'Dag' in de Bijbel
En God noemde het licht dag, en de duisternis noemde Hij nacht. Toen was het avond geweest, en het was morgen geweest, de eerste dag.
En God noemde het uitspansel hemel. En het was avond geweest, en het was morgen geweest, de tweede dag.
Toen was het avond geweest, en het was morgen geweest, de derde dag.
En God zeide: Dat er lichten zijn in het uitspansel des hemels, om scheiding te maken tussen den dag en tussen den nacht; en dat zij zijn tot tekenen en tot gezette tijden, en tot dagen en jaren!
En om te heersen op den dag, en in den nacht, en om scheiding te maken tussen het licht en tussen de duisternis. En God zag, dat het goed was.
Toen was het avond geweest, en het was morgen geweest, de vierde dag.
Toen was het avond geweest, en het was morgen geweest, de vijfde dag.
En God zag al wat Hij gemaakt had, en ziet, het was zeer goed. Toen was het avond geweest, en het was morgen geweest, de zesde dag.
Als nu God op de zevende dag volbracht had Zijn werk, dat Hij gemaakt had, heeft Hij gerust op den zevende dag van al Zijn werk, dat Hij gemaakt had.
En God heeft den zevende dag gezegend, en die geheiligd; omdat Hij op denzelven gerust heeft van al Zijn werk, hetwelk God geschapen had, om te volmaken.
In het zeshonderdste jaar des levens van Noach, in de tweede maand, op de zeventiende dag der maand, op dezen zelfden dag zijn alle fonteinen des groten afgronds opengebroken, en de sluizen des hemels geopend.
Even op dienzelfden dag ging Noach, en Sem, en Cham, en Jafeth, Noachs zonen, desgelijks ook Noachs huisvrouw, en de drie vrouwen zijner zonen met hem in de ark;
En de ark rustte in de zevende maand, op den zeventiende dag der maand, op de bergen van Ararat.
En in de tweede maand, op den zeven en twintigsten dag der maand, was de aarde opgedroogd.
Voortaan al de dagen der aarde zullen zaaiing en oogst, en koude en hitte, en zomer en winter, en dag en nacht, niet ophouden.
Even op dezen zelfden dag werd Abraham besneden, en Ismael, zijn zoon.
Daarna verscheen hem de HEERE aan de eikenbossen van Mamre, als hij in de deur der tent zat, toen de dag heet werd.
En de eerstgeborene baarde een zoon, en noemde zijn naam Moab; deze is de vader der Moabieten, tot op dezen dag.
En de jongste baarde ook een zoon, en noemde zijn naam Ben-Ammi; deze is de vader der kinderen Ammons, tot op dezen dag.
En het kind werd groot, en werd gespeend; toen maakte Abraham een groten maaltijd op den dag, als Izak gespeend werd.
Aan den derden dag, toen hief Abraham zijn ogen op, en zag die plaats van verre.
Toen zeide Jakob: Verkoop mij op dezen dag uw eerstgeboorte.
Toen zeide Jakob: Zweer mij op dezen dag! en hij zwoer hem; en hij verkocht aan Jakob zijn eerstgeboorte.
En hij noemde denzelven Seba; daarom is de naam dier stad Ber-seba, tot op dezen dag.
En hij zeide: Zie nu, ik ben oud geworden, ik weet den dag mijns doods niet.
Totdat de toorn uws broeders van u afkere, en hij vergeten hebbe, hetgeen gij hem gedaan hebt; dan zal ik zenden, en u van daar nemen; waarom zoude ik ook van u beiden beroofd worden op een dag?
En hij zeide: Ziet, het is nog hoog dag, het is geen tijd, dat het vee verzameld worde; drenkt de schapen, en gaat heen, weidt dezelve.
Zo zal mijn gerechtigheid op den dag van morgen met mij getuigen, als gij komen zult over mijn loon, voor uw aangezicht; al wat niet gespikkeld en geplekt is onder de geiten en bruin onder de lammeren, dat zij bij mij gestolen.
Ik ben geweest, dat mij bij dag de hitte verteerde, en bij nacht de vorst, en dat mijn slaap van mijn ogen week.
Daarom eten de kinderen Israels de verrukte zenuw niet, die op het gewricht der heup is, tot op dezen dag, omdat Hij het gewricht van Jakobs heup aangeroerd had, aan de verrukte zenuw.
Maar hij zeide tot hem: Mijn heer weet, dat deze kinderen teder zijn, en dat ik zogende schapen en koeien bij mij heb; indien men dezelve maar een dag afdrijft, zo zal de gehele kudde sterven.
Alzo keerde Ezau dien dag wederom zijns weegs naar Seir toe.
En Jakob richtte een gedenkteken op boven haar graf, dit is het gedenkteken van Rachels graf tot op dezen dag.
En het geschiedde, als zij Jozef dag op dag aansprak, en hij naar haar niet hoorde, om bij haar te liggen, en bij haar te zijn;
Zo gebeurde het op zulk een dag, dat hij in het huis kwam, om zijn werk te doen; en niemand van de lieden des huizes was daar binnenshuis.
En het geschiedde op den derden dag, den dag van Farao's geboorte, dat hij voor al zijn knechten een maaltijd maakte; en hij verhief het hoofd van den overste der schenkers, en het hoofd van den overste der bakkers, in het midden zijner knechten.
Jozef dan stelde ditzelve in tot een wet, tot dezen dag, over het land van Egypte, dat Farao het vijfde deel zou hebben; behalve dat alleen het land der priesteren van Farao niet werd.
En hij zegende Jozef, en zeide: De God, voor Wiens aangezicht mijn vaders, Abraham en Izak, gewandeld hebben, die God, Die mij gevoed heeft, van dat ik was, tot op dezen dag;
Zoekresultaten op Versies
Zoekresultaten op Boek
- Genesis (38)
- Exodus (41)
- Leviticus (47)
- Numberi (51)
- Deuteronomium (22)
- Jozua (30)
- Richteren (27)
- 1 Samuël (36)
- 2 Samuël (18)
- 1 Koningen (20)
- 2 Koningen (22)
- 1 Kronieken (10)
- 2 Kronieken (23)
- Ezra (9)
- Nehemia (17)
- Esther (19)
- Job (14)
- Psalmen (50)
- Spreuken (8)
- Prediker (3)
- Hooglied (4)
- Jesaja (41)
- Jeremia (34)
- Klaagliederen (11)
- Ezechiël (30)
- Daniël (3)
- Hosea (5)
- Joël (6)
- Amos (5)
- Obadja (2)
- Micha (2)
- Nahum (1)
- Zefanja (7)
- Zacharia (5)
- Maleachi (4)
- Mattheüs (18)
- Markus (11)
- Lukas (33)
- Johannes (15)
- Handelingen (41)
- Romeinen (9)
- 1 Corinthiërs (6)
- 2 Corinthiër (6)
- Efeziërs (2)
- Filippenzen (4)
- Colossenzen (2)
- 1 Thessalonicenzen (4)
- 2 Thessalonicenzen (3)
- 1 Timotheüs (1)
- 2 Timotheüs (4)
- Hebreeën (5)
- Jakobus (1)
- 1 Petrus (1)
- 2 Petrus (9)
- 1 Johannes (1)
- Openbaring (11)