'Geblaas' in de Bijbel
En door het geblaas van Uw neus zijn de wateren opgehoopt geworden; de stromen hebben overeind gestaan, als een hoop; de afgronden zijn stof geworden in het hart der zee.
En de diepe kolken der zee werden gezien, de gronden der wereld werden ontdekt, door het schelden des HEEREN, van het geblaas des winds van Zijn neus.
Van den adem Gods vergaan zij, en van het geblaas van Zijn neus worden zij verdaan.
Hij zal van de duisternis niet ontwijken, de vlam zal zijn scheut verdrogen; hij zal wijken door het geblaas zijns monds.
Zo lang als mijn adem in mij zal zijn, en het geblaas Gods in mijn neus;
Door zijn geblaas geeft God de vorst, zodat de brede wateren verstijfd worden.
En de diepe kolken der wateren werden gezien, en de gronden der wereld werden ontdekt, van Uw schelden, o HEERE! van het geblaas des winds van Uw neus.