'Hunner' in de Bijbel
Maar het geroep des volks en hunner vrouwen was groot, tegen hun broederen, de Joden.
Ook togen dezen op van Thel-melah, Thel-harsa, Cherub, Addon en Immer; maar zij konden hunner vaderen huis, en hun zaad niet tonen, of zij uit Israel waren;
En Ezra loofde den HEERE, den groten God; en al het volk antwoordde: Amen, amen! met opheffing hunner handen, en neigden zich, en aanbaden den HEERE, met de aangezichten ter aarde.
En het zaad Israels scheidde zich af van alle vreemden. En zij stonden, en deden belijdenis van hun zonden en hunner vaderen ongerechtigheden.
Daarom hebt Gij hen gegeven in de hand hunner benauwers, die hen benauwd hebben; maar als zij in den tijd hunner benauwdheid tot U riepen, hebt Gij van den hemel gehoord, en hun naar Uw grote barmhartigheden verlossers gegeven, die hen uit de hand hunner benauwers verlosten.
Maar als zij rust hadden, keerden zij weder om kwaad te doen voor Uw aangezicht; zo verliet Gij hen in de hand hunner vijanden, dat zij over hen heersten; als zij zich dan bekeerden, en U aanriepen, zo hebt Gij hen van den hemel gehoord, en hebt hen naar Uw barmhartigheden tot vele tijden uitgerukt.
Zoekresultaten op Versies
Zoekresultaten op Boek
- Genesis (6)
- Exodus (9)
- Leviticus (9)
- Numberi (44)
- Deuteronomium (4)
- Jozua (5)
- Richteren (5)
- 1 Samuël (2)
- 1 Koningen (3)
- 2 Koningen (5)
- 1 Kronieken (14)
- 2 Kronieken (21)
- Ezra (4)
- Nehemia (6)
- Job (3)
- Psalmen (17)
- Prediker (2)
- Jesaja (11)
- Jeremia (38)
- Klaagliederen (2)
- Ezechiël (18)
- Daniël (1)
- Hosea (4)
- Amos (1)
- Micha (1)
- Zefanja (1)
- Zacharia (1)