'Eer' in de Bijbel
En wanneer de dieren heerlijkheid, en eer, en dankzegging gaven Hem, Die op den troon zat, Die in alle eeuwigheid leeft;
Gij Heere, zijt waardig te ontvangen de heerlijkheid, en de eer, en de kracht; want Gij hebt alle dingen geschapen, en door Uw wil zijn zij, en zijn zij geschapen.
Zeggende met een grote stem: Het Lam, Dat geslacht is, is waardig te ontvangen de kracht, en rijkdom, en wijsheid, en sterkte, en eer, en heerlijkheid, en dankzegging.
En alle schepsel, dat in den hemel is, en op de aarde, en onder de aarde, en die in de zee zijn, en alles, wat in dezelve is, hoorde ik zeggen: Hem, Die op den troon zit, en het Lam, zij de dankzegging, en de eer, en de heerlijkheid, en de kracht in alle eeuwigheid.
Zeggende: Amen. De lof, en de heerlijkheid, en de wijsheid, en de dankzegging, en de eer, en de kracht, en de sterkte zij onzen God in alle eeuwigheid. Amen.
En na dezen hoorde ik als een grote stem ener grote schare in den hemel, zeggende: Halleluja, de zaligheid, en de heerlijkheid, en de eer, en de kracht zij den Heere, onzen God.
En de volken, die zalig worden, zullen in haar licht wandelen; en de koningen der aarde brengen hun heerlijkheid en eer in dezelve.
En zij zullen de heerlijkheid en de eer der volken daarin brengen.
Zoekresultaten op Versies
Zoekresultaten op Boek
- Genesis (13)
- Exodus (4)
- Numberi (2)
- Jozua (3)
- Richteren (2)
- Ruth (1)
- 1 Samuël (8)
- 1 Koningen (1)
- 2 Koningen (4)
- 1 Kronieken (7)
- 2 Kronieken (8)
- Esther (7)
- Job (3)
- Psalmen (40)
- Spreuken (18)
- Prediker (6)
- Hooglied (1)
- Jesaja (16)
- Jeremia (5)
- Ezechiël (2)
- Daniël (6)
- Hosea (1)
- Joël (1)
- Habakuk (1)
- Zefanja (1)
- Maleachi (3)