'Toch' in de Bijbel
Ik toch heb Mijn Koning gezalfd over Sion, den berg Mijner heiligheid.
Weet toch, dat de HEERE Zich een gunstgenoot heeft afgezonderd; de HEERE zal horen, als ik tot Hem roep.
Laat toch de boosheid der goddelozen een einde nemen, maar bevestig den rechtvaardige, Gij, Die harten en nieren beproeft, o rechtvaardige God!
Want ik zeide: Dat zij zich toch over mij niet verblijden! Wanneer mijn voet zou wankelen, zo zouden zij zich tegen mij groot maken.
Zo zal zij toch komen tot het geslacht harer vaderen; tot in eeuwigheid zullen zij het licht niet zien.
Verstaat dit toch, gij godvergetenden! opdat Ik niet verscheure en niemand redde.
Een onderwijzing van David, voor den opperzangmeester. (1a) Als Doeg, de Edomiet, gekomen was, en Saul te kennen gegeven, en tot hem gezegd had: David is gekomen ten huize van Achimelech. (1b) Wat beroemt gij u in het kwaad, o gij geweldige? Gods goedertierenheid duurt toch den gansen dag.
Al laagt gijlieden tussen twee rijen van stenen, zo zult gij toch worden als vleugelen ener duive, overdekt met zilver, en welker vederen zijn met uitgegraven geluwen goud.
O God der heirscharen! keer toch weder; aanschouw uit den hemel, en zie, en bezoek dezen wijnstok,
Onze God is toch in den hemel, Hij doet al wat Hem behaagt.
Laat toch Uw goedertierenheid zijn om mij te troosten, naar Uw toezegging aan Uw knecht.
Laat U toch, o HEERE! welgevallen de vrijwillige offeranden mijns monds, en leer mij Uw rechten.
Zoekresultaten op Versies
Zoekresultaten op Boek
- Genesis (58)
- Exodus (7)
- Numberi (20)
- Deuteronomium (5)
- Jozua (6)
- Richteren (27)
- Ruth (2)
- 1 Samuël (44)
- 2 Samuël (32)
- 1 Koningen (15)
- 2 Koningen (26)
- 1 Kronieken (4)
- 2 Kronieken (3)
- Ezra (1)
- Nehemia (8)
- Job (21)
- Psalmen (12)
- Spreuken (2)
- Prediker (4)
- Jesaja (14)
- Jeremia (36)
- Klaagliederen (2)
- Ezechiël (2)
- Daniël (3)
- Hosea (6)
- Amos (4)
- Jona (2)
- Micha (1)
- Zacharia (3)
- Maleachi (4)