'Dochter' in de Bijbel
En Ruth, de Moabietische, zeide tot Naomi: Laat mij toch in het veld gaan, en van de aren oplezen, achter dien, in wiens ogen ik genade zal vinden. En zij zeide tot haar: Ga heen, mijn dochter!
Toen zeide Boaz tot Ruth: Hoort gij niet, mijn dochter? Ga niet, om in een ander veld op te lezen; ook zult gij van hier niet weggaan, maar hier zult gij u houden bij mijn maagden.
En Naomi zeide tot haar schoondochter Ruth: Het is goed, mijn dochter, dat gij met zijn maagden uitgaat, opdat zij u niet tegenvallen in een ander veld.
En Naomi, haar schoonmoeder, zeide tot haar: Mijn dochter! zoude ik u geen rust zoeken, dat het u welga?
En hij zeide: Gezegend zijt gij den HEERE, mijn dochter! Gij hebt deze uw laatste weldadigheid beter gemaakt dan de eerste, dewijl gij geen jonge gezellen zijt nagegaan, hetzij arm of rijk.
En nu, mijn dochter, vrees niet; al wat gij gezegd hebt, zal ik u doen; want de ganse stad mijns volks weet, dat gij een deugdelijke vrouw zijt.
Zij nu kwam tot haar schoonmoeder, dewelke zeide: Wie zijt gij, mijn dochter? En zij verhaalde haar alles, wat die man haar gedaan had.
Toen zeide zij: Zit stil, mijn dochter, totdat gij weet, hoe de zaak zal vallen; want die man zal niet rusten, tenzij dat hij heden deze zaak voleind hebbe.
Zoekresultaten op Versies
Zoekresultaten op Boek
- Genesis (44)
- Exodus (12)
- Leviticus (12)
- Numberi (8)
- Deuteronomium (22)
- Jozua (2)
- Richteren (8)
- Ruth (8)
- 1 Samuël (9)
- 2 Samuël (13)
- 1 Koningen (14)
- 2 Koningen (17)
- 1 Kronieken (10)
- 2 Kronieken (12)
- Nehemia (1)
- Esther (7)
- Psalmen (6)
- Jesaja (11)
- Jeremia (21)
- Klaagliederen (18)
- Ezechiël (5)
- Daniël (2)
- Hosea (2)
- Amos (1)
- Micha (5)
- Zefanja (2)
- Zacharia (3)