'Allen' in de Bijbel
En als hij een schrijftafeltje geeist had, schreef hij, zeggende: Johannes is zijn naam. En zij verwonderden zich allen.
En er kwam vrees over allen, die rondom hen woonden; en in het gehele gebergte van Judea werd veel gesproken van al deze dingen.
En allen, die het hoorden, namen het ter harte, zeggende: Wat zal toch dit kindeken wezen? En de hand des Heeren was met hem.
En zij gingen allen om beschreven te worden, een iegelijk naar zijn eigen stad.
En allen, die het hoorden, verwonderden zich over hetgeen hun gezegd werd van de herders.
En deze, te dierzelfder ure daarbij komende, heeft insgelijks den Heere beleden, en sprak van Hem tot allen, die de verlossing in Jeruzalem verwachtten.
En allen, die Hem hoorden, ontzetten zich over Zijn verstand en antwoorden.
En als het volk verwachtte, en allen in hun harten overleiden van Johannes, of hij niet mogelijk de Christus ware;
Zo antwoordde Johannes aan allen, zeggende: Ik doop u wel met water; maar Hij komt, Die sterker is dan ik, Wien ik niet waardig ben den riem van Zijn schoenen te ontbinden; Deze zal u dopen met den Heiligen Geest en met vuur;
En Hij leerde in hun synagogen, en werd van allen geprezen.
En als Hij het boek toegedaan en den dienaar wedergegeven had, zat Hij neder; en de ogen van allen in de synagoge waren op Hem geslagen.
En zij gaven Hem allen getuigenis, en verwonderden zich over de aangename woorden, die uit Zijn mond voortkwamen; en zeiden: Is deze niet de Zoon van Jozef?
En zij werden allen in de synagoge met toorn vervuld, als zij dit hoorden.
En er kwam een verbaasdheid over allen; en zij spraken samen tot elkander, zeggende: Wat woord is dit, dat Hij met macht en kracht den onreinen geesten gebiedt, en zij varen uit?
En als de zon onderging, brachten allen, die kranken hadden, met verscheidenen ziekten bevangen, die tot Hem, en Hij legde een iegelijk van hen de handen op, en genas dezelve.
Want verbaasdheid had hem bevangen, en allen, die met hem waren, over de vangst der vissen, die zij gevangen hadden;
En ontzetting heeft hen allen bevangen, en zij verheerlijkten God, en werden vervuld met vreze, zeggende: Wij hebben heden ongelofelijke dingen gezien.
En hen allen rondom aangezien hebbende, zeide Hij tot den mens: Strek uw hand uit. En hij deed alzo; en zijn hand werd hersteld, gezond gelijk de andere.
En al de schare zocht Hem aan te raken; want er ging kracht van Hem uit, en Hij genas ze allen.
En vreze beving hen allen, en zij verheerlijkten God, zeggende: Een groot Profeet is onder ons opgestaan, en God heeft Zijn volk bezocht.
En het geschiedde, als Jezus wederkeerde, dat Hem de schare ontving; want zij waren allen Hem verwachtende.
En Jezus zeide: Wie is het, die Mij heeft aangeraakt? En als zij het allen ontkenden, zeide Petrus en die met hem waren: Meester, de scharen drukken en verdringen U, en zegt Gij: Wie is het, die Mij aangeraakt heeft?
En zij schreiden allen, en maakten misbaar over hetzelve. En Hij zeide: Schreit niet; zij is niet gestorven; maar zij slaapt.
Maar als Hij ze allen uitgedreven had, greep Hij haar hand en riep, zeggende: Kind, sta op!
En zij aten en werden allen verzadigd; en er werd opgenomen, hetgeen hun van de brokken overgeschoten was, twaalf korven.
En Hij zeide tot allen: Zo iemand achter Mij wil komen, die verloochene zichzelven, en neme zijn kruis dagelijks op, en volge Mij.
En zij werden allen verslagen over de grootdadigheid Gods. En als zij allen zich verwonderden over al de dingen, die Jezus gedaan had, zeide Hij tot Zijn discipelen:
En zeide tot hen: Zo wie dit kindeken ontvangen zal in Mijn Naam, die ontvangt Mij; en zo wie Mij ontvangen zal, ontvangt Hem, Die Mij gezonden heeft. Want die de minste onder u allen is, die zal groot zijn.
En Petrus zeide tot Hem: Heere! zegt Gij deze gelijkenis tot ons, of ook tot allen?
Ik zeg u: Neen zij; maar indien gij u niet bekeert, zo zult gij allen desgelijks vergaan.
Ik zeg u: Neen zij; maar indien gij u niet bekeert, zo zult gij allen insgelijks vergaan.
En als Hij dit zeide, werden zij allen beschaamd, die zich tegen Hem stelden; en al de schare verblijdde zich over al de heerlijke dingen, die van Hem geschiedden.
En zij begonnen allen zich eendrachtelijk te ontschuldigen. De eerste zeide tot hem: Ik heb een akker gekocht, en het is nodig, dat ik uitga, en hem bezie; ik bid u, houd mij voor verontschuldigd.
Opdat niet misschien, als hij het fondament gelegd heeft, en niet kan voleindigen, allen, die het zien, hem beginnen te bespotten.
En er was een zeker rijk mens, en was gekleed met purper en zeer fijn lijnwaad, levende allen dag vrolijk en prachtig.
Zij aten, zij dronken, zij namen ten huwelijk, zij werden ten huwelijk gegeven, tot den dag, op welken Noach in de ark ging, en de zondvloed kwam, en verdierf ze allen.
Maar op den dag, op welken Lot van Sodom uitging, regende het vuur en sulfer van den hemel, en verdierf ze allen.
En allen, die het zagen, murmureerden, zeggende: Hij is tot een zondigen man ingegaan, om te herbergen.
God nu is niet een God der doden, maar der levenden; want zij leven Hem allen.
En Hij zeide: Waarlijk, Ik zeg u, dat deze arme weduwe meer dan allen heeft in geworpen.
Want die allen hebben van hun overvloed geworpen tot de gaven Gods; maar deze heeft van haar gebrek, al den leeftocht, dien zij had, daarin geworpen.
Want Ik zal u mond en wijsheid geven, welke niet zullen kunnen tegenspreken, noch wederstaan allen, die zich tegen u zetten.
En gij zult van allen gehaat worden om Mijns Naams wil.
En zij zeiden allen: Zijt Gij dan de Zoon Gods? En Hij zeide tot hen: Gij zegt, dat Ik het ben.
En zij waren allen tijd in den tempel, lovende en dankende God. Amen.
Zoekresultaten op Versies
Zoekresultaten op Boek
- Genesis (27)
- Exodus (11)
- Leviticus (3)
- Numberi (21)
- Deuteronomium (15)
- Jozua (8)
- Richteren (14)
- 1 Samuël (10)
- 2 Samuël (9)
- 1 Koningen (10)
- 2 Koningen (9)
- 1 Kronieken (16)
- 2 Kronieken (20)
- Ezra (10)
- Nehemia (9)
- Esther (3)
- Job (10)
- Psalmen (42)
- Spreuken (10)
- Prediker (13)
- Jesaja (48)
- Jeremia (44)
- Klaagliederen (4)
- Ezechiël (32)
- Daniël (6)
- Hosea (3)
- Amos (2)
- Nahum (3)
- Habakuk (1)
- Zefanja (3)
- Zacharia (3)
- Maleachi (1)
- Mattheüs (26)
- Markus (28)
- Lukas (47)
- Johannes (21)
- Handelingen (69)
- Romeinen (22)
- 1 Corinthiërs (29)
- 2 Corinthiër (10)
- Galaten (4)
- Efeziërs (9)
- Filippenzen (13)
- Colossenzen (5)
- 1 Thessalonicenzen (8)
- 2 Thessalonicenzen (5)
- 1 Timotheüs (4)
- 2 Timotheüs (6)
- Titus (2)
- Hebreeën (17)
- Jakobus (1)
- 1 Petrus (4)
- 2 Petrus (2)
- 1 Johannes (1)
- 2 Johannes (1)
- 3 Johannes (1)
- Judas (1)
- Openbaring (6)
Verwante onderwerpen
- Aangevallen Door Het Kwaad
- Aantallen Aan Het Verminderen
- Aanvallen
- Allen Hebben Gezondigd
- Bedrog In De Gevallen Menselijke Natuur
- Bevallen
- De Naties Aangevallen
- Dingen Vallen
- Flauw Vallen
- Geest, Gevallen En Verlost
- Gevallen En Verlost Hart
- Gevallen Engelen
- God Die Allen Wil Redden
- God Overvallen
- Kristallen
- Lastig Vallen
- Mensen Die Hun Eigen Soort Aanvallen
- Mensen Die Van Een Hoogte Vallen
- Mensen Overvallen
- Naties die Israël aanvallen
- Ongevallen
- Opvallende Rotsen
- Overvallen Door De Duisternis
- Putten Gebruikt Als Vallen
- Schapestallen
- Specifieke Gevallen Van Versterking
- Uit De Hemel Gevallen
- Uitspraak Van Gevallen Engelen
- Vallen
- Vallende Dieren
- Verdreven Aanvallen Op Jeruzalem
- Vijandelijke Aanvallen
- Voorspelde Aanvallen Op Jeruzalem
- Watervallen
- Werkelijke Aanvallen Op Jeruzalem
- Witte En Opvallende Kledij