'Kinderen' in de Bijbel
De kinderen van Jafeth waren Gomer, en Magog, en Madai, en Javan, en Tubal, en Mesech, en Tiras.
En de kinderen van Gomer waren Askenaz, en Difath, en Thogarma.
En de kinderen van Javan waren Elisa en Tharsisa, de Chittieten en Dodanieten.
De kinderen van Cham waren Cusch en Mitsraim, Put, en Kanaan.
En de kinderen van Cusch waren Seba, en Havila, en Sabta, en Raema, en Sabtecha; en de kinderen van Raema waren Scheba en Dedan.
De kinderen van Sem waren Elam, en Assur, en Arfachsad, en Lud, en Aram, en Uz, en Hul, en Gether, en Mesech.
De kinderen van Abraham waren Izak en Ismael.
De kinderen nu van Ketura, Abrahams bijwijf: die baarde Zimram, en Joksan, en Medan, en Midian, en Isbak, en Suah. En de kinderen van Joksan waren Scheba en Dedan.
De kinderen van Midian nu waren Efa, en Efer, en Henoch, en Abida, en Eldaa. Die allen waren zonen van Ketura.
En de kinderen van Ezau: Elifaz, Rehuel, en Jehus, en Jaelam, en Korah.
De kinderen van Elifaz waren Theman, en Omar, Zefi, en Gaetham, Kenaz, en Timna, en Amalek.
De kinderen van Rehuel waren Nahath, Zerah, Samma en Mizza.
De kinderen van Seir nu waren Lotan, en Sobal, en Zibeon, en Ana, en Dison, en Ezer, en Disan.
De kinderen van Lotan nu waren Hori en Homam; en de zuster van Lotan was Timna.
De kinderen van Sobal waren Aljan, en Manahath, en Ebal, Sefi en Onam; en de kinderen van Zibeon waren Aja en Ana.
De kinderen van Ana waren Dison; en de zonen van Dison waren Hamram, en Esban, en Jithran, en Cheran.
De kinderen van Ezer waren Bilhan, en Zaavan, en Jaakan. De kinderen van Disan waren Uz en Aran.
Dit nu zijn de koningen, die geregeerd hebben in het land van Edom, eer er een koning regeerde over de kinderen Israels: Bela, de zoon van Beor; en de naam zijner stad was Dinhaba.
Dezen zijn de kinderen van Israel: Ruben, Simeon, Levi en Juda, Issaschar en Zebulon,
De kinderen van Juda zijn: Er, en Onan, en Sela; drie zijn er hem geboren van de dochter van Sua, de Kanaanietische; en Er, de eerstgeborene van Juda, was kwaad in de ogen des HEEREN; daarom doodde Hij hem.
En de kinderen van Zerah waren Zimri, en Ethan, en Heman, en Chalcol, en Dara. Deze allen zijn vijf.
En de kinderen van Charmi waren Achan, de beroerder van Israel, die zich aan het verbannene vergreep.
En de kinderen van Hezron, die hem geboren zijn, waren Jerahmeel, en Ram, en Chelubai.
Ram nu gewon Amminadab, en Amminadab gewon Nahesson, den vorst der kinderen van Juda;
En hun zusters waren Zeruja en Abigail. De kinderen nu van Zeruja waren Abisai, en Joab, en Asa-El drie.
Kaleb nu, de zoon van Hezron, gewon kinderen uit Azuba, zijn vrouw, en uit Jerioth. En de zonen van deze zijn: Jeser, en Sobab, en Ardon.
De kinderen van Jerahmeel nu, den eerstgeborene van Hezron, waren deze: de eerstgeborene was Ram, daartoe Buna, en Oren, en Ozem en Ahia.
En de kinderen van Ram, den eerstgeborene van Jerahmeel waren Maaz, en Jamin, en Eker.
En de kinderen van Onam waren Sammai en Jada. En de kinderen van Sammai: Nadab en Abisur.
En de kinderen van Nadab waren Seled en Appaim; en Seled stierf zonder kinderen.
En de kinderen van Appaim waren Jisei; en de kinderen van Jisei waren Sesan; en de kinderen van Sesan, Achlai.
En de kinderen van Jada, den broeder van Sammai, waren Jether en Jonathan; en Jether is gestorven zonder kinderen.
De kinderen van Jonathan nu waren Peleth en Zaza. Dit waren de kinderen van Jerahmeel.
De kinderen van Kaleb nu, den broeder van Jerahmeel, zijn Mesa, zijn eerstgeborene (die is de vader van Zif), en de kinderen van Maresa, den vader van Hebron.
De kinderen van Hebron nu waren Korah, en Tappuah, en Rekem, en Sema.
De kinderen van Sammai nu waren Maon; en Maon was de vader van Beth-Zur.
De kinderen van Jochdai nu waren Regem, en Jotham, en Gesan, en Pelet, en Efa, en Saaf.
Dit waren de kinderen van Kaleb, den zoon van Hur, den eerstgeborene van Efratha: Sobal, de vader van Kirjath-Jearim;
De kinderen van Sobal, den vader van Kirjath-Jearim, waren Haroe en Hazihammenuchoth.
De kinderen van Salma waren de Bethlehemieten, en de Netofathieten, Atroth, Beth-Joab, en de helft der Manathieten, en de Zorieten.
Dezen nu waren de kinderen van David, die hem te Hebron geboren zijn: de eerstgeborene Amnon, van Ahinoam, de Jizreelietische; de tweede Daniel, van Abigail, de Karmelietische;
Deze allen zijn zonen van David, behalve de kinderen der bijwijven, en Thamar hun zuster.
De kinderen van Jojakim nu waren: Jechonia zijn zoon, Zedekia zijn zoon.
En de kinderen van Jechonia waren Assir; zijn zoon was Sealthiel;
De kinderen van Pedaja nu waren Zerubbabel en Simei; en de kinderen van Zerubbabel waren Mesullam en Hananja; en Selomith was hunlieder zuster;
De kinderen van Hananja nu waren Pelatja en Jesaja. De kinderen van Refaja, de kinderen van Arnan, de kinderen van Obadja, de kinderen van Sechanja.
De kinderen nu van Sechanja waren Semaja; en de kinderen van Semaja waren Hattus, en Jigeal, en Bariah, en Nearja, en Safat; zes.
En de kinderen van Nearja waren Eljoenai, en Hizkia, en Azrikam; drie.
En de kinderen van Eljoenai waren Hodajeva, en Eljasib, en Pelaja, en Akkub, en Johanan, en Delaja, en Anani; zeven.
De kinderen van Juda waren Perez, Hezron en Charmi, en Hur, en Sobal.
En Pnuel was de vader van Gedor, en Ezer de vader van Husah. Dit zijn de kinderen van Hur, den eerstgeborene van Efratha, den vader van Bethlehem.
En Naara baarde hem Ahuzzam, en Hefer, en Temeni, en Haahastari. Dit zijn de kinderen van Naara.
En de kinderen van Kenaz waren Othniel en Seraja; en de kinderen van Othniel, Hathath.
De kinderen van Kaleb nu, den zoon van Jefunne, waren Iru, Ela en Naam; en de kinderen van Ela, te weten Kenaz.
En de kinderen van Jehalelel waren Zif en Zifa, Thirea en Asareel.
En de kinderen van Ezra waren Jether, en Mered, en Efer, en Jalon; en zij baarde Mirjam, en Sammai, en Isbah, den vader van Esthemoa.
En de kinderen van de huisvrouw Hodija, de zuster van Naham, waren Abi-Kehila, de Garmiet, en Esthemoa, de Maachathiet.
En de kinderen van Simon nu waren Amnon en Rinna, Ben-hanan en Tilon; en de kinderen van Isei waren Zoheth en Ben-Zoheth.
De kinderen van Sela, den zoon van Juda, waren Er, de vader van Lecha, en Lada, de vader van Maresa; en de huisgezinnen van het huis der linnenwerkers in het huis Asbea.
De kinderen van Simeon waren Nemuel en Jamin, Jarib, Zerah, Saul.
De kinderen van Misma waren dezen: Hammuel zijn zoon, Zaccur zijn zoon, Simei zijn zoon.
Simei nu had zestien zonen en zes dochteren; maar zijn broeders hadden niet veel kinderen; en hun ganse huisgezin werd zo zeer niet vermenigvuldigd, als van de kinderen van Juda.
Ook gingen uit hen, te weten uit de kinderen van Simeon, vijfhonderd mannen, tot het gebergte van Seir; en Pelatja, en Nearja, en Refaja, en Izziel, de zonen van Isei, waren hun tot hoofden.
De kinderen van Ruben nu, den eerstgeborene van Israel; (want hij was de eerstgeborene; maar dewijl hij zijns vaders bed ontheiligd had, werd zijn eerstgeboorte gegeven aan de kinderen van Jozef, den zoon van Israel; doch niet alzo, dat hij zich in het geslachtsregister naar de eerstgeboorte rekenen mocht;
De kinderen van Ruben, den eerstgeborene van Israel, zijn Hanoch en Pallu, Hezron en Charmi.
De kinderen van Joel: zijn zoon Semaja; zijn zoon Gog; zijn zoon Simei;
De kinderen van Gad nu woonden tegen hen over, in het land van Basan, tot Salcha toe.
Dezen zijn de kinderen van Abihail, den zoon van Huri, den zoon van Jaroah, den zoon van Gilead, den zoon van Michael, den zoon van Jesisai, den zoon van Jahdo, den zoon van Buz.
Van de kinderen van Ruben, en van de Gadieten, en van den halven stam van Manasse, van de strijdbaarste mannen, schild en zwaard dragende, en den boog spannende, en ervaren in den krijg, waren vier en veertig duizend zevenhonderd en zestig, uitgaande in het heir.
De kinderen nu van den halven stam van Manasse woonden in dat land. Zij werden vermenigvuldigd van Basan tot aan Baal-Hermon, en Senir, en den berg Hermon.
De kinderen van Kahath nu waren Amram, Jizhar, en Hebron, en Uzziel.
En de kinderen van Amram waren Aaron, en Mozes en Mirjam; en de kinderen van Aaron waren Nadab en Abihu, Eleazar en Ithamar.
Zo zijn dan de kinderen van Levi: Gerson, Kahath en Merari.
En de kinderen van Kahath waren Amram, en Jizhar, en Hebron, en Uzziel.
De kinderen van Merari waren Maheli en Musi. En dit zijn de huisgezinnen der Levieten, naar hun vaderen.
De kinderen van Kahath waren: zijn zoon Amminadab; zijn zoon Korah; zijn zoon Assir;
De kinderen van Merari waren Maheli; zijn zoon Libni; zijn zoon Simei; zijn zoon Uzza;
Hunne broeders nu, de kinderen van Merari, stonden aan de linker zijde, namelijk Ethan, de zoon van Kisi, den zoon van Abdi, den zoon van Malluch,
Dit nu zijn de kinderen van Aaron: Eleazar, was zijn zoon; Pinehas zijn zoon; Abisua zijn zoon;
En den kinderen van Aaron gaven zij steden van Juda, de vrijstad Hebron, en Libna en haar voorsteden, en Jattir en Esthemoa, en haar voorsteden,
Maar de kinderen van Kahath, die overgebleven waren, hadden van het huisgezin van den stam, uit den halven stam van half Manasse, bij het lot, tien steden.
En de kinderen van Gerson, naar hun huisgezinnen, hadden van den stam van Issaschar, en van den stam van Aser, en van den stam van Nafthali, en van den stam van Manasse in Basan, dertien steden.
De kinderen van Merari, naar hun huisgezinnen, hadden van den stam van Ruben, en van den stam van Gad, en van den stam van Zebulon, bij het lot, twaalf steden.
Alzo gaven de kinderen Israels aan de Levieten deze steden en haar voorsteden.
En zij gaven ze bij het lot, van den stam der kinderen van Juda, en van den stam der kinderen van Simeon, en van den stam der kinderen van Benjamin, deze steden, dewelke zij bij namen noemden.
Aan de overigen nu, uit de huisgezinnen der kinderen van Kahath, dien gewerden steden hunner landpale, van den stam van Efraim.
En uit den halven stam van Manasse: Aner en haar voorsteden, en Bileam en haar voorsteden. De huisgezinnen der overige kinderen van Kahath hadden deze steden:
De kinderen van Gerson hadden van de huisgezinnen van den halven stam van Manasse: Golan in Basan en haar voorsteden, en Astharoth, en haar voorsteden.
De overige kinderen van Merari hadden van den stam van Zebulon: Rimmono en haar voorsteden, Thabor en haar voorsteden;
De kinderen van Issaschar waren Thola en Pua, Jasib en Simron; vier.
De kinderen van Thola nu waren Uzzi, en Refaja, en Jeriel, en Jachmai, en Jibsam, en Samuel; hoofden van de huizen hunner vaderen, van Thola, kloeke helden in hun geslachten; hun getal was in de dagen van David twee en twintig duizend en zeshonderd.
En de kinderen van Uzzi waren Jizrahja; en de kinderen van Jizrahja waren Michael, en Obadja, en Joel, en Jisia; deze vijf waren al te zamen hoofden.
En met hen naar hun geslachten, naar hun vaderlijke huizen, waren de hopen des krijgsheirs zes en dertig duizend; want zij hadden vele vrouwen en kinderen.
De kinderen van Benjamin waren Bela, en Becher, en Jediael; drie.
Zoekresultaten vervolgd...
Zoekresultaten op Versies
Zoekresultaten op Boek
- Genesis (27)
- Exodus (121)
- Leviticus (58)
- Numberi (211)
- Deuteronomium (58)
- Jozua (136)
- Richteren (108)
- 1 Samuël (22)
- 2 Samuël (28)
- 1 Koningen (27)
- 2 Koningen (25)
- 1 Kronieken (231)
- 2 Kronieken (46)
- Ezra (99)
- Nehemia (76)
- Esther (2)
- Job (16)
- Psalmen (48)
- Spreuken (9)
- Prediker (9)
- Hooglied (1)
- Jesaja (37)
- Jeremia (49)
- Klaagliederen (4)
- Ezechiël (49)
- Daniël (6)
- Hosea (14)
- Joël (6)
- Amos (6)
- Obadja (2)
- Micha (1)
- Nahum (1)
- Zefanja (3)
- Zacharia (3)
- Maleachi (3)
- Mattheüs (22)
- Markus (8)
- Lukas (20)
- Johannes (5)
- Handelingen (12)
- Romeinen (13)
- 1 Corinthiërs (4)
- 2 Corinthiër (4)
- Galaten (9)
- Efeziërs (10)
- Filippenzen (1)
- Colossenzen (3)
- 1 Thessalonicenzen (3)
- 1 Timotheüs (6)
- Titus (2)
- Hebreeën (5)
- 1 Petrus (1)
- 2 Petrus (1)
- 1 Johannes (5)
- 2 Johannes (3)
- 3 Johannes (1)
- Openbaring (4)
Verwante onderwerpen
- Behulpzame Kinderen
- Beloftes Aan Kinderen
- Bescherming Van Kinderen
- De Gebeden Van Ouders Voor Hun Kinderen
- De Liefde Van Moeders Voor Haar Kinderen
- De Liefde Van Moeders Voor Kinderen
- De Noden Van Kinderen
- De Plicht Van Ouders Tegenover Kinderen
- Drie Kinderen
- Eerstgeboren Zonen
- Gezegende Kinderen
- Goede Kinderen
- Goede Kinderen
- Goede Voorbeelden Van Kinderen
- Hoe Kinderen Moeten Behandeld Worden
- Hoe Meer Kinderen Hoe Beter
- Houden Van Kinderen
- Houdingen Tegenover Kinderen
- Instructie Van Kinderen
- Kinderen
- Kinderen
- Kinderen
- Kinderen Die Een Zegen Zijn
- Kinderen Die Ouders Verdriet Bezorgen
- Kinderen En Het Koninkrijk
- Kinderen In De Wonderen Van Jezus Christus
- Kinderen In Het Geloof
- Kinderen Met Jezus
- Kinderen Misleiden
- Kinderen Onderwijzen
- Kinderen Opvoeden
- Kinderen Trainen
- Kinderen Van Abraham
- Kinderen Van De Duivel
- Kinderen Van God
- Kinderen Van Het Kwaad
- Kinderen Zijn Een Zegen
- Kinderen, Disciplineren
- Kinderen, Een Geschenk Van God
- Kinderen, Een Zegen
- Kinderen, Figuurlijk Gebruikt
- Kinderen, Houding Tegenover Ouders
- Kinderen, In Jezus' Wonderen
- Kinderen, Ouderlijke Liefde
- Kinderen, Slechte Kinderen
- Kinderen, Verantwoordelijkheden Jegens God
- Kinderen, Verantwoordelijkheden Jegens Ouders
- Kinderen, Voorbeelden Van Goede Ouders
- Kinderen, Voorbeelden Van Slecht Ouderschap
- Kleinkinderen
- Leven Als De Kinderen Van God
- Liefde Voor Kinderen
- Lijdende Kinderen
- Omgaan Met Rebelse Kinderen
- Ondankbare Kinderen
- Ongelovige Kinderen Tegenover Hun Ouders
- Onwettige Kinderen
- Plichten Van Kinderen
- Slechte Kinderen
- Tijdverdrijf Van Kinderen
- Twintigduizend En Meer
- Volwassen Kinderen
- Voorbeelden Van Goddeloze Kinderen
- Voorbeelden Van Kinderen
- Zeven Kinderen
- Zoals Kinderen
- Zorgen Voor Kinderen