'Iegelijk' in de Bijbel
Van boven de Paardenpoort verbeterden de priesteren, een iegelijk tegenover zijn huis.
Daarna geschiedde het, als onze vijanden hoorden, dat het ons bekend was geworden, en God hun raad te niet gemaakt had, zo keerden wij allen weder tot den muur, een iegelijk tot zijn werk.
En de bouwers hadden een iegelijk zijn zwaard aan zijn lenden gegord, en bouwden; maar die met de bazuin blies, was bij mij.
Ook zeide ik te dier tijd tot het volk: Een iegelijk vernachte met zijn jongen binnen Jeruzalem, opdat zij ons des nachts ter wacht zijn, en des daags aan het werk.
Voorts noch ik, noch mijn broederen, noch mijn jongelingen, noch de mannen van de wacht, die achter mij waren, wij trokken onze klederen niet uit; een iegelijk had zijn geweer en water.
En mijn hart beraadslaagde in mij; daarna twistte ik met de edelen, en met de overheden, en zeide tot hen: Gijlieden vordert een last, een iegelijk van zijn broeder. Voorts belegde ik een grote vergadering tegen hen.
En ik zeide tot hen: Laat de poorten van Jeruzalem niet geopend worden, totdat de zon heet wordt, en terwijl zij daarbij staan, laat hen de deuren sluiten, betast gij ze dan; en dat men wachten zette, inwoners van Jeruzalem, een iegelijk op zijn wacht, en een iegelijk tegenover zijn huis.
Dit zijn de kinderen van dat landschap, die optogen uit de gevangenis der weggevoerden, die Nebukadnezar, koning van Babel, weggevoerd had, en die wedergekeerd zijn naar Jeruzalem en naar Juda, een iegelijk tot zijn stad;
Alzo ging het volk uit en haalden ze, en maakten zich loofhutten, een iegelijk op zijn dak, en in hun voorhoven, en in de voorhoven van Gods huis, en op de straat der Waterpoort, en op de straat van Efraimspoort.
En dit zijn de hoofden van het landschap, die te Jeruzalem woonden; (maar in de steden van Juda woonden, een iegelijk op zijn bezitting, in hun steden, Israel, de priesters, en de Levieten, en de Nethinim, en de kinderen der knechten van Salomo).
Het overige nu van Israel, van de priesters en de Levieten, was in alle steden van Juda, een iegelijk in zijn erfdeel.
Ook vernam ik, dat der Levieten deel hun niet gegeven was; zodat de Levieten en de zangers, die het werk deden, gevloden waren, een iegelijk naar zijn akker.
Zoekresultaten op Versies
Zoekresultaten op Boek
- Genesis (6)
- Exodus (7)
- Leviticus (2)
- Numberi (6)
- Deuteronomium (1)
- Jozua (1)
- Richteren (11)
- Ruth (2)
- 1 Samuël (12)
- 2 Samuël (11)
- 1 Koningen (5)
- 2 Koningen (3)
- 1 Kronieken (2)
- 2 Kronieken (4)
- Ezra (2)
- Nehemia (12)
- Esther (2)
- Job (1)
- Psalmen (7)
- Spreuken (2)
- Prediker (3)
- Jesaja (11)
- Jeremia (34)
- Ezechiël (3)
- Hosea (1)
- Joël (1)
- Amos (1)
- Jona (2)
- Micha (2)
- Zefanja (1)
- Zacharia (5)
- Mattheüs (11)
- Markus (1)
- Lukas (19)
- Johannes (16)
- Handelingen (13)
- Romeinen (12)
- 1 Corinthiërs (22)
- 2 Corinthiër (2)
- Galaten (5)
- Efeziërs (4)
- Filippenzen (1)
- Colossenzen (2)
- 1 Thessalonicenzen (2)
- 2 Thessalonicenzen (1)
- 2 Timotheüs (1)
- Hebreeën (6)
- Jakobus (3)
- 1 Petrus (3)
- 1 Johannes (11)
- 2 Johannes (1)
- Openbaring (6)