'Medicijn' in de Bijbel
Het zal een medicijn voor uw navel zijn, en een bevochtiging voor uw beenderen.
Want zij zijn het leven dengenen, die ze vinden, en een medicijn voor hun gehele vlees.
Daar is een, die woorden als steken van een zwaard onbedachtelijk uitspreekt; maar de tong der wijzen is medicijn.
Een goddeloze bode zal in het kwaad vallen; maar een trouw gezant is medicijn.
De medicijn der tong is een boom des levens; maar de verkeerdheid in dezelve is een breuk in den geest.
Liefelijke redenen zijn een honigraat, zoet voor de ziel, en medicijn voor het gebeente.
Een blij hart zal een medicijn goed maken; maar een verslagen geest zal het gebeente verdrogen.
Als de geest des heersers tegen u oprijst, verlaat uw plaats niet; want het is medicijn, het stilt grote zonden.