'Ogen' in de Bijbel
En Ruth, de Moabietische, zeide tot Naomi: Laat mij toch in het veld gaan, en van de aren oplezen, achter dien, in wiens ogen ik genade zal vinden. En zij zeide tot haar: Ga heen, mijn dochter!
Uw ogen zullen zijn op dit veld, dat zij maaien zullen, en gij zult achter haarlieden gaan; heb ik den jongens niet geboden, dat men u niet aanroere? Als u dorst, zo ga tot de vaten, en drink van hetgeen de jongens zullen geschept hebben.
Toen viel zij op haar aangezicht, en boog zich ter aarde, en zij zeide tot hem: Waarom heb ik genade gevonden in uw ogen, dat gij mij kent, daar ik een vreemde ben?
En zij zeide: Laat mij genade vinden in uw ogen, mijn heer, dewijl gij mij getroost hebt, en dewijl gij naar het hart uwer dienstmaagd gesproken hebt, hoewel ik niet ben, gelijk een uwer dienstmaagden.
Zoekresultaten op Versies
Zoekresultaten op Boek
- Genesis (64)
- Exodus (21)
- Leviticus (10)
- Numberi (31)
- Deuteronomium (45)
- Jozua (11)
- Richteren (18)
- Ruth (4)
- 1 Samuël (38)
- 2 Samuël (35)
- 1 Koningen (31)
- 2 Koningen (44)
- 1 Kronieken (11)
- 2 Kronieken (29)
- Ezra (2)
- Nehemia (3)
- Esther (12)
- Job (32)
- Psalmen (57)
- Spreuken (40)
- Prediker (7)
- Hooglied (7)
- Jesaja (40)
- Jeremia (42)
- Klaagliederen (4)
- Ezechiël (49)
- Daniël (9)
- Hosea (2)
- Joël (1)
- Amos (2)
- Jona (1)
- Micha (1)
- Habakuk (1)
- Zefanja (1)
- Zacharia (13)
- Maleachi (2)