'Ging' in de Bijbel
En ik ging voort naar de Fonteinpoort, en naar des konings vijver; doch daar was geen plaats voor het dier, om onder mij voort te gaan.
Toen ging ik op, des nachts, door de beek, en ik brak aan den muur; en ik keerde weder, en kwam in de Dalpoort; alzo keerde ik wederom.
Toen ging al het volk henen om te eten, en om te drinken, en om delen te zenden, en om grote blijdschap te maken; want zij hadden de woorden verstaan, die men hun had bekend gemaakt.
Alzo ging het volk uit en haalden ze, en maakten zich loofhutten, een iegelijk op zijn dak, en in hun voorhoven, en in de voorhoven van Gods huis, en op de straat der Waterpoort, en op de straat van Efraimspoort.
En achter hen ging Hosaja, en de helft der vorsten van Juda.
En zijn broeders, Semaja, en Azareel, Milalai, Gilalai, Maai, Nethaneel, en Juda, Hanani, met muziekinstrumenten van David, den man Gods; en Ezra, de schriftgeleerde, ging voor hun aangezicht heen.
Het tweede dankkoor nu ging tegenover, en ik achter hetzelve, met de helft des volks, op den muur, van boven den Bakoventoren, tot aan den breden muur;
Zoekresultaten op Versies
Zoekresultaten op Boek
- Genesis (50)
- Exodus (22)
- Leviticus (5)
- Numberi (19)
- Deuteronomium (5)
- Jozua (15)
- Richteren (36)
- Ruth (6)
- 1 Samuël (47)
- 2 Samuël (48)
- 1 Koningen (34)
- 2 Koningen (37)
- 1 Kronieken (12)
- 2 Kronieken (18)
- Ezra (1)
- Nehemia (7)
- Esther (10)
- Job (7)
- Psalmen (6)
- Spreuken (2)
- Hooglied (1)
- Jesaja (4)
- Jeremia (12)
- Ezechiël (17)
- Daniël (9)
- Hosea (1)
- Jona (3)
- Habakuk (2)
- Zacharia (2)