'Hebt' in de Bijbel
Gij hebt rechtvaardigheid liefgehad, en ongerechtigheid gehaat; daarom heeft U, o God! Uw God gezalfd met olie der vreugde boven Uw medegenoten.
En: Gij, Heere! hebt in den beginne de aarde gegrond, en de hemelen zijn werken Uwer handen;
Gij hebt hem een weinig minder gemaakt dan de engelen; met heerlijkheid en eer hebt Gij hem gekroond, en Gij hebt hem gesteld over de werken Uwer handen;
Alle dingen hebt Gij onder zijn voeten onderworpen. Want daarin, dat Hij hem alle dingen heeft onderworpen, heeft Hij niets uitgelaten, dat hem niet onderworpen zij; doch nu zien wij nog niet, dat hem alle dingen onderworpen zijn;
Want gij, daar gij leraars behoordet te zijn vanwege den tijd, hebt wederom van node, dat men u lere, welke de eerste beginselen zijn der woorden Gods; en gij zijt geworden, als die melk van node hebben, en niet vaste spijze.
Want God is niet onrechtvaardig dat Hij uw werk zou vergeten, en den arbeid der liefde, die gij aan Zijn Naam bewezen hebt, als die de heiligen gediend hebt en nog dient.
Daarom, komende in de wereld, zegt Hij: Slachtoffer en offerande hebt Gij niet gewild, maar Gij hebt Mij het lichaam toebereid;
Als Hij te voren gezegd had: Slachtoffer, en offerande, en brandoffers, en offer voor de zonde hebt Gij niet gewild, noch hebben U behaagd (dewelke naar de wet geofferd worden);
Doch gedenkt de vorige dagen, in dewelke, nadat gij verlicht zijt geweest, gij veel strijd des lijdens hebt verdragen.
Ten dele, als gij door smaadheden en verdrukkingen een schouwspel geworden zijt; en ten dele, als gij gemeenschap gehad hebt met degenen, die alzo behandeld werden.
Want gij hebt ook over mijn banden medelijden gehad, en de roving uwer goederen met blijdschap aangenomen, wetende, dat gij hebt in uzelven een beter en blijvend goed in de hemelen.
Want gij hebt lijdzaamheid van node, opdat gij, den wil van God gedaan hebbende, de beloftenis moogt wegdragen;
Gij hebt nog tot den bloede toe niet tegengestaan, strijdende tegen de zonde;
En gij hebt vergeten de vermaning, die tot u als tot zonen spreekt: Mijn zoon, acht niet klein de kastijding des Heeren, en bezwijkt niet, als gij van Hem bestraft wordt;
Zoekresultaten op Versies
Zoekresultaten op Boek
- Genesis (69)
- Exodus (40)
- Leviticus (2)
- Numberi (33)
- Deuteronomium (52)
- Jozua (29)
- Richteren (34)
- Ruth (6)
- 1 Samuël (49)
- 2 Samuël (36)
- 1 Koningen (48)
- 2 Koningen (22)
- 1 Kronieken (14)
- 2 Kronieken (40)
- Ezra (3)
- Nehemia (31)
- Esther (2)
- Job (49)
- Psalmen (139)
- Spreuken (9)
- Prediker (1)
- Hooglied (3)
- Jesaja (52)
- Jeremia (88)
- Klaagliederen (16)
- Ezechiël (79)
- Daniël (18)
- Hosea (4)
- Joël (4)
- Amos (11)
- Obadja (2)
- Jona (4)
- Micha (2)
- Nahum (1)
- Habakuk (4)
- Zefanja (1)
- Zacharia (5)
- Maleachi (4)
- Mattheüs (51)
- Markus (20)
- Lukas (43)
- Johannes (67)
- Handelingen (44)
- Romeinen (10)
- 1 Corinthiërs (15)
- 2 Corinthiër (9)
- Galaten (8)
- Efeziërs (7)
- Filippenzen (6)
- Colossenzen (13)
- 1 Thessalonicenzen (8)
- 1 Timotheüs (2)
- 2 Timotheüs (5)
- Filémon (1)
- Hebreeën (14)
- Jakobus (10)
- 1 Petrus (7)
- 2 Petrus (1)
- 1 Johannes (12)
- 2 Johannes (1)
- Openbaring (28)