'Ging' in de Bijbel
En een man van het huis van Levi ging, en nam een dochter van Levi.
En de dochter van Farao ging af, om zich te wassen in de rivier; en haar jonkvrouwen wandelden aan den kant der rivier; toen zij het kistje in het midden van de biezen zag, zo zond zij haar dienstmaagd heen, en liet het halen.
En de dochter van Farao zeide tot haar: Ga heen. En de jonge maagd ging, en riep des knechtjes moeder.
Des anderen daags ging hij wederom uit, en ziet, twee Hebreeuwse mannen twistten; en hij zeide tot den ongerechte: Waarom slaat gij uw naaste?
Toen ging Mozes heen, en keerde weder tot Jethro, zijn schoonvader, en zeide tot hem: Laat mij toch gaan, dat ik wederkere tot mijn broederen, die in Egypte zijn, en zie, of zij nog leven. Jethro dan zeide tot Mozes: Ga in vrede!
De HEERE zeide ook tot Aaron: Ga Mozes tegemoet in de woestijn. En hij ging, en ontmoette hem aan den berg Gods, en hij kuste hem.
Toen ging Mozes en Aaron, en zij verzamelden al de oudsten der kinderen Israels.
Toen ging Mozes en Aaron tot Farao henen in, en deden alzo, gelijk de HEERE geboden had; en Aaron wierp zijn staf neder voor Farao's aangezicht, en voor het aangezicht zijner knechten; en hij werd tot een draak.
En Farao keerde zich om, en ging naar zijn huis; en hij zette zijn hart daar ook niet op.
Toen ging Mozes en Aaron uit van Farao; en Mozes riep tot den HEERE, ter oorzake der vorsen, die Hij Farao had opgelegd.
Toen ging Mozes uit van Farao, en bad vuriglijk tot den HEERE.
Zo ging Mozes van Farao ter stad uit, en breidde zijn handen tot den HEERE; de donder en de hagel hielden op, en de regen werd niet meer uitgegoten op de aarde.
En zij zullen vervullen uw huizen, en de huizen van al uw knechten, en de huizen van alle Egyptenaren; dewelke uw vaders, noch de vaderen uwer vaders gezien hebben, van dien dag af, dat zij op den aardbodem geweest zijn, tot op dezen dag. En hij keerde zich om, en ging uit van Farao.
En hij ging uit van Farao, en bad vuriglijk tot den HEERE.
Dan zullen al deze uw knechten tot mij afkomen, en zich voor mij neigen, zeggende: Trek uit, gij en al het volk, dat uw voetstappen volgt; en daarna zal ik uitgaan. En hij ging uit van Farao in hitte des toorns.
En de Engel Gods, Die voor het heir van Israel ging, vertrok, en ging achter hen; de wolkkolom vertrok ook van hun aangezicht, en stond achter hen.
Toen ging Mozes uit, zijn schoonvader tegemoet, en hij boog zich, en kuste hem; en zij vraagden de een den ander naar den welstand, en zij gingen naar de tent.
Toen liet Mozes zijn schoonvader trekken; en hij ging naar zijn land.
Toen ging Mozes van den berg af tot het volk, en hij heiligde het volk; en zij wiesen hun klederen.
En de ganse berg Sinai rookte, omdat de HEERE op denzelven nederkwam in vuur; en zijn rook ging op, als de rook van een oven; en de ganse berg beefde zeer.
En Mozes ging in het midden der wolk, nadat hij op den berg geklommen was; en Mozes was op dien berg veertig dagen en veertig nachten.
Toen ging de ganse vergadering der kinderen Israels uit van voor het aangezicht van Mozes.
Zoekresultaten op Versies
Zoekresultaten op Boek
- Genesis (50)
- Exodus (22)
- Leviticus (5)
- Numberi (19)
- Deuteronomium (5)
- Jozua (15)
- Richteren (36)
- Ruth (6)
- 1 Samuël (47)
- 2 Samuël (48)
- 1 Koningen (34)
- 2 Koningen (37)
- 1 Kronieken (12)
- 2 Kronieken (18)
- Ezra (1)
- Nehemia (7)
- Esther (10)
- Job (7)
- Psalmen (6)
- Spreuken (2)
- Hooglied (1)
- Jesaja (4)
- Jeremia (12)
- Ezechiël (17)
- Daniël (9)
- Hosea (1)
- Jona (3)
- Habakuk (2)
- Zacharia (2)