'Heidenen' in de Bijbel
Alzo ging Davids naam uit in al die landen; en de HEERE gaf Zijn verschrikking over al die heidenen.
Vertelt Zijn eer onder de heidenen, Zijn wonderwerken onder alle volken.
Dat de hemelen zich verblijden, en de aarde verheuge zich, en dat men onder de heidenen zegge: De HEERE regeert.
En zegt: Verlos ons, o God onzes heils, en verzamel ons, en red ons van de heidenen, dat wij Uw heiligen Naam loven, en dat wij ons Uws lofs roemen.
En wie is als Uw volk Israel, een enig volk op de aarde, hetwelk God heengegaan is Zich tot een volk te verlossen, dat Gij U een Naam maaktet van grote en verschrikkelijke dingen, met de heidenen uit te stoten van het aangezicht Uws volks, hetwelk Gij uit Egypte verlost hebt?
Deze heiligde de koning David ook den HEERE, met het zilver en het goud, hetwelk hij medegebracht had van al de heidenen: van de Edomieten, en van de Moabieten, en van de kinderen Ammons, en van de Filistijnen, en van de Amalekieten.
Zoekresultaten op Versies
Zoekresultaten op Boek
- Leviticus (4)
- Numberi (4)
- Deuteronomium (3)
- Jozua (1)
- Richteren (6)
- 2 Samuël (4)
- 1 Koningen (2)
- 2 Koningen (7)
- 1 Kronieken (6)
- 2 Kronieken (6)
- Ezra (1)
- Nehemia (5)
- Psalmen (50)
- Jesaja (41)
- Jeremia (31)
- Klaagliederen (6)
- Ezechiël (73)
- Hosea (3)
- Joël (5)
- Amos (2)
- Obadja (4)
- Micha (6)
- Nahum (1)
- Habakuk (5)
- Zefanja (3)
- Zacharia (16)
- Maleachi (3)