'Hunner' in de Bijbel
Toen nam Abraham zijn zoon Ismael, en al de ingeborenen van zijn huis, en alle gekochten met zijn geld, al wat mannelijk was onder de lieden van het huis van Abraham, en hij besneed het vlees hunner voorhuid, even ten zelfden dage, gelijk als God met hem gesproken had.
Zo kwam Hemor en Sichem, zijn zoon, tot hunner stadspoort; en zij spraken tot de mannen hunner stad, zeggende:
Want hun have was te veel, om samen te wonen; en het land hunner vreemdelingschappen kon ze niet dragen vanwege hun vee.
De vorst Magdiel, de vorst Iram; dit zijn de vorsten van Edom, naar hun woningen, in het land hunner bezitting; hij is Ezau, de vader van Edom.
En Jakob zeide tot Farao: De dagen der jaren mijner vreemdelingschappen zijn honderd en dertig jaren; weinig en kwaad zijn de dagen der jaren mijns levens geweest, en hebben niet bereikt de dagen van de jaren des levens mijner vaderen, in de dagen hunner vreemdelingschappen.
Maar uw geslacht, dat gij na hen zult gewinnen, zullen uwe zijn; zij zullen naar hunner broederen naam genoemd worden in hun erfdeel.
Zoekresultaten op Versies
Zoekresultaten op Boek
- Genesis (6)
- Exodus (9)
- Leviticus (9)
- Numberi (44)
- Deuteronomium (4)
- Jozua (5)
- Richteren (5)
- 1 Samuël (2)
- 1 Koningen (3)
- 2 Koningen (5)
- 1 Kronieken (14)
- 2 Kronieken (21)
- Ezra (4)
- Nehemia (6)
- Job (3)
- Psalmen (17)
- Prediker (2)
- Jesaja (11)
- Jeremia (38)
- Klaagliederen (2)
- Ezechiël (18)
- Daniël (1)
- Hosea (4)
- Amos (1)
- Micha (1)
- Zefanja (1)
- Zacharia (1)