'Hem' in de Bijbel
Zo ging hij henen, en nam Gomer, een dochter van Diblaim; en zij ontving; en baarde hem een zoon.
En de HEERE zeide tot hem: Noem zijn naam Jizreel, want nog een weinig tijds, zo zal Ik de bloedschulden van Jizreel bezoeken over het huis van Jehu, en zal het koninkrijk van het huis van Israel doen ophouden.
En zij ontving wederom, en baarde een dochter; en Hij zeide tot hem: Noem haar naam Lo-Ruchama; want Ik zal Mij voortaan niet meer ontfermen over het huis Israels, maar Ik zal ze zekerlijk wegvoeren.
Daarom, gelijk het volk, alzo zal de priester zijn; en Ik zal zijn wegen over hem bezoeken, en zijn handelingen hem vergelden.
Mijn volk vraagt zijn hout, en zijn stok zal het hem bekend maken; want de geest der hoererijen verleidt hen, dat zij van onder hun God weghoereren.
Het is de dag onzes konings; de vorsten maken hem krank door verhitting van den wijn; hij strekt zijn hand voort met de spotters.
Vreemden verteren zijn kracht, en hij merkt het niet; ook is de grauwigheid op hem verspreid, en hij merkt het niet.
Dies zal de hovaardij van Israel in zijn aangezicht getuigen; dewijl zij zich niet bekeren tot den HEERE, hun God, noch Hem zoeken in alle deze.
Israel heeft het goede verstoten; de vijand zal hem vervolgen.
Omdat Efraim de altaren vermenigvuldigd heeft tot zondigen, zo zijn hem de altaren geworden tot zondigen.
Ik schrijf hem de voortreffelijkheden Mijner wet voor; maar die zijn geacht als wat vreemds.
Zij zullen den HEERE geen drankofferen doen van wijn, ook zouden zij Hem niet zoet zijn, hun offeranden zouden hun zijn als treurbrood; allen, die dat zouden eten, zouden onrein worden; want hun brood zal voor hun ziel zijn, het zal in des HEEREN huis niet komen.
Mijn God zal ze verwerpen, omdat zij naar Hem niet horen; en zij zullen omzwervende zijn onder de heidenen.
Als Israel een kind was, toen heb Ik hem liefgehad, en Ik heb Mijn zoon uit Egypte uitgeroepen.
Ik trok ze met mensenzelen, met touwen der liefde, en was hun, als degenen, die het juk van op hun kinnebakken oplichten, en Ik reikte hem voeder toe.
Want Mijn volk blijft hangen aan de afkering van Mij; zij roepen het wel tot den Allerhoogste, maar niet een verhoogt Hem.
Ook heeft de HEERE een twist met Juda, en Hij zal bezoeking doen over Jakob naar zijn wegen, naar zijn handelingen zal Hij hem vergelden.
Ja, hij gedroeg zich vorstelijk tegen den Engel, en overmocht Hem; hij weende en smeekte Hem. Te Beth-El vond hij Hem, en aldaar sprak Hij met ons;
Maar de HEERE voerde Israel op uit Egypte door een profeet, en door een profeet werd hij gehoed. [ (Hosea 12:15) Efraim daarentegen heeft Hen zeer bitterlijk vertoornd; daarom zal Hij zijn bloed op hem laten, en zijn Heere zal hem zijn smaad vergelden. ]
Ik gaf u een koning in Mijn toorn en nam hem weg in Mijn verbolgenheid.
Smarten ener barende vrouw zullen hem aankomen; hij is een onwijs kind; want anders zou hij geen tijd in de kindergeboorte blijven staan.
Neem deze woorden met u, en bekeer u tot den HEERE; zeg tot Hem: Neem weg alle ongerechtigheid, en geef het goede, zo zullen wij betalen de varren onzer lippen.
Ik zal hunlieder afkering genezen, Ik zal hen vrijwilliglijk liefhebben; want Mijn toorn is van hem gekeerd.
Efraim! wat heb Ik meer met de afgoden te doen? Ik heb hem verhoord, en zal op hem zien; Ik zal hem zijn als een groenende denneboom; uw vrucht is uit Mij gevonden. [ (Hosea 14:10) Wie is wijs? die versta deze dingen; wie is verstandig? die bekenne ze; want des HEEREN wegen zijn recht, en de rechtvaardigen zullen daarin wandelen, maar de overtreders zullen daarin vallen. ]
Zoekresultaten op Versies
Zoekresultaten op Boek
- Genesis (300)
- Exodus (123)
- Leviticus (131)
- Numberi (88)
- Deuteronomium (107)
- Jozua (48)
- Richteren (142)
- Ruth (7)
- 1 Samuël (202)
- 2 Samuël (177)
- 1 Koningen (179)
- 2 Koningen (167)
- 1 Kronieken (74)
- 2 Kronieken (163)
- Ezra (23)
- Nehemia (29)
- Esther (37)
- Job (138)
- Psalmen (184)
- Spreuken (61)
- Prediker (24)
- Hooglied (11)
- Jesaja (89)
- Jeremia (112)
- Klaagliederen (7)
- Ezechiël (73)
- Daniël (60)
- Hosea (25)
- Joël (3)
- Amos (6)
- Obadja (1)
- Jona (6)
- Micha (6)
- Nahum (3)
- Habakuk (5)
- Zefanja (3)
- Zacharia (12)
- Maleachi (4)
- Mattheüs (270)
- Markus (239)
- Lukas (339)
- Johannes (298)
- Handelingen (224)
- Romeinen (36)
- 1 Corinthiërs (18)
- 2 Corinthiër (13)
- Galaten (7)
- Efeziërs (11)
- Filippenzen (6)
- Colossenzen (15)
- 1 Thessalonicenzen (3)
- 2 Thessalonicenzen (7)
- 1 Timotheüs (3)
- 2 Timotheüs (7)
- Titus (1)
- Filémon (3)
- Hebreeën (32)
- Jakobus (9)
- 1 Petrus (9)
- 2 Petrus (5)
- 1 Johannes (38)
- 2 Johannes (2)
- Judas (3)
- Openbaring (41)