'Heidenen' in de Bijbel
Aleph. Hoe zit die stad zo eenzaam, die vol volks was, zij is als een weduwe geworden, zij, die groot was onder de heidenen, een vorstin onder de landschappen, is cijnsbaar geworden.
Gimel. Juda is in gevangenis gegaan vanwege de ellende, en vanwege de veelheid der dienstbaarheid; zij woont onder de heidenen, zij vindt geen rust; al haar vervolgers achterhalen ze tussen de engten.
Jod. De tegenpartijder heeft zijn hand aan al haar gewenste dingen uitgebreid; immers heeft zij aangezien, dat de heidenen in haar heiligdom gingen, waarvan Gij geboden hadt, dat zij in Uw gemeente niet komen zouden.
Teth. Haar poorten zijn in de aarde verzonken; Hij heeft haar grendelen verdorven en gebroken; haar koning en haar vorsten zijn onder de heidenen; er is geen wet; haar profeten vinden ook geen gezicht van den HEERE.
Samech. Zij riepen tot hen: Wijkt, hier is een onreine wijkt, wijkt, roert niet aan! Zekerlijk, zij zijn weggevlogen, ja, weggezworven; zij zeiden onder de heidenen: Zij zullen er niet langer wonen.
Resch. De adem onzer neuzen, de gezalfde des HEEREN, is gevangen in hun groeven; van welken wij zeiden: Wij zullen onder zijn schaduw leven onder de heidenen!
Zoekresultaten op Versies
Zoekresultaten op Boek
- Leviticus (4)
- Numberi (4)
- Deuteronomium (3)
- Jozua (1)
- Richteren (6)
- 2 Samuël (4)
- 1 Koningen (2)
- 2 Koningen (7)
- 1 Kronieken (6)
- 2 Kronieken (6)
- Ezra (1)
- Nehemia (5)
- Psalmen (50)
- Jesaja (41)
- Jeremia (31)
- Klaagliederen (6)
- Ezechiël (73)
- Hosea (3)
- Joël (5)
- Amos (2)
- Obadja (4)
- Micha (6)
- Nahum (1)
- Habakuk (5)
- Zefanja (3)
- Zacharia (16)
- Maleachi (3)