning ook en al zijn knechten weenden met een zeer groot geween.

609
VersbegrippenKameraadschapHelft Van Groepen

En de koning toog voort naar Gilgal, en Chimham toog met hem voort; en al het volk van Juda had den koning overgevoerd, als ook een gedeelte van het volk Israels.

610
VersbegrippenDingen Kiezen

Toen zeiden de knechten des konings tot den koning: Naar alles, wat mijn heer de koning verkiezen zal, ziet, hier zijn uw knechten.

611
VersbegrippenWoorden Van De Mens Die Vervuld Worden

Toen zeide Jonadab tot den koning: Zie, de zonen des konings komen; naar het woord uws knechts, alzo is het geschied.

612
VersbegrippenZittenConstructie IsraëlAan De Poort ZittenMensen Die NeerzittenIsraël Op De Vlucht

Toen stond de koning op, en zette zich in de poort. En zij lieten al het volk weten, zeggende: Ziet, de koning zit in de poort. Toen kwam al het volk voor des konings aangezicht, maar Israel was gevloden, een iegelijk naar zijn tenten.

613
VersbegrippenZandConstructie IsraëlEnkel Handelen Voor ZichzelfVelen In Israël

Maar ik rade, dat in alle haast tot u verzameld worde gans Israel, van Dan tot Ber-seba toe, als zand, dat aan de zee is, in menigte; en dat uw persoon medega in den strijd.

614
VersbegrippenDe Grootheid Van GodVermoeidheidZwaardenDingen Die Samen ZittenMensen Strippen MensenMoe Worden Tijdens Actie

Deze stond op, en sloeg onder de Filistijnen, totdat zijn hand moede werd, ja, zijn hand aan het zwaard kleefde; en de HEERE wrocht een groot heil ten zelven dage; en het volk keerde wederom hem na, alleenlijk om te plunderen.

615
VersbegrippenKleinkinderenGrootoudersHerstel Van MensenSaul En David

Toen zeide de koning: Waar is dan de zoon uws heren? En Ziba zeide tot den koning: Zie, hij blijft te Jeruzalem, want hij zeide: Heden zal mij het huis Israels mijns vaders koninkrijk wedergeven.

616
VersbegrippenDe Bevelen Van De Koning

Toen zeide de koning tot deze vrouw: Ga naar uw huis, en ik zal voor u gebieden.

617

Toen togen uit, hem achterna, de mannen van Joab, en de Krethi, en de Plethi, en al de helden. Dezen togen uit van Jeruzalem, om Seba, den zoon van Bichri, achterna te jagen.

618

Toen zeide Husai tot Absalom: De raad, dien Achitofel op ditmaal geraden heeft, is niet goed.

619
VersbegrippenWerkelijke Weduwen

En de koning zeide tot haar: Wat is u? En zij zeide: Zekerlijk, ik ben een weduwvrouw, en mijn man is gestorven.

620
VersbegrippenInhaligGeplande Sexuele Band

Als zij ze nu tot hem nabij bracht, dat hij ate, zo greep hij haar, en zeide tot haar: Kom, lig bij mij, mijn zuster!

621
VersbegrippenSymptomen Van DepressieMensen Uit Andere Plaatsen HalenWater Als Symbool Van Verdrukking

Hij zond van de hoogte, Hij nam mij, Hij trok mij op uit grote wateren.

622
VersbegrippenMensen Die KussenBuigenKussen

Het geschiedde ook, als iemand naderde, om zich voor hem te buigen, zo reikte hij zijn hand uit, en greep hem, en kuste hem.

623
VersbegrippenGod Draait Het Kwaad TerugKoningen Van Heel Israël Of Juda

De HEERE heeft op u doen wederkomen al het bloed van Sauls huis, in wiens plaats gij geregeerd hebt; nu heeft de HEERE het koninkrijk gegeven in de hand van Absalom, uw zoon; zie nu, gij zijt in uw ongeluk, omdat gij een man des bloeds zijt.

624
VersbegrippenDertig En Nog Iets

Uria, de Hethiet, zeven en dertig in alles.

625
VersbegrippenSpirituele MoedersMoederschap

Ik ben een van de vreedzamen, van de getrouwen in Israel, en gij zoekt te doden een stad, die een moeder is in Israel; waarom zoudt gij het erfdeel des HEEREN verslinden?

626
VersbegrippenPijlen, Figuurlijk GebruiktGods PijlenDe Mensen Verspreiden

En Hij zond pijlen uit en verstrooide ze; bliksemen en verschrikte ze.

627
VersbegrippenDingen Die Onthuld WordenOntrouw

Of ik al valselijk tegen mijn ziel handelde, zo zou toch geen ding voor den koning verborgen worden; ook gij zelf zoudt er u van tegenover stellen.

628

Toen zond David heen tot Thamar in het huis, zeggende: Ga toch heen in het huis van uw broeder Amnon, en maak hem een spijze.

629
VersbegrippenVoorbeelden Van OorlogHaastDesertieOntsnappen Aan MensenAnderen Opjagen

Zo zeide David tot al zijn knechten, die met hem te Jeruzalem waren: Maakt u op, en laat ons vlieden, want er zou voor ons geen ontkomen zijn voor Absaloms aangezicht; haast u, om weg te gaan, opdat hij niet misschien haaste, en ons achterhale, en een kwaad over ons drijve, en deze stad sla met de scherpte des zwaards.

630
VersbegrippenGod Heeft Het Geëist

De HEERE vergold mij naar mijn gerechtigheid; Hij gaf mij weder naar de reinigheid mijner handen.

631
VersbegrippenUitgevoerde MoordenVerraadMagenIngewandenAnatomieIngewandenGenoemde Individuen Doden

En Amasa hoedde zich niet voor het zwaard, dat in Joabs hand was; zo sloeg hij hem daarmede aan de vijfde rib, en hij stortte zijn ingewand ter aarde uit, en hij sloeg hem niet ten tweeden male, en hij stierf. Toen jaagden Joab en zijn broeder Abisai, Seba, den zoon van Bichri, achterna.

632
VersbegrippenTouwenSteden Onder VuurDingen TrekkenBouwstenen Afwijzen

En indien hij zich in een stad zal begeven, zo zal gans Israel koorden tot dezelve stad aandragen, en wij zullen ze tot in de beek nedertrekken, totdat ook niet een steentje aldaar gevonden worde.

633
VersbegrippenVestingenVersterkte StedenMensen Die Mogelijk Kwaad Doen

Toen zeide David tot Abisai: Nu zal ons Seba, de zoon van Bichri, meer kwaads doen, dan Absalom; neem gij de knechten uws heren, en jaag hem achterna, opdat hij niet misschien vaste steden voor zich vinde, en zich aan onze ogen onttrekke.

634
VersbegrippenMensen Die VertraagdenZelfde Vlees En Bonen

Gij zijt mijn broederen; mijn been en mijn vlees zijt gij; waarom zoudt gij dan de laatsten zijn, om den koning weder te halen?

635
VersbegrippenGoudGebrek Aan Geld

Toen zeiden de Gibeonieten tot hem: Het is ons niet te doen om zilver en goud met Saul en met zijn huis; ook is het ons niet om iemand te doden in Israel. En hij zeide: Wat zegt gij dan, dat ik u doen zal?

636
VersbegrippenRouwenBordenTroepen Die Weggestuurd Worden

En zij nam een pan, en goot ze uit voor zijn aangezicht; maar hij weigerde te eten. En Amnon zeide: Doet alle man van mij uitgaan. En alle man ging van hem uit.

637
VersbegrippenGastenNummer TweehonderdPleidooi Van OnschuldOnwetendheid Van Feiten

En er gingen met Absalom van Jeruzalem tweehonderd mannen, genodigd zijnde, doch gaande in hun eenvoudigheid, want zij wisten van geen zaak.

638
VersbegrippenNiet Aanraken

En de koning zeide: Spreekt iemand tegen u, zo breng hem tot mij; en hij zal u voortaan niet meer aantasten.

639
VersbegrippenVerre Van Dit!

Toen antwoordde Joab, en zeide: Het zij verre, het zij verre van mij, dat ik zou verslinden, en dat ik zou verderven.

640
VersbegrippenKwaadwilligenZalving Van KoningenGeen Kracht Meer

Maar ik ben heden teder, en gezalfd ten koning, en deze mannen, de zonen van Zeruja, zijn harder dan ik; de HEERE zal den boosdoener vergelden naar zijn boosheid.

641
VersbegrippenVertellen Over Situaties Van Mensen

Als dat een man zag, zo gaf hij het Joab te kennen, en zeide: Zie, ik heb Absalom zien hangen aan een eik.

642

Toen zeide de koning tot hem: Ga in vrede. Alzo maakte hij zich op, en ging naar Hebron.

643

David dan zeide tot de Gibeonieten: Wat zal ik ulieden doen, en waarmede zal ik verzoenen, dat gij het erfdeel des HEEREN zegent?

644
VersbegrippenVertellen Wat Mensen Deden

En het werd David aangezegd, wat Rizpa, de dochter van Aja, Sauls bijwijf, gedaan had.

645
VersbegrippenDe Raad Van De Mens

En als Husai tot Absalom inkwam, zo sprak Absalom tot hem, zeggende: Aldus heeft Achitofel gesproken; zullen wij zijn woord doen? Zo niet, spreek gij.

646
VersbegrippenGod Als RechterGod Redt Van De VijandenVijanden Overwinnen

Hij verloste mij van mijn sterken vijand, van mijn haters, omdat zij machtiger waren dan ik.

647
VersbegrippenMensen DienenGeen Mensenkennis HebbenVreemdelingen Onder De MensenHoofd Als ChefDienenBehoud

Ook hebt Gij mij uitgeholpen van de twisten mijns volks, Gij hebt mij bewaard tot een hoofd der heidenen; het volk, dat ik niet kende, heeft mij gediend.

648
VersbegrippenConstructie Israël

Voorts zeide de koning tot Amasa: Roep mij de mannen van Juda te zamen, tegen den derden dag; en gij, stel u dan hier.

649
VersbegrippenGrottenMensen In GrottenZich Verbergen Voor MensenDoden Zal GebeurenGrotten Als Schuilplaats

Zie, nu heeft hij zich verstoken in een der holen, of in een der plaatsen. En het zal geschieden, als er in het eerst sommigen onder hen vallen, dat een ieder, die het zal horen, alsdan zal zeggen: Er is een slag geschied onder het volk, dat Absalom navolgt.

650
VersbegrippenTegenstrijdigheidVerlangen Naar De DoodAndere Onbelangrijke MensenIndividuen Haten

Liefhebbende die u haten, en hatende die u liefhebben; want gij geeft heden te kennen, dat oversten en knechten bij u niets zijn; want ik merk heden, dat zo Absalom leefde, en wij heden allen dood waren, dat het alsdan recht zou zijn in uw ogen.

651

Toen keerde de koning weder, en kwam tot aan de Jordaan; en Juda kwam te Gilgal, om den koning tegemoet te gaan, dat zij den koning over de Jordaan voerden.

652
VersbegrippenValPogingen Om Mij Te Doden

En zij zeiden tot den koning: De man die ons te niet gemaakt, en tegen ons gedacht heeft, dat wij zouden verdelgd worden, zonder te kunnen bestaan in enige landpale van Israel;

653
VersbegrippenZich Verbergen Voor Mensen

En het volk kwam te dienzelven dage steelsgewijze in de stad, gelijk als het volk zich wegsteelt, dat beschaamd is, wanneer zij in den strijd gevloden zijn.

654

En hij hoonde Israel; maar Jonathan, de zoon van Simea, Davids broeder, sloeg hem.

655

Ziet, hun beide zonen zijn aldaar bij hen, Ahimaaz, Zadoks, en Jonathan, Abjathars zoon; zo zult gijlieden door hun hand tot mij zenden alle ding, dat gij zult horen.

656
VersbegrippenBliksemGod Verschijnt In VuurGod Is Licht

Van den glans voor Hem henen werden kolen des vuurs aangestoken.

657
VersbegrippenIjzerGereedschapAanraken Om Te KwetsenMensen Verbranden

Maar een iegelijk, die ze zal aantasten, voorziet zich met ijzer en het hout ener spies; en zij zullen ganselijk met vuur verbrand worden ter zelver plaats.

658
VersbegrippenTrompetten Om De Gevechten Te Stoppen

Toen blies Joab met de bazuin, en al het volk keerde af van Israel achterna te jagen, want Joab hield het volk terug.

659
VersbegrippenWoorden Dupliceren

Toen riep een wijze vrouw uit de stad: Hoort, hoort, zegt toch tot Joab: Nader tot hiertoe, dat ik tot u spreke.

660
VersbegrippenMeemaken Van VerliesDe Dood Van Anderen BerouwenBegraafplaatsen

Als zij nu Abner te Hebron begroeven, zo hief de koning zijn stem op, en weende bij Abners graf; ook weende al het volk.

661
VersbegrippenMensen Die Bloed DrinkenRiskerenRisico

En zeide: Het zij verre van mij, o HEERE, dat ik dit zou doen; zou ik drinken het bloed der mannen, die heengegaan zijn met gevaar van hun leven? En hij wilde het niet drinken. Dit deden die drie helden.

662
VersbegrippenBewakersDertigSpecifieke Mensen Prijzen

Hij was de heerlijkste van de dertig, maar tot die drie eersten kwam hij niet; en David stelde hem over zijn trawanten.

663
VersbegrippenVoorbeelden Van AanmoedigingBehandeling Vanaf De JeugdSta Op!Verspreide Volgers

Zo sta nu op, ga uit, en spreek naar het hart uwer knechten; want ik zweer bij den HEERE, als gij niet uitgaat, zo er een man dezen nacht bij u zal vernachten! En dit zal u kwader zijn, dan al het kwaad, dat over u gekomen is van uw jeugd af tot nu toe.

664
VersbegrippenZwaarden

Zo stelde hij zich in het midden van dat stuk, en verloste dat, en sloeg de Filistijnen; en de HEERE wrocht een groot heil.

665
VersbegrippenOude GezegdesDe Raad Van De Mens

Toen sprak zij, zeggende: In voortijden spraken zij gemeenlijk, zeggende: Zij zullen zonder twijfel te Abel vragen; en alzo volbrachten zij het.

666

Toen zeide de koning: Chimham zal met mij overtrekken, en ik zal hem doen, wat goed is in uw ogen; ja, alles, wat gij op mij begeren zult, zal ik u doen.

667
VersbegrippenTwintigduizend En MeerIsraëlieten DodenNederlaag Van Gods Mensen

En het volk van Israel werd aldaar voor het aangezicht van Davids knechten geslagen; en aldaar geschiedde te dienzelven dage een grote slag, van twintig duizend.

668
VersbegrippenBenen

En hij bracht van daar op de beenderen van Saul, en de beenderen van Jonathan, zijn zoon; ook verzamelden zij de beenderen der gehangenen.

669

En ziet, alle mannen van Israel kwamen tot den koning; en zij zeiden tot den koning: Waarom hebben u onze broeders, de mannen van Juda, gestolen, en hebben den koning en zijn huis over de Jordaan gevoerd, en alle mannen Davids met hem?

670
VersbegrippenSpecifieke Mensen Prijzen

Die dingen deed Benaja, de zoon van Jojada; dies had hij een naam onder de drie helden.

671
VersbegrippenVoorbeelden Van VriendschapSteden Binnengaan

Alzo kwam Husai, Davids vriend, in de stad; en Absalom kwam te Jeruzalem.

672
VersbegrippenPleidooi Van Onschuld

En de Thekoietische vrouw zeide tot den koning: Mijn heer koning, de ongerechtigheid zij op mij en op mijns vaders huis; de koning daarentegen, en zijn stoel, zij onschuldig.

673
VersbegrippenTien Mensen

En tien jongens, wapendragers van Joab, omringden hem, en zij sloegen Absalom, en doodden hem.

674
VersbegrippenOnbeweeglijkheidTot Rust KomenBedekt Met BloedTragedie Op De StratenKadavers Van Andere Mensen

Amasa nu lag in het bloed gewenteld, midden op de straat. Als die man zag, dat al het volk staan bleef, zo deed hij Amasa weg van de straat in het veld, en wierp een kleed op hem, dewijl hij zag, dat al wie bij hem kwam, bleef staan.

675
VersbegrippenStrijd

Want de strijd werd aldaar verspreid over al dat land. En het woud verteerde meer van het volk, dan die het zwaard verteerde, te denzelven dage.

676
VersbegrippenConfrontatieGod Ondersteunt

Zij hadden mij bejegend ten dage mijns ongevals; maar de HEERE was mij een Steunsel.

677
VersbegrippenGeteld Als Dwazen

En de koning maakte een klage over Abner, en zeide: Is dan Abner gestorven, als een dwaas sterft?

678
VersbegrippenVriendelijkheidIlustraties Van ReddingDe Gezalfde Van De HeerGod Toonde Zijn Liefdevolle VriendelijkheidHet Verbond Van DavidTroon Van DavidKruistochten

Hij is een Toren der verlossingen Zijns konings, en Hij doet goedertierenheid aan Zijn gezalfde, aan David en aan zijn zaad, tot in eeuwigheid.

679
VersbegrippenIs Het Echt?

Toen hij nu tot haar naderde, zeide de vrouw: Zijt gij Joab? En hij zeide: Ik ben het; en zij zeide tot hem: Hoor de woorden uwer dienstmaagd; en hij zeide: Ik hoor.

680
VersbegrippenConfrontatieSperen

Daartoe sloeg hij een Egyptischen man, een man van aanzien; en in de hand des Egyptenaars was een spies, maar hij ging tot hem af met een staf; en hij rukte de spies uit de hand des Egyptenaars, en doodde hem met zijn eigen spies.

681
VersbegrippenMensen NavolgenVijandenVerplettert

Ik vervolgde mijn vijanden, en verdelgde hen, en keerde niet weder, totdat ik ze verdaan had.

682
VersbegrippenHuilenVastbindenBronzen Ketenen

Uw handen waren niet gebonden, noch uw voeten in koperen boeien gedaan, maar gij zijt gevallen, gelijk men valt voor het aangezicht van kinderen der verkeerdheid. Toen weende het ganse volk nog meer over hem.

683
VersbegrippenMensen Die Mensen Volgen

Maar een man, van Joabs jongens, bleef bij hem staan, en hij zeide: Wie is er, die lust heeft aan Joab, en wie is er, die voor David is, die volge Joab na!

684
VersbegrippenStratenMensen VertrappelenMensen UitputtenMoerassenStofVerplettert

Toen vergruisde ik hen als stof der aarde; ik stampte ze, ik breidde hen uit als slijk der straten.

685
VersbegrippenBeweringenAntwoordTien Dingen

En de mannen van Israel antwoordden den mannen van Juda, en zeiden: Wij hebben tien delen aan den koning, en ook aan David, wij, meer dan gij; waarom hebt gij ons dan gering geacht, dat ons woord niet het eerste geweest is, om onzen koning weder te halen? Maar het woord der mannen van Juda was harder dan het woord der mannen van Israel.

686
VersbegrippenOnbeweeglijkheidTot Rust Komen

En de koning zeide: Ga om, stel u hier; zo ging hij om, en bleef staan.

687
VersbegrippenVreemdelingenDoen AlsofMensen Gehoorzamen

Vreemden hebben zich mij geveinsdelijk onderworpen; zo haast als hun oor van mij hoorde, hebben zij mij gehoorzaamd.

688
VersbegrippenMensen Die Vertraagden

En Amasa ging heen, om Juda bijeen te roepen; maar hij bleef achter, boven den gezetten tijd, dien hij hem gezet had.

689
VersbegrippenFamilieleden

Toen antwoordden alle mannen van Juda tegen de mannen van Israel: Omdat de koning ons na verwant is; en waarom zijt gij nu toornig over deze zaak? Hebben wij dan enigszins gegeten van des konings kost, of heeft hij ons een geschenk geschonken?

690
VersbegrippenPrinsenGraadBijzondere Individuen

Voorts zeide de koning tot zijn knechten: Weet gij niet, dat te dezen dage een vorst, ja, een grote in Israel gevallen is?

691
VersbegrippenPopulariteit

Als al het volk dit vernam, zo was het goed in hun ogen, alles, zoals de koning gedaan had, was goed in de ogen van het ganse volk.

692

De God, Die mij volkomene wraak geeft, en de volken onder mij nederwerpt;

693
VersbegrippenDoelen Van De Mens

En al het volk en gans Israel merkten te dienzelven dage, dat het van den koning niet was, dat men Abner, den zoon van Ner, gedood had.

694
VersbegrippenVreemdelingenBevende TroepenKruistochten

Vreemden zijn vervallen, en hebben zich aangegord uit hun sloten.

695
VersbegrippenRedden Van GeweldGod Verheft De MensGod Redt Van De VijandenBescherming Tegen Vijanden

En Die mij uitvoert van mijn vijanden; en Gij verhoogt mij boven degenen, die tegen mij opstaan; Gij redt mij van den man alles gewelds.