'Niemand' in de Bijbel
Want de verkoper zal tot het verkochte niet wederkeren, ofschoon hun leven nog onder de levenden ware; overmits het gezicht, aangaande de gehele menigte van het land, niet zal terugkeren; en niemand zal door zijn ongerechtigheid zijn leven sterken.
Zij hebben met de trompet getrompet, en hebben alles bereid, maar niemand trekt ten strijde; want Mijn brandende toorn is over de gehele menigte van het land.
Doodt ouden, jongelingen en maagden, en kinderkens en vrouwen, tot verdervens toe; maar genaakt aan niemand, op denwelken het teken is, en begint van Mijn heiligdom. En zij begonnen van de oude mannen, die voor het huis waren.
Zo Ik het boos gedierte make door het land door te gaan, hetwelk dat van kinderen berove, zodat het woest worde, dat er niemand doorga, vanwege het gedierte;
En niemand verdrukt, den schuldenaar zijn pand wedergeeft, geen roof rooft, den hongerige zijn brood geeft, en den naakte met kleding bedekt;
En niemand verdrukt, het pand niet behoudt, en geen roof rooft, zijn brood den hongerige geeft, en den naakte met kleding bedekt;
Maar zij waren wederspannig tegen Mij, en wilden naar Mij niet horen; niemand wierp de verfoeiselen zijner ogen weg, noch verliet de drekgoden van Egypte; daarom zeide Ik, dat Ik Mijn grimmigheid over hen uitgieten zou, om Mijn toorn tegen hen te volbrengen in het midden van Egypteland.
Ik zocht nu een man uit hen, die den muur mocht toemuren, en voor Mijn aangezicht in de bresse staan voor het land, opdat Ik het niet mocht verderven; maar Ik vond niemand.
Want Ik zal het land tot een verwoesting en een schrik stellen, en de hovaardij zijner sterkte zal ophouden; en de bergen Israels zullen woest zijn, dat er niemand overga.
Mijn schapen dolen op alle bergen en op allen hogen heuvel, ja, Mijn schapen zijn verstrooid op den gansen aardbodem; en er is niemand, die er naar vraagt, en niemand, die ze zoekt.
En zij zullen den heidenen niet meer ten roof zijn, en het wild gedierte der aarde zal ze niet meer vreten; maar zij zullen zeker wonen, en er zal niemand zijn, die ze verschrikke.
Als zij hun schande zullen gedragen hebben, en al hun overtreding, met dewelke zij tegen Mij hebben overtreden, toen zij in hun land zeker woonden, en er niemand was, die hen verschrikte.
Dan zullen zij weten, dat Ik, de HEERE, hunlieder God ben, dewijl Ik ze gevankelijk heb doen wegvoeren onder de heidenen, maar heb ze weder verzameld in hun land, en heb aldaar niemand van hen meer overgelaten.
Zoekresultaten op Versies
Zoekresultaten op Boek
- Genesis (11)
- Exodus (11)
- Leviticus (9)
- Numberi (4)
- Deuteronomium (11)
- Jozua (7)
- Richteren (9)
- Ruth (1)
- 1 Samuël (10)
- 2 Samuël (1)
- 1 Koningen (8)
- 2 Koningen (11)
- 1 Kronieken (3)
- 2 Kronieken (6)
- Ezra (1)
- Esther (4)
- Job (13)
- Psalmen (13)
- Spreuken (2)
- Prediker (1)
- Jesaja (32)
- Jeremia (42)
- Klaagliederen (4)
- Ezechiël (13)
- Daniël (7)
- Hosea (3)
- Joël (1)
- Amos (3)
- Micha (4)
- Nahum (4)
- Zefanja (2)
- Zacharia (3)
- Maleachi (1)
- Mattheüs (16)
- Markus (24)
- Lukas (21)
- Johannes (31)
- Handelingen (15)
- Romeinen (6)
- 1 Corinthiërs (11)
- 2 Corinthiër (6)
- Galaten (3)
- Efeziërs (3)
- Filippenzen (1)
- Colossenzen (3)
- 1 Thessalonicenzen (4)
- 2 Thessalonicenzen (1)
- 1 Timotheüs (2)
- 2 Timotheüs (2)
- Titus (2)
- Hebreeën (4)
- Jakobus (1)
- 1 Petrus (1)
- 1 Johannes (2)
- Openbaring (12)