'Vrucht' in de Bijbel
Als gij ook in dat land gekomen zult zijn, en alle geboomte ter spijze geplant zult hebben, zo zult gij de voorhuid daarvan, deszelfs vrucht, besnijden; drie jaren zal het u onbesneden zijn, daarvan zal niet gegeten worden.
Maar in het vierde jaar zal al zijn vrucht een heilig ding zijn, ter lofzegging voor den HEERE.
En in het vijfde jaar zult gij deszelfs vrucht eten, om het inkomen daarvan voor u te vermeerderen; Ik ben de HEERE, uw God!
En het land zal zijn vrucht geven, en gij zult eten tot verzadiging toe; en gij zult zeker daarin wonen.
Zo zal Ik uw regens geven op hun tijd; en het land zal zijn inkomst geven, en het geboomte des velds zal zijn vrucht geven;
En uw macht zal ijdelijk verdaan worden; en uw land zal zijn inkomsten niet geven, en het geboomte des lands zal zijn vrucht niet geven.
Ook alle tienden des lands, van het zaad des lands, van de vrucht van het geboomte, zijn des HEEREN; zij zijn den HEERE heilig.
Verwante onderwerpen
- Blijdschap Als Vrucht Van De Geest
- De Bron Van De Vrucht
- Eerste Vruchten
- Geduld Als Vrucht Van De Geest
- Godsvrucht 's Ochtends
- Goedheid Als De Vrucht Van De Geest
- Houdingen Tegenover Onvruchtbaarheid
- Land
- Liefde Als Een Vrucht Van De Geest
- Mildheid Als Een Vrucht Van De Geest
- Natuurlijke Vruchtbaarheid